- gebaseerd
op ""Vrede in de tempel en
vrede in het hart" over de eerste
lezing van vandaag rond het verhaal van de roeping van de profeet Samuël uit
"Wat ons toekomt" van de bekende Duitse theoloog Eugen
Drewermann -
Drewermann begint zijn beschouwing met een herinnering aan een bezoek
aan een grote hindoetempel in Zuid-India. Het loopt er tegen het middaguur. Trompetten
kondigen vanaf de tempeltorens de rusttijd aan. De massa's biddende mensen,
boetelingen en bezoekers verlaten langs brede zuilengangen de offer- en
reinigingsplaatsen, zodat de stilte kan neerdalen over de beelden van goden,
strijdende helden en grijzende demonen die in overvloed de tempel sieren. Dan
ziet de bezoeker de brahmanen, een soort tempelpriesters; ze liggen,
uitgestrekt op de koele stenen in de schaduwrijke, verborgen hoekjes van de
tempel, slapend naast de rollen van de duizenden jaren oude heilige teksten.
Op dat moment dacht Drewermann: daar ligt Samuël, de Samuël uit het
verhaal dat we vandaag hoorden. Een prachtig beeld, vol priesterlijke wijsheid.
Is het niet een treffende illustratie van wat wij nastreven met
godsdienstige riten, met gebeden en offers, wat deze hindoeïstische priesters
zichzelf als vanzelfsprekend gunnen:
te mogen uitrusten op een plaats dichtbij God, waar alles in orde is,
verzekerd en bevestigd door de leer en de overlevering van de kostbaarste
openbaringen van God, waarin alles vaststaat en voltooid is...
Maar toch: schijn kan bedriegen, weten we...ook deze tempelvrede van de
slapende Samuël is niet helemaal wat ze lijkt. Niemand in het Eerste, het Oude
testament heeft dat pijnlijker ervaren dan Samuël. Het was zijn lot dat hij in
een tijd leefde waarin zelfs de tempel ontheiligd werd, waarin de meest heilige
zichtbare verbeelding van Gods aanwezigheid, de ark van het verbond, in handen
viel van uitgesproken tegenstanders en vijanden van de godsdienst. Vele officiële
vertegenwoordigers van de godsdienst waren vaak infantiele egoïsten die in naam
van God hun eigen al te menselijke belangen veilig stelden.
De hele buitenkant van de godsdienst stortte in. Het zou niet de eerste
keer in de geschiedenis zijn tot in onze dagen toe.
Wat te doen wanneer alles instort wat altijd houvast en zekerheid bood,
wanneer aan alles - leer en heiligdom - wordt getwijfeld, wanneer er nergens
meer hulp lijkt te zijn?
Het verhaal van de roeping van Samuël laat zien hoe er na het instorten
van de buitenkant een andere en diepere vrede kan ontstaan die voortkomt uit de
roep van God zelf. Waar is daarbij wél dat juist die weg naar die innerlijke
vrede begint met een grote mate van onrust, met kwellende vragen en slapeloze
nachten.
Ooit kan ieder van ons voor die vraag komen te staan: wat moet ik met mijn
leven, waar ben ik aan toe?
Dan zullen wij - net als Samuël -
naar erkende autoriteiten gaan, naar onze vrienden en leraren, om hen om
raad te vragen, om te weten wat ons te doen staat en waar we aan toe zijn. Maar
kunnen zij het laatste antwoord geven? Ook zij zullen - net als Eli - zeggen:
"Ik heb je niet geroepen"....
Maar, vervolgt Drewermann dan, met een prachtige uitleg over Eli's
antwoord:
"Ik heb je niet geroepen, maar mocht je weer een stem horen, zeg dan:
'Spreek, Heer, uw dienaar luistert'
zouden ook wij niet kunnen antwoorden:
"Ik ben niet jouw God, Ik kan niet voor jou beslissen wie jij voor
God bent. Ik heb niet het recht en de bevoegdheid mijzelf in plaats te stellen
van het woord van God. Ik weet slechts één ding: je hoeft voor God niet
onrustig heen en weer te rennen als een muis voor een kat. In tegenstelling tot
menig mens, die voortdurend van mening verandert, spreekt God standvastig
steeds weer dezelfde betrouwbare woorden: Wees maar rustig, ga maar lekker
slapen.
Als je echter in je binnenste je oor te luisteren legt en Zijn stem
hoort, wees dan bereid en verklaar dat je hem begrepen hebt."
Innerlijk luisteren...niet altijd gemakkelijk, maar als we er in
groeien,
kan het dan ook zo bij ons zo worden als bij Samuël van wie God 'niet één van
zijn woorden onvervuld liet? Mag het zo zijn: we weten dat we het belangrijkste
in ons leven niet kunnen afdwingen, dat we de grote lijnen van onze toekomst
niet van tevoren kunnen uitstippelen. We mogen er echter wel op vertrouwen dat
God ons recht zal doen en dat Hij trouw zal zijn aan Zijn woord.