“Ikzelf wist niet wie het zou zijn”.
Twee keer klinkt dit in het evangelie, uit de mond van Johannes de Doper. Ik heb lang gedacht, dat in de
tijd van het oude verbond, vóór Christus dus, de hele mensheid niets anders
deed dan hunkeren en uitzien naar de Messias, want die moest toen immers nog
komen in de verre toekomst, en hoe zou hij eruit zien? Ik heb ook lang gedacht,
dat wij die nu leven, ná Christus, puur geluk hebben
en veel beter af zijn dan die arme drommels van vóór Christus; want (zo dacht
ik) wij hoeven helemaal niet meer zo uit te zien naar de Messias; wij kunnen
terugkijken op, wij weten hoe hij eruit ziet.
Ook heb ik lang
gedacht, dat het koninkrijk Gods samenviel met - hetzelfde was als - onze kerk, de
katholieke kerk wel te verstaan, dat Jezus van óns was. Ik herken van
mijzelf nog heel goed het gevoel van
'wij hebben het ware', van superioriteit tov. die anderen, de niet-katholieken. Een gevoel ook van
medelijden met hen, want zij waren niet zo bevoorrecht, of zij zaten ernaast.
En ik herken van die tijd ook heel goed, bij mij, bij ons katholieken, de
zelfgenoegzaamheid, het gebrek aan zelfkritiek. Wij hadden immers, zo meenden
wij, het ware geloof.
Ik heb lang zó
gedacht; hoe heb ik zo kunnen denken?! Ik vind het nu
naïef. Maar het was de tijd van het rijke roomse leven. Mijn ogen zijn
opengegaan, toen Joh.XXIII de ramen opengooide van
onze kerk, toen hij ons uitnodigde om onze zelfgenoegzaamheid af te leggen, om
kritisch naar onszelf te kijken, om ons te vernieuwen. Om ook bij de andere
christen kerken in de keuken te kijken, en om buiten de christelijke kerken te
kijken naar alle andere godsdiensten.
In het evangelie van
vandaag wordt nadruk gelegd op een belangrijk punt, dat dit lijkt te onderbouwen.
Let wel, het gaat in dit evangelie om het eerste begin van Jezus optreden in
het openbaar. Hij legt de bal op de stip m.i. Wat doet Hij?
Hij begint zijn
optreden niet in Jeruzalem, de plek van het echte orthodoxe jodendom.
Hij begint onderaan, in méér dan een opzicht. Hij wijkt uit, gedwongen door de
machten die Johannes reeds in de gevangenis hadden
geworpen, naar het afgelegen en onaanzienlijke Galilea,
het land van de heidenen, 'een godverlaten oord'. Dit Galilea, onder
aan de ladder van de waardering wordt door God niet te gering geacht om als startplaats voor de blijde boodschap te
gelden. Daar gaat Hij van start tegen de verwachting in van de echte orthodoxe
Joden. En in dàt Galilea, waar de mensen wonen, die niet in tel zijn, op wie
neergekeken wordt door de joden in Jeruzalem, kiest hij zijn medewerkers,
Petrus en Andreas. Mensen uit dit minderwaardige
volk gaan voor Hem de sleutelfiguren worden voor de opbouw van de nieuwe
wereld, zijn koninkrijk. Wat is dat toch voor een ommekeer van gangbare
waarden? Wie verwacht nu toch het heil in deze wereld van een onderdrukt, arm,
minderwaardig volk? Immers, bij alle menselijke standaarden beginnen
verandering en verbetering in de wereld altijd bij de rijken, bij de machtigen,
bij diegenen aan de top die de beslissingen nemen. Maar Jezus keert die wereld
om. Hij zet die gedachte op de kop. Verandering in deze wereld begint bij de
arme, de zwakke, bij degene die niets te zeggen heeft, bij kleine mensen. Tegen
de machtige en rijke zegt Hij: Bekeer je, draai je denken 180 graden om. Tegen
de arme, kleine mens, zegt Hij: Kom op, volg mij, wij gaan samen de wereld
veranderen, tot een nieuwe hemel en nieuwe aarde maken, tot een koninkrijk
Gods. Tegen de stroom in, tegen het algemeen denken en voelen in, ging Hij van
start. Zo klinkt zijn boodschap vandaag nog, tegen de verwachting van
'weldenkende' mensen in.
Bekeer je, zegt Hij
tegen de rijke, en ontdek, dat de armoede van de arme niet de schuld is van de
arme, maar dat de arme arm is, omdat jij rijk bent ten koste van hem. De arme
sterft, veroordeeld door het minimum loon, door werkloosheid, door honger, door
ziekte en het ontbreken van levensvoorwaarden. Rijken kennen vaak niet het
kwaad dat zij doen, want ze zijn nog nooit van nabij gaan zien en hebben er dan
ook geen weet van. Bekeer je, zegt Hij tegen de rijke, en erken, dat de
weerstand van de arme tegen het onrecht van de tweedeling en de aangedane
armoede, een appèl is op jouw geweten om je wegen te
veranderen. Wanneer zullen de grote bankiers, de regeerders van de wereld, de
industriëlen, de eigenaars van de multinationals, de grootgrondbezitters, het
volk van de hoge klasse, zich bekeren en omzien naar de armen,
die door hen overheerst en uitgebuit worden? En openlijk erkennen:
'Jullie armen zijn de rechtvaardigen, de sleutelfiguren voor het koninkrijk
Gods, want jullie zetten ons op het spoor?'
Wanneer wij deze
week bidden voor eenheid van alle christen kerken, dan bidden wij, dat wij
allen dat mogen zien, dat wij mogen terugkeren naar het begin, naar Jezus van
Nazareth, naar zijn houding, naar zijn keuzes, naar zijn boodschap. Dan bidden
wij dat in alle kerken radicale mannen/vrouwen mogen opstaan en Hem volgen. Dan
bidden wij, dat deze mannen/vrouwen - over alle kerkgrenzen heen, over alle
verschillen heen - elkaar mogen vinden
en zich verbonden mogen weten in hun inzet voor een nieuwe hemel, een nieuwe aarde. Wij zien dat
dit proces van naar elkaar toegroeien over grenzen heen momenteel op veel
plekken en tussen veel mensen gebeurt. En dat stemt tot
vreugde en geeft hoop voor de toekomst.
Tweemaal zegt
Johannes de Doper: “Ikzelf wist eerst niet wie het zou zijn” Maar
, zegt hij, ik heb het gezien, en mijn getuigenis luidt: dit is de Zoon
van God.