Eenheid in navolging van Christus

© Geert Bles, Heerlen 2008



 Ikzelf wist niet wie het zou zijn”. Twee keer klinkt dit in het evangelie, uit de mond van Johannes de Doper.  Ik heb lang gedacht, dat in de tijd van het oude verbond, vóór Christus dus, de hele mensheid niets anders deed dan hunkeren en uitzien naar de Messias, want die moest toen immers nog komen in de verre toekomst, en hoe zou hij eruit zien? Ik heb ook lang gedacht, dat wij die nu leven, ná Chris­tus, puur geluk hebben en veel beter af zijn dan die arme drommels van vóór Christus; want (zo dacht ik) wij hoeven helemaal niet meer zo uit te zien naar de Messias; wij kunnen terugkijken op, wij weten hoe hij eruit ziet.

Ook heb ik lang gedacht, dat het koninkrijk Gods samenviel met - hetzelfde was als -  onze kerk, de katholieke kerk wel te verstaan, dat Jezus van óns was. Ik herken van mijzelf  nog heel goed het gevoel van 'wij hebben het ware', van superioriteit tov. die anderen, de niet-katholieken. Een gevoel ook van medelijden met hen, want zij waren niet zo bevoorrecht, of zij zaten ernaast. En ik herken van die tijd ook heel goed, bij mij, bij ons katholieken, de zelfgenoegzaamheid, het gebrek aan zelfkritiek. Wij hadden immers, zo meenden wij, het ware geloof.

 

Ik heb lang zó gedacht; hoe heb ik zo kunnen denken?! Ik vind het nu naïef. Maar het was de tijd van het rijke roomse leven. Mijn ogen zijn opengegaan, toen Joh.XXIII de ramen opengooide van onze kerk, toen hij ons uitnodigde om onze zelfgenoegzaamheid af te leggen, om kritisch naar onszelf te kijken, om ons te ver­nieuwen. Om ook bij de andere christen kerken in de keuken te kijken, en om buiten de christelijke kerken te kijken naar alle andere godsdiensten.

 

In het evangelie van vandaag wordt nadruk gelegd op een belangrijk punt, dat dit lijkt te onderbouwen. Let wel, het gaat in dit evangelie om het eerste begin van Jezus optreden in het openbaar. Hij legt de bal op de stip m.i.  Wat doet Hij?

Hij begint zijn optreden niet in Jeruzalem, de plek van het echte orthodoxe jodendom. Hij begint onderaan, in méér dan een opzicht. Hij wijkt uit, gedwongen door de machten die Johannes reeds in de gevangenis hadden geworpen, naar het afgelegen en onaanzienlijke Galilea, het land van de heidenen, 'een godverlaten oord'.  Dit Galilea, onder aan de ladder van de waardering wordt door God niet te gering geacht om als startplaats voor de blijde boodschap te gelden. Daar gaat Hij van start tegen de verwachting in van de echte orthodoxe Joden. En in dàt Galilea, waar de mensen wonen, die niet in tel zijn, op wie neergekeken wordt door de joden in Jeruzalem, kiest hij zijn medewerkers, Petrus en Andreas. Mensen uit dit minder­waardige volk gaan voor Hem de sleutelfiguren worden voor de opbouw van de nieuwe wereld, zijn koninkrijk. Wat is dat toch voor een ommekeer van gangbare waarden? Wie verwacht nu toch het heil in deze wereld van een onderdrukt, arm, minderwaardig volk? Immers, bij alle menselijke standaarden beginnen verandering en verbetering in de wereld altijd bij de rijken, bij de machtigen, bij diegenen aan de top die de beslissingen nemen. Maar Jezus keert die wereld om. Hij zet die gedachte op de kop. Verandering in deze wereld begint bij de arme, de zwakke, bij degene die niets te zeggen heeft, bij kleine mensen. Tegen de machtige en rijke zegt Hij: Bekeer je, draai je denken 180 graden om. Tegen de arme, kleine mens, zegt Hij: Kom op, volg mij, wij gaan samen de wereld veranderen, tot een nieuwe hemel en nieuwe aarde maken, tot een koninkrijk Gods. Tegen de stroom in, tegen het algemeen denken en voelen in, ging Hij van start. Zo klinkt zijn boodschap vandaag nog, tegen de verwachting van 'weldenkende' mensen in.

 

Bekeer je, zegt Hij tegen de rijke, en ontdek, dat de armoede van de arme niet de schuld is van de arme, maar dat de arme arm is, omdat jij rijk bent ten koste van hem. De arme sterft, veroordeeld door het minimum loon, door werkloosheid, door honger, door ziekte en het ontbreken van levensvoorwaarden. Rijken kennen vaak niet het kwaad dat zij doen, want ze zijn nog nooit van nabij gaan zien en hebben er dan ook geen weet van. Bekeer je, zegt Hij tegen de rijke, en erken, dat de weerstand van de arme tegen het onrecht van de tweedeling en de aangedane armoede, een appèl is op jouw geweten om je wegen te veranderen. Wanneer zullen de grote bankiers, de regeerders van de wereld, de industriëlen, de eigenaars van de multinationals, de grootgrondbezitters, het volk van de hoge klasse, zich bekeren en omzien naar de armen, die door hen overheerst en uitgebuit worden? En openlijk erkennen: 'Jullie armen zijn de rechtvaardigen, de sleutelfiguren voor het koninkrijk Gods, want jullie zetten ons op het spoor?' 

 

Wanneer wij deze week bidden voor eenheid van alle christen kerken, dan bidden wij, dat wij allen dat mogen zien, dat wij mogen terugkeren naar het begin, naar Jezus van Nazareth, naar zijn houding, naar zijn keuzes, naar zijn boodschap. Dan bidden wij dat in alle kerken radicale mannen/vrouwen mogen opstaan en Hem volgen. Dan bidden wij, dat deze mannen/vrouwen - over alle kerkgrenzen heen, over alle verschillen heen -  elkaar mogen vinden en zich verbonden mogen weten in hun inzet voor een nieuwe hemel, een nieuwe aarde.  Wij zien dat dit proces van naar elkaar toegroeien over gren­zen heen momenteel op veel plekken en tussen veel mensen gebeurt. En dat stemt tot vreugde en geeft hoop voor de toekomst.

 

Tweemaal zegt Johannes de Doper: “Ikzelf wist eerst niet wie het zou zijn” Maar , zegt hij, ik heb het gezien, en mijn getuigenis luidt: dit is de Zoon van God.