Kerk bij de tijd

© Geert Bles, Heerlen 2002



Inleiding:

Jezus begint zijn optreden niet in Jeruzalem, het centrum van de politieke macht, het religieuze centrum, maar in Galilea, een buitengebied. Daarom horen we in de lezingen: "Het volk dat in de duisternis zit, heeft een groot licht gezien." Daar in dat gebied achteraf selecteert Hij zijn eerste helpers, Petrus en Andreas. Het klinkt denigrerend, negatief, maar toch: zou er misschien een bedoeling achter zitten?

 

Preek:

- Telkens als wij hier samen komen om te vieren, bidden wij het gebed van Jezus. Wij zeggen dan samen met Hem: 'Uw Rijk kome'.

Weten wij wel wat wij daarmee zeggen? Wij bidden om een wereld die God voor ogen staat, een wereld waar mensen er zijn voor elkaar, een wereld waar iedereen mag zijn wie hij/zij is, en waar we met zijn allen zorg dragen dat ook onze kinderen er kunnen leven. Om zo'n wereld bidden wij wanneer wij zeggen: 'Uw Rijk kome'.

 

Ik heb in mijn jeugd, en lang daarna, gedacht dat het Koninkrijk van God hetzelfde was als onze kerk, de katholieke kerk wel te verstaan. Terugkijkend, vraag ik mij af hoe ik zo naïef heb kunnen zijn. Want wat was het gevolg van zo'n denken? Een gevoel van 'wij hebben het ware', een gevoel van superioriteit tov. al die anderen die in de fout zaten, de niet-katholieken en vooral de heidenen. Een ander gevolg was, ik herkende dit bij mij zelf, een soort zelfgenoeg­zaam­heid en gebrek aan zelfcritiek. De katholieke kerk had immers, zo meen­de ik, het ware. Het was de tijd van het rijke roomse leven.

 

- Mijn ogen zijn opengegaan, toen paus Johannes XXIII - met zijn aggior­namento - de ramen open­gooide van onze kerk, toen hij ons uit­nodigde om die zelfgenoeg­zaamheid af te leggen, om critisch naar onszelf te kijken, om ons te ver­nieuwen, om naarbuiten te kijken, om bij de andere chris­ten kerken in de keuken te kij­ken, en ook naar andere godsdiensten te kijken. Hij nodigde ons uit om ons te bezinnen op de plek, die de kerk in de wereld zou moeten hebben. Daar moest immers het rijk Gods gestalte krij­gen.

 

Deze profetische paus heeft aangevoeld, dat de kerk langzaam was verworden tot een machtig, in-zich­zelf-inges­loten instituut, met verkalkte wetten en dogma's. Allengs was het idee ontstaan dat de kerk er was voor zichzelf. Daarom kon het gebeuren dat ze geen boodschap meer had voor de wereld, en dat alle aan­dacht gericht was op de handhaving van haar machtspositie, op uitbreiding.

Maar, was de oproep van Johannes, als de kerk geen boodschap heeft aan de wereld, moet ze op de helling. Als de kerk gevangen zit in haar eigen wetten, moet ze zich opnieuw bezin­nen. Als ze alleen maar uit is om zichzelf in stand te houden, heeft ze geen recht van bes­taan. Een kerk die niet dient, dient tot niets.

 

Met die gedachte nodigde Johannes XXIII in 1958 de bisschoppen van de wereld uit voor een concilie. Hij wilde met een concilie de kerk bij de tijd brengen, en ontdoen van de ballast van eeuwen. Ontzettend veel mensen in de hele wereld vonden die oproep van paus Johannes XXIII een verademing, omdat zij al heel lang aan­voelden dat de kerk geen blijde bevrijdende boodschap meer had. Als de kerk oog heeft voor de wereld, wordt zij gehoord en serieus genomen.

 

- Het is iets van deze openheid, die ik vermoed in Jezus' besluit om afstand te nemen van Jeruzalem, het religieuze centrum van Farizeeën en Schriftgeleerden, om naar Galilea te gaan en daar zijn beweging op te starten.

 

Want wat is dat voor een gebied? Galilea is een joods diaspora-gebied achteraf, een buitengebied waar veel vreemdelingen wonen en de joden een minderheid vormen. De mensen staan er aan de rand van de ware godsdienst. Ze zijn ongeletterd en kennen nauwelijks de joodse godsdienst, zoals de joodse wet die aangeeft. Ze doen water bij de wijn en moeten zich voortdurend aanpassen. De religieuze authoriteiten in Jeruzalem kijken neer op dat gebied, waar men zich maar matig aan de joodse wetten en voorschriften houdt.

Mensen in dat gebied worden minder geacht; ze worden door het centrale gezag met argwaan bekeken. 

 

Je zou ook kunnen zeggen - dat klinkt positiever - de mensen in dat randgebied, ver van het religieuze centrum, staan open voor nieuwe ideeën. Ik denk aan de situatie van de kerk in Nederland ten tijde van het Vaticaanse Concilie en daarna. Ze hebben minder last van wetten en tradities, die niet meer als zinvol worden ervaren. Als je dan toch al de naam hebt van randkerkelijk en slechtgelovig, kun je je ook wat vrijer voelen om nieuwe wegen te zoeken. Waarom zou bisschop Bekkers in de zestiger jaren zo populair zijn geweest? Mensen in zo'n gebied zijn soepeler en opener: nieuwe wegen zijn welkom.

 

In dit randgebied, ver van Jeruzalem, begint Jezus zijn prediking, en Hij sluit daarbij precies aan bij de overtuiging die er heerst: maak je vrij van wetten die door mensenhanden zijn gemaakt en ga terug naar de kern van de zaak: medemenselijkheid, rechtvaar­digheid en liefde tot God. Deze plaats onder aan de ladder van de waardering wordt door God niet te gering geacht om als eerste plek voor de blijde boodschap te gelden. Daar gaat Jezus van start tegen de ver­wachting van de echte orthodoxe Joden in. In dàt Galilea, waar de mensen wonen, die niet in tel zijn, op wie neer­gekeken wordt door de joden in Jeruzalem, selecteert Hij zijn eerste medewerkers, Petrus en Andreas. Men­sen uit dit minder geachte volk gaan voor Hem de sleutelfiguren worden voor de opbouw van de nieuwe wereld, zijn koninkrijk. Wat is dat toch voor een ommekeer van gangbare waar­den?  Wie verwacht nu toch, dat het heil in deze wereld begint bij dat volk aan de marge? Immers, bij alle men­selijke maatstaven begin­nen verandering en verbetering in de wereld toch bij de mach­tigen, bij de wetgevers en wet­shandhavers, bij de top die bes­lis­singen neemt. Maar Jezus keert die wereld om. Hij zet die gedachte op de kop. Verandering in deze wereld begint bij de onderkant, bij degene die niets te zeggen heeft, die niet in tel zijn. 'Over hen', zegt het evangelie, 'is een licht op­gegaan'.

 

- Jezus kiest in Galilea zijn eerste medewerkers, Petrus en Andreas. Ook onze Andreas is geroepen, niet alleen om nauwgezet  opgelegde wetten te volbrengen en de voorgeschreven gebeden te bid­den, niet alleen om zondags te vieren, maar om midden in de wereld te staan met een boodschap van bevrij­ding en open te staan voor de noden en vragen van mensen van­daag.