God heeft ons mensen nodig

© Geert Bles, Heerlen 2003



Ik ben drie weken in Afrika geweest, in Zimbabwe, op bezoek bij een bevriend echtpaar, Joseph en Talita. Niet op safari, om wilde beesten te zien, maar om bij gewone mensen te zijn, om hun dagelijkse pijn en zorgen te delen. Het land zit in een economische crisis, er is droogte, er is armoede, er is hongersnood; mensen staan uren in de rij, in de barre zon, om een beetje rijst, om een brood, om een beetje olie om te bakken.  Ik ben er geweest om stil te worden, om onder de indruk te zijn van de levenskunst en de levenskracht van mensen in zo’n situatie.

 

Op Nieuwjaarsdag  ben ik met Talita (zij  is verpleegster geweest) naar het Masjambanzou  Care Centre gegaan, een hospice voor terminale aidspatienten, dat wordt gerund door drie zusters.  Er waren drie units op dat terrein, een met tien kamertjes voor  mannen, een met tien kamertjes voor vrouwen, een met een zaaltje voor tien kinderen. Mannen en vrouwen, gemiddeld beneden de dertig schat ik, en kinderen,  allemaal in de laatste weken, hooguit maanden, van hun leven. Ik dacht aan de 100 millioen die een paar uur eerder in Nederland  de lucht was in geknald, en aan deze mensen die sterven omdat onze medicijnen voor hen niet betaalbaar zijn. Ik zag de pijn en de hulpeloosheid in hun ogen. Ik heb met hen gepraat, hun zorgen met hen gedeeld, en gebeden om toekomst voor hun kinderen die ze als wezen moeten achterlaten.

 

Dit speelde door mijn hoofd toen ik mij ging voorbereiden op de overweging voor dit weekend:  ‘de tijd is rijp’  zegt het evangelie, ‘het koninkrijk Gods is op handen.’  Hoe moet ik die wereld rijmen met het koninkrijk Gos?  Waar is dan dat koninkrijk Gods? Wat moet ik mij daar toch bij voorstellen?

 

Wij zitten in een wereld van enerzijds rijkdom, soms extreme rijkdom, en ander­zijds armoede, soms extreme armoede; het is slechts een paar uur vliegen van elkaar verwijderd. Die verschrikkelijke tegenstelling heeft niets met het koninkrijk Gods van doen, maar in die wereld moet het wel komen en het kan er komen! ‘Heb geloof in de goede boodschap’, zegt het evangelie. 

 

Wij zitten in een wereld van racistisch gepraat, van onverdraagzaam­heid ten opzichte van mensen, die van verre afkomen op de kruimels die van onze tafels vallen; ‘economische vluchtelingen’ worden ze genoemd. Die wereld van racisme en onverdraagzaamheid heeft niets met het koninkrijk Gods van doen,  maar daar moet het wel komen.

 

Het rijk Gods is niet een of andere ideale situatie, die ons te wachten staat na dit leven op aarde, een hemel na  veel miserie hier. Het is geen zoethoudertje voor mensen, die het in dit leven ellendig hebben. Dit is ons wel vaak zo voorgehouden, maar ten onrechte. Het rijk Gods is op handen,  het is hier en nu, midden onder ons.

 

Het rijk Gods heeft ook niets van doen met een bepaalde groep mensen, die uitverkoren zouden zijn; tegenover een grote groep, die verdoemd zouden zijn. Gods liefde kan niet uitsluiten.

 

Het rijk Gods  is ook niet hetzelfde als de kerk. Ik heb dit ooit gedacht, maar nu niet meer. De kerk staat, moet ten dienste staan, van dat rijk Gods, is instrument tot het rijk Gods, maar ís het rijk Gods niet: "Als de Kerk niet dient, dient zij tot niets".

 

Als Jezus spreekt over het rijk Gods, dan bedoelt Hij iets anders: Dan bedoelt Hij: Omgekeerde waarden, maar wel in de kontekst van die ‘beroerde’ wereld waarin wij leven; omgekeerde waarden, andere dan die gangbaar zijn, maar wel ín onze wereld. Hij spreekt niet voor niets van: keer je om én geloof in die goede boodschap, geloof dat het kan, hier en nu.  Het rijk Gods is aanwezig in mensen, die blijven geloven in de verbetering van de wereld; die de reddende hand  reiken aan hen, wie het water tot de lippen komt en die in nood zijn.

 

Het is aanwezig in mensen met een grondhouding van eerbied en respect voor de ander, van zorg  voor het kwetsbare en zwakke, van menselijkheid en liefde. Een grondhouding, die telkens weer opnieuw - in wat voor situatie dan ook, tegenover wie dan ook - gestalte krijgt in de keuze voor concrete mensen, in de keuze voor het leven. Die grondhouding is het criterium voor alles wat mensen hebben, hun bezit, hun arbeid, hun huis, hun bestaansmiddelen; die grondhouding bepaalt hun familiebanden, hun relaties met mensen.  Altijd gericht op leven schenken, op leven delen, zelfs met inlevering van eigen leven. Dát is het Rijk Gods, dat op handen is, midden onder ons, in zúlke mensen. En God zij dank, zo zijn er velen, maar alleen zichtbaar voor hen die willen zien, zichtbaar voor hen die erin geloven. 

 

Och, ik kan mensen aanwijzen, die er niet in geloven, doem­denkers, de zogenaamde nuchtere realisten. Zij wijzen met hun vinger naar hun voorhoofd en verklaren ons voor gek, voor dromers, voor uitslovers: ‘het haalt toch allemaal niets uit, kijk naar Afghanistan, kijk naar Afrika, het is boter aan de galg gesmeerd, wees toch reëel’, zeggen ze. ‘Wat haalt het uit!’, zeggen ze. Ze lijken het gelijk aan hun kant te hebben.

Ik ken er ook, die geen boodschap hebben aan die blijde boodschap; die er niet naar willen luisteren omdat het hun niet past; die alles naar zich toehalen, al is het over de rug van hun medemensen. ‘Je leeft maar een keer’, zeggen zij.

Ik ken er ook, die het rijk Gods naar later verplaat­sen buiten deze wereld; die lijdzaam blijven toezien naar de miserie in deze wereld en alles van God verwachten; zij zijn de mensen op wie God vergeefs een beroep doet, als kinderen te vroeg ster­ven.

Ik ken er, die zichzelf tot de groep uit­verkorenen rekenen en de grote massa afschrijven.

 

Het volkomen verrassende van Jezus’ verkondiging is, dat Hij een uitweg biedt uit de impasse, door de mens te wijzen op zijn vermogen tot radicale vernieuwing en verandering. Er zijn er altijd in die wereld van ons, in die wereld van grote tegenstellingen, die het niet opgeven, die blijven geloven dat het anders kan/moet en ernaar leven; die hun wegen omkeren; die zoeken naar wegen om die tegenstellingen te overbruggen; die hun stem uitbrengen op een partij die dat in zijn programma heeft staan; die de Max Havelaar koffie en andere produkten uit de wereldwinkel kopen met de intentie om mensen elders te helpen; die met weinig genoegen nemen, om te kunnen delen met die anderen ginds; die willen begrijpen waarom vluchtelingen hier zijn; die mensen die op straat gezet worden opnemen, al is het voor een tijdje; die in gezelschap verzet aantekenen tegen racis­tisch gepraat.

 

Ja, in zulke mensen is het koninktijk Gods op handen, midden onder ons.