Een
leerling op school schreef in zijn
dagboek: “Vandaag heb ik in de godsdienstles het volgende geleerd: een woord is
een woord van God, als arme mensen er blij van worden; maar een woord is een
leugen en geen woord van God, als het arme mensen pijn doet.”
Als
Jezus van Nazareth zijn openbaar leven begint, geeft Hij duidelijk aan waar Hij
voor gaat. Hij treedt naar buiten met
zijn programma, met zijn ‘mission statement’, zouden we vandaag zeggen. Hij
doet dat in de synagoge van zijn geboorteplaats, waar Hij het woord neemt. Hij
voelt dat Gods geest op Hem rust, dat Hij iets te zeggen heeft, en Hij verwijst
naar woorden van de profeet Jesaia. Dan neemt Hij het woord en geeft Hij
uitleg, maakt de inhoud actueel en past het toe op zijn tijd, op zichzelf: “Wat
je zojuist gehoord hebt, is vandaag werkelijkheid geworden”. Hij wijst op
zichzelf; het is zijn programmastuk. Hij gaat het waarmaken, in woord en daad.
De
evangelist Lucas stelt Jezus als profeet voor, op wie Gods geest rust en die
een zending heeft: aan armen de blijde boodschap te brengen, aan gevangenen
vrijlating, aan blinden gezicht, aan verdrukten vrijheid. Lucas bedoelt hier
geen vergeestelijkte boodschap. Zoals het Oude Testament godsdienstigheid nooit
loskoppelde van het dag-en-dagelijkse bestaan van mensen, zo begrijpt Lucas de
boodschap van Jezus. Jezus aanvaardt in het evangelie van deze zondag zijn heel
eigen taak. Hij gaat aan Gods wet geen jota veranderen of toevoegen, maar
zorgen dat die wet handen en voeten krijgt. Hij gaat zelf die wet ten volle
beleven, opdat armen weer blij worden, gevangenen vrij, blinden ziende en
verdrukten weer ontspannen. Hij zal die wet gaan beleven vanuit het hart, opdat
de letter van de wet geen dode letter blijft, maar gestalte krijgt in een mens
van vlees en bloed. Vandaag maakt Jezus in de synagoge van zijn vaderstad nog
veel indruk, maar dat zal niet zo blijven. Zijn woorden van geest en leven zullen de mannen van de harde wet
tegen de borst stuiten en in verzet doen komen. De spanning is voelbaar, tot in
onze dagen toe.
Zijn
woorden liegen er ook niet om: Hij eist, dat zijn leerlingen alles achter zich
laten. Hij eist van de rijke jongeling, dat hij alles verkoopt. Hij spreekt
letterlijk van ‘wee u rijken’. Er
bestaat geen twijfel over, dat de evangelist Lucas met armen de materieel armen
bedoelt; het ‘genadejaar van de Heer’ verwijst naar de herverdeling en de
sociale gerechtigheid van het sabbat- of jubeljaar. Die boodschap snijdt erin,
zozeer dat de evangelist Matheus probeert de scherpe kanten ervan af te
halen; hij spreekt liever van armen van
geest. De boodschap is zo radicaal dat zelfs zijn familie er niet goed raad mee weet en fluistert: ‘neem hem niet
al te serieus, Hij is gek.’
Dat
in de eerste christentijd die boodschap hard aankomt, blijkt uit de
Jacobusbrief: “veronderstel”, zegt Jacobus, (zo rond het jaar 60) “er treedt in
uw samenkomst een man binnen, keurig gekleed en met gouden ringen aan zijn
vingers, en tegelijkertijd komt er een arme aan, in schamele kleren; als gij nu
opziet tegen de rijk geklede man en hem een ereplaats aanbiedt, terwijl gij
tegen de arme zegt: blijf daar maar staan, of: ga hier op de grond zitten,
maakt gij u dan niet schuldig aan een
kwaadaardig soort discriminatie?” De
christenen hadden het in die begintijd
kennelijk ook al moeilijk met die harde en duidelijke boodschap van Christus;
er was toen blijkbaar ook al verschil tussen rijk en arm en er werd toen
blijkbaar ook al gediscrimineerd.
En
laten we eerlijk zijn, ouderen onder ons kennen de tijd nog, dat er zelfs in
onze kerk verschil gemaakt werd: rijken voor in de kerk, armen achterin op de
armenplaatsen; verschillende tarieven bij huwelijken, bij begrafenissen: eerste
klas voor de rijken, armentarieven voor de armen.
De
boodschap van Jezus, die zegt: ‘ik kom voor de bevrijding van de armen en
onderdrukten’ komt hard en radicaal aan, toen al in zijn tijd en altijd in de
geschiedenis. De herinnering aan Jezus is een gevaarlijke herinnering, ook
altijd geweest. En altijd door is de eerste reactie van mensen, ook van
christenen, er een geweest van afhouden,
afzwakken. Altijd door hebben mensen, ook christenen, geprobeerd om zijn
boodschap te ontkrachten, de bedreigende kant eraf te halen, de gevaarlijke
herinnering ongevaarlijk te maken.
Begrijpelijk
is die reactie, want we voelen ons zo direct aangesproken. Wat moeten wij
ermee, wat kunnen wij ermee, in de praktijk?
De grote meerderheid van onze broeders en zusters in de wereld leeft in
onmenselijke situaties. En dat is geen noodlot dat hen toevallig treft en waar
wij niets aan kunnen doen. Dat kunnen wij wel; hun armoede heeft een
oorzakelijk verband met onze rijkdom in de westerse wereld. Ons levensniveau
hier onthoudt aan mensen elders de minimumcondities tot menswaardig leven. Maar
we zijn geneigd de radicaliteit van de boodschap van Jezus af te zwakken, te
vergeestelijken. Dan kunnen we weer rustig verder leven en hoeven we ons niet
schuldig te voelen.
Maar
klinkt de boodschap van Jezus dan echt nog als een blijde boodschap voor ons,
voor mij? Heeft de boodschap van Jezus dan niets bemoedigends te zeggen aan het
adres van hen/ons, die toch niet tot die tweederde armsten van de wereld
behoren? Misschien toch wel! Want zou het ons werkelijk verarmen als wij zijn
radicale boodschap serieus nemen? Zouden wij misschien niet eerder ontdekken,
dat er wel degelijk andere waarden zijn in het leven? dat het delen van de koek een bron van vreugde kan zijn? dat inzet voor een andere wereld, waar de
tweedeling rijk/arm niet meer zo schrijnend is, ook ons verrijkt, ook ons meer
mens maakt?
Daarom
meen ik dat het niet alleen onze taak is, maar dat het ons ook tot voordeel is
en ons verrijkt, als we onze ogen niet sluiten voor de mensen, die vandaag de
dag arm zijn in onze maatschappij, in onze wereld. Ja, misschien zijn het onze
buren, misschien zijn het mensen die op dit moment naast ons zitten, die
getroffen worden door de bezuinigingsmaatregelen of door een bikkelhard
vluchtelingenbeleid van de overheid. Laten wij ons hoofd niet afwenden, maar
openstaan voor de feiten; ook onze Parkstad kent meer kwetsbare mensen, meer
kwetsbare/gebroken gezinnen dan we vermoeden.
Als kerk hebben wij een taak; laten we samen zoeken, hoe wij als
gemeenschap met die werkelijkheid in ons midden kunnen omgaan; samen zoeken,
hoe wij de boodschap van Jezus vandaag de dag gestalte kunnen en moeten geven.
Een
woord is een woord van God, als het verstaan wordt en het - ook vandaag - arme
mensen blij maakt; het is geen woord
van God, het is een leugen, als het niet verstaan wordt en arme mensen pijn
doet en in de kou laat staan.