Een Goede Boodschap voor Iedereen

© Geert Bles, Heerlen 2004



Een leerling op school schreef  in zijn dagboek: “Vandaag heb ik in de godsdienstles het volgende geleerd: een woord is een woord van God, als arme mensen er blij van worden; maar een woord is een leugen en geen woord van God, als het arme mensen pijn doet.”

 

Als Jezus van Nazareth zijn openbaar leven begint, geeft Hij duidelijk aan waar Hij voor gaat.  Hij treedt naar buiten met zijn programma, met zijn ‘mission statement’, zouden we vandaag zeggen. Hij doet dat in de synagoge van zijn geboorteplaats, waar Hij het woord neemt. Hij voelt dat Gods geest op Hem rust, dat Hij iets te zeggen heeft, en Hij verwijst naar woorden van de profeet Jesaia. Dan neemt Hij het woord en geeft Hij uitleg, maakt de inhoud actueel en past het toe op zijn tijd, op zichzelf: “Wat je zojuist gehoord hebt, is vandaag werkelijkheid geworden”. Hij wijst op zichzelf; het is zijn programmastuk. Hij gaat het waarmaken, in woord en daad.

 

De evangelist Lucas stelt Jezus als profeet voor, op wie Gods geest rust en die een zending heeft: aan armen de blijde boodschap te brengen, aan gevangenen vrijlating, aan blinden gezicht, aan verdrukten vrijheid. Lucas bedoelt hier geen vergeestelijkte boodschap. Zoals het Oude Testament godsdienstigheid nooit loskoppelde van het dag-en-dagelijkse bestaan van mensen, zo begrijpt Lucas de boodschap van Jezus. Jezus aanvaardt in het evangelie van deze zondag zijn heel eigen taak. Hij gaat aan Gods wet geen jota veranderen of toevoegen, maar zorgen dat die wet handen en voeten krijgt. Hij gaat zelf die wet ten volle beleven, opdat armen weer blij worden, gevangenen vrij, blinden ziende en verdrukten weer ontspannen. Hij zal die wet gaan beleven vanuit het hart, opdat de letter van de wet geen dode letter blijft, maar gestalte krijgt in een mens van vlees en bloed. Vandaag maakt Jezus in de synagoge van zijn vaderstad nog veel indruk, maar dat zal niet zo blijven. Zijn woorden van geest  en leven zullen de mannen van de harde wet tegen de borst stuiten en in verzet doen komen. De spanning is voelbaar, tot in onze dagen toe.

 

Zijn woorden liegen er ook niet om: Hij eist, dat zijn leerlingen alles achter zich laten. Hij eist van de rijke jongeling, dat hij alles verkoopt. Hij spreekt letterlijk van ‘wee  u rijken’. Er bestaat geen twijfel over, dat de evangelist Lucas met armen de materieel armen bedoelt; het ‘genadejaar van de Heer’ verwijst naar de herverdeling en de sociale gerechtigheid van het sabbat- of jubeljaar. Die boodschap snijdt erin, zozeer dat de evangelist Matheus probeert de scherpe kanten ervan af te halen;  hij spreekt liever van armen van geest. De boodschap is zo radicaal dat zelfs zijn familie er niet goed  raad mee weet en fluistert: ‘neem hem niet al te serieus, Hij is gek.’

 

Dat in de eerste christentijd die boodschap hard aankomt, blijkt uit de Jacobusbrief: “veronderstel”, zegt Jacobus, (zo rond het jaar 60) “er treedt in uw samenkomst een man binnen, keurig gekleed en met gouden ringen aan zijn vingers, en tegelijkertijd komt er een arme aan, in schamele kleren; als gij nu opziet tegen de rijk geklede man en hem een ereplaats aanbiedt, terwijl gij tegen de arme zegt: blijf daar maar staan, of: ga hier op de grond zitten, maakt gij  u dan niet schuldig aan een kwaadaardig soort discriminatie?”  De christenen hadden het  in die begintijd kennelijk ook al moeilijk met die harde en duidelijke boodschap van Christus; er was toen blijkbaar ook al verschil tussen rijk en arm en er werd toen blijkbaar ook al gediscrimineerd.

 

En laten we eerlijk zijn, ouderen onder ons kennen de tijd nog, dat er zelfs in onze kerk verschil gemaakt werd: rijken voor in de kerk, armen achterin op de armenplaatsen; verschillende tarieven bij huwelijken, bij begrafenissen: eerste klas voor de rijken, armentarieven voor de armen.

 

De boodschap van Jezus, die zegt: ‘ik kom voor de bevrijding van de armen en onderdrukten’ komt hard en radicaal aan, toen al in zijn tijd en altijd in de geschiedenis. De herinnering aan Jezus is een gevaarlijke herinnering, ook altijd geweest. En altijd door is de eerste reactie van mensen, ook van christenen, er een geweest van afhouden,  afzwakken. Altijd door hebben mensen, ook christenen, geprobeerd om zijn boodschap te ontkrachten, de bedreigende kant eraf te halen, de gevaarlijke herinnering ongevaarlijk te maken.

 

Begrijpelijk is die reactie, want we voelen ons zo direct aangesproken. Wat moeten wij ermee, wat kunnen wij ermee,  in de praktijk? De grote meerderheid van onze broeders en zusters in de wereld leeft in onmenselijke situaties. En dat is geen noodlot dat hen toevallig treft en waar wij niets aan kunnen doen. Dat kunnen wij wel; hun armoede heeft een oorzakelijk verband met onze rijkdom in de westerse wereld. Ons levensniveau hier onthoudt aan mensen elders de minimumcondities tot menswaardig leven. Maar we zijn geneigd de radicaliteit van de boodschap van Jezus af te zwakken, te vergeestelijken. Dan kunnen we weer rustig verder leven en hoeven we ons niet schuldig te voelen.

 

Maar klinkt de boodschap van Jezus dan echt nog als een blijde boodschap voor ons, voor mij? Heeft de boodschap van Jezus dan niets bemoedigends te zeggen aan het adres van hen/ons, die toch niet tot die tweederde armsten van de wereld behoren? Misschien toch wel! Want zou het ons werkelijk verarmen als wij zijn radicale boodschap serieus nemen? Zouden wij misschien niet eerder ontdekken, dat er wel degelijk andere waarden zijn in het leven?  dat het delen van de koek een bron van vreugde kan zijn?  dat inzet voor een andere wereld, waar de tweedeling rijk/arm niet meer zo schrijnend is, ook ons verrijkt, ook ons meer mens maakt?

 

Daarom meen ik dat het niet alleen onze taak is, maar dat het ons ook tot voordeel is en ons verrijkt, als we onze ogen niet sluiten voor de mensen, die vandaag de dag arm zijn in onze maatschappij, in onze wereld. Ja, misschien zijn het onze buren, misschien zijn het mensen die op dit moment naast ons zitten, die getroffen worden door de bezuinigingsmaatregelen of door een bikkelhard vluchtelingenbeleid van de overheid. Laten wij ons hoofd niet afwenden, maar openstaan voor de feiten; ook onze Parkstad kent meer kwetsbare mensen, meer kwetsbare/gebroken gezinnen dan we vermoeden.  Als kerk hebben wij een taak; laten we samen zoeken, hoe wij als gemeenschap met die werkelijkheid in ons midden kunnen omgaan; samen zoeken, hoe wij de boodschap van Jezus vandaag de dag gestalte kunnen en moeten geven.

 

Een woord is een woord van God, als het verstaan wordt en het - ook vandaag - arme mensen blij maakt;  het is geen woord van God, het is een leugen, als het niet verstaan wordt en arme mensen pijn doet en in de kou laat staan.