De tijd dringt

© Geert Bles, Heerlen 2009



De inauguratie van de nieuwe president van Amerika werd door miljoenen mensen in de hele wereld op de voet gevolgd. Barak Obama belooft verandering; een nieuw tijdperk van verantwoordelijkheid is aangebroken; het tijdperk van ongebreidelde hebzucht is voorbij; we verkiezen hoop boven angst, eensgezindheid boven conflict en onenigheid; alle mensen zijn gelijk en alle mensen tot in de verste uithoeken van deze aarde verdienen de kans om hun geluk na te streven; de uitdagingen waar wij voor staan zijn groot en vele, we zullen ze overwinnen. Wíj zullen overwinnen; “yes we can”. De tijd dringt; hij appelleert op het beste in iedere mens en roept iedereen op om het zijne/hare bij te dragen.

 

Dit beeld stond mij voor de geest toen ik me deze week aan het voorbereiden was op deze overweging: ‘de tijd dringt’ zegt ook het evangelie, we staan op de drempel van een nieuw tijdperk; ‘het koninkrijk Gods is op handen.’ Wat is dat koninkrijk Gods? Wat moet ik mij daar bij voorstellen?

Wij zitten in een wereld van enerzijds rijkdom, soms extreme rijkdom, en ander­zijds armoede, soms extreme armoede. Die verschrikkelijke tegenstelling heeft niets met het koninkrijk Gods van doen, maar in die wereld moet het koninkrijk gods wel komen en het kan er komen! ‘Heb geloof in de goede boodschap’, zegt het evangelie. Wij zitten in een wereld van racisme, van onverdraagzaam­heid ten opzichte van mensen, die van verre afkomen op de kruimels die van onze tafels vallen; ‘economische vluchtelingen’ worden ze genoemd. Die wereld van racisme en onverdraagzaamheid heeft niets met het koninkrijk Gods van doen,  maar in die wereld  moet het wel komen.

 

Het rijk Gods is niet een of andere ideale situatie, die ons te wachten staat na het leven op deze aarde, een hemel na veel ellende hier. Het is geen zoethoudertje voor mensen, die op deze aarde geen leven hebben. Dit is ons wel vaak voorgehouden, maar ten onrechte.

Het rijk Gods heeft ook niets van doen met een bepaalde groep mensen, die uitverkoren zouden zijn; tegenover een grote groep, die verdoemd zouden zijn: Gods liefde kan niet uitsluiten.  Het rijk Gods  is  niet hetzelfde als de kerk. Ik heb dit ooit gedacht, maar nu niet meer. De kerk staat, moet ten dienste staan, van het rijk Gods, is instrument tòt, maar ís het rijk Gods niet: "Als de Kerk niet dient, dient zij tot niets".

 

Als Jezus spreekt over het rijk Gods, dan bedoelt Hij iets anders: Dan bedoelt Hij: Omgekeerde waarden, maar wel in de context van die ‘beroerde’ wereld waarin wij leven; omgekeerde waarden, andere dan die gangbaar zijn, maar wel ín onze wereld. Hij spreekt niet voor niets van: keer je om én geloof in de goede boodschap, geloof dat het kan, hier en nu.  Het rijk Gods is aanwezig in mensen, die - ondanks alles - blijven geloven in verandering van de wereld; die de reddende hand  reiken aan hen, wie het water tot de lippen komt en die in nood zijn.

Het is aanwezig in mensen met een grondhouding van eerbied en respect voor de ander, van zorg  voor het kwetsbare en zwakke, van menselijkheid en liefde. Een grondhouding, die telkens weer opnieuw - in wat voor situatie dan ook, tegenover wie dan ook - gestalte krijgt in de keuze voor concrete mensen, in de keuze voor het leven. Altijd gericht op leven schenken, op leven delen, zelfs met inlevering van eigen leven. Dát is het Rijk Gods, dat op handen is, midden onder ons, in zúlke mensen. En God zij dank, zulke mensen zijn er velen, maar alleen zichtbaar voor hen die willen zien, zichtbaar voor hen die erin willen geloven. 

 

Niet iedereen ziet het, of wil het zien. Er zijn er genoeg, die met hun vinger naar hun voorhoofd wijzen; ‘het haalt toch allemaal niets uit, kijk naar Afghanistan, naar Afrika, naar de Gazastrook, het is boter aan de galg gesmeerd, wees toch reëel’  Ze geloven er niet in; of het past hun niet: ‘Je leeft immers maar een keer’

Het verrassende van Jezus is dat Hij er wel in gelooft; dat Hij een uitweg biedt uit de impasse, door de mensen te wijzen op hun vermogen tot radicale vernieuwing en verandering; en dat Hij anderen oproept om erin te geloven en met Hem in beweging te komen.

 

Om die droom van die mooie wereld - het rijk Gods - levend te houden en te kunnen realiseren, hebben wij elkaar nodig. Als ik er alleen voor sta, raak ik mismoedig, want het is niet gemakkelijk om er in je eentje in te blijven geloven, dat onze wereld anders kan en niet hoeft te blijven zoals die is. Wij hebben elkaar nodig, om dat geloof bij elkaar overeind te houden en om samen stappen te zetten, hoe klein en bescheiden ook. Daarom zijn wij hier bij elkaar als Andreasgemeenschap. “Yes we can”.