De
laatste weken heb ik vaak aan die mensen in Witmarsum moeten denken. Die stoere
Friezen stonden onverschrokken in beeld tijdens de Tv-uitzending. ‘Nee, dit kan
niet, dit mogen wij niet toestaan’ zeiden ze. Boos, nee eerder verontwaardigd
zijn ze over het besluit van de regering om uitgeprocedeerde asielzoekers, die
al jaren lang in ons land verblijven, over de grens te zetten. ‘Als het moet
zullen we die mensen verbergen’, zeiden de mensen in Witmarsum, ‘we weten nog
uit de oorlogstijd hoe dat hier in de buurt goed kan.’
Ferme
uitspraken, maar hoe zouden anderen, de familieleden van die stoere Friezen,
hun bekenden en buren op die woorden hebben gereageerd? Een deel zal het wel
met hen eens zijn geweest, maar ik ben er ook vast van overtuigd dat velen
denken: ‘Tegen de politie heb je toch niets in te brengen, bemoei je er maar
niet mee, laat iedereen maar zijn eigen straatje schoonvegen. Laat het gezag
zijn werk doen, doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg.’
Dat
zit in ons mensen. Ons eigen leven is immers al turbulent genoeg. Drukte op het
werk, in school, conflicten met de kinderen, enfin u kunt dit rijtje nog wel
aanvullen. Vaak wordt die druk als een grote last gevoeld, sommigen worden er
zelfs lichamelijk of geestelijk ziek van. ‘Om je dan ook nog te bekommeren om
moeilijkheden van anderen, dat is toch wel wat veel gevraagd’ zeggen soms
mensen en nog vaker denken ze het.
In
de tweede lezing van vandaag werd een dergelijk beeld getoond. Het is zaterdag.
Jezus is al een tijd het ouderlijke huis uit en gaat op een sjabbat naar de
synagogedienst in Nazareth. Daar wordt zoals op elke zaterdag een dienst
gehouden, die heel goed vergelijkbaar is met een woorddienst in onze kerk
tegenwoordig. De rabbi en enkele wijze mannen uit Nazareth lezen stukken uit de
eerste 5 boeken van de Schrift en uit de profeten voor. Daarna is er voor de
volwassen mannen gelegenheid om te reageren. Dit keer reageert Jezus en hij
doet dat op een voor de mensen uiterst provocerende wijze. Door de profeet
Jesaja te citeren maakt hij de synagogebezoekers duidelijk dat de Geest Gods op
hem rust, dat hij net als Jesaja met goddelijke volmacht spreekt. Mooie woorden
spreekt hij, woorden die de gelovige mensen in de synagoge welbekend zijn, want
ze kondigen de komst van een profeet aan die de voorloper van de langverwachte
Messias zal zijn.
‘Ik
ben die profeet’, zegt Jezus. In eerste instantie reageren de mensen vol
bewondering. ‘Wat zegt hij dat mooi’. Maar dan realiseren zij zich dat Jezus
ook maar een van hen is, de zoon van Jozef de timmerman. Net als wij zouden
doen zeggen zij ’Doe toch gewoon man, wat meen jij je wel. Doe toch als
iedereen, stel je niet zo aan.’ Jezus laat zich niet van de wijs brengen. ‘Vroegere
profeten zoals Elia en Elisa konden ook bij hun eigen mensen hun werk niet
doen, maar moesten daarvoor naar het buitenland’ zegt Jezus met zoveel woorden.
De stadsgenoten worden nu woest en willen hem in een ravijn gooien om hem daar
te stenigen. Jezus laat zich niet vangen en trekt weg midden tussen hen door.
Net als Elia en Elisa gaat hij zijn eigen weg in de overtuiging dat zijn weg de
juiste is.
Zij
eigen weg gaan. Daar praten wij ook vaker over. Misschien hebben we het dan wel
over de buurman, die zonder met ons te overleggen, laat staan zonder ons van zijn
plannen op de hoogte te stellen, aan zijn kant van de heg het ene schuurtje na
het andere bouwt en daardoor in onze tuin veel licht wegneemt. Zij eigen weg
gaan, kan ook een andere positieve betekenis hebben. Dan denk ik aan moeder
Teresa, die tijdens haar werk als lerares aan een school voor rijke kinderen in
India, inziet dat die plaats voor haar niet de juiste plaats is, dat zij
daarvoor niet religieuze is geworden. Ze treedt uit haar beschermende omgeving
van haar orde en gaat in Calcutta zieken van de straat halen.
Twee
uitersten. De buurman is een egoïst . Dat is duidelijk, zover wil niemand van
ons het laten komen. Moeder Teresa is voor ons een onbereikbaar ideaal. maar
wat is dan onze weg?
Ieder
van ons leidt eigenlijk al zijn weg, heeft zijn keuzes in het leven bewust maar
vaker onbewust al eerder gemaakt. We leven al dan niet met een aantal mensen in
een huis, hebben onze familie, vrienden en bekenden, ons werk en onze hobby’s.
Onze tijd verdelen we daarover, vaak groeit daarin een patroon en na een tijd
dreigt het gevaar van de sleur en de bekrompenheid. Dan komen er vragen: ‘Is
dit nu alles of zou ik nog meer kunnen doen voor anderen. Waar leg ik nu mijn
prioriteiten: bij mijn werk, of bij de mensen met wie ik samenleef’. Want dat
het daarom gaat op onze weg als gelovige zal voor u en mij wel duidelijk zijn.
Dat
meer betekenen voor anderen hoeft dan niet zo’n onverzettelijke houding van
protest te zijn, zoals de Friezen in
Witmarsum tonen. Maar misschien is wat meer gezonde belangstelling en medeleven
voor mensen aan de andere kant van onze heg al een stap in de goede richting.
Of wat meer inzet voor mensen in ontwikkelingslanden of asielzoekers bij ons in
de buurt. Wie een wil heeft vindt een weg.
Anderen
zullen ons dan misschien raar vinden, als we doen wat niet gebruikelijk is. Dat
was vroeger ook al zo. ‘Een profeet wordt immers niet in eigen vaderland
geëerd’, zegt Jezus al.
Laten
we ons door dat rumoer niet van onze eigen weg afleiden, indien we diep in ons
hart voelen dat onze bedoelingen zuiver zijn.
‘Ik
ben bij U’ zegt de Heer tegen Jeremia. Mogen ook wij dan op Hem vertrouwen.