Iets zeggen of iets te zeggen hebben

© Geert Bles, Heerlen 2006



"Gewone mensen waren geestdriftig over zijn leer, want Hij onder­richtte hen als iemand met gezag, niet als de schriftgeleer­den". Dat hoorden we in het zojuist gelezen evan­gelie over Jezus.

Ik wil graag met u nadenken over dat woord ‘gezag’. Er zijn mensen die echt gezag hebben, die er zich niet op laten voorstaan, maar het wel hebben; als zij beginnen te spreken, spitsen zich de oren, want ze hebben iets te zeggen, dat de moeite waard is, dat mensen aanspreekt.

Maar er zijn anderen, die geen gezag hebben, die er zich wel op laten voorstaan, die zich gezag aanmeten, wijzen op hun knopen en epauletten of andere attributen. Een stroom van woorden gebruiken ze vaak, maar in werkelijkheid hebben ze niets te zeggen; als zij beginnen te spreken, spitsen zich niet de oren, maar halen mensen de schouders op.

Zij, die echt gezag hebben, luisteren naar wat in mensen leeft aan verlangen, hoop, pijn, zorgen en  verdriet. Zij die geen gezag hebben, luisteren niet naar wat in mensen omgaat, maar luisteren alleen naar zichzelf, willen alleen zichzelf zo graag horen.

 

Ik sla even een zijweg in: "Luisteren is meer dan horen. Een mens die kan luisteren; iedereen wil hem ontmoeten; aan hem kun je vertellen over je al­ledaagse leven, je grote en kleine problemen. Een mens die kan luisteren, deelt in je vreugde en verdriet, en maakt je gelukkig. Luisteren is: niet op de punt van de stoel zitten, niet steeds op je horloge kijken, maar tijd durven verliezen, de ander uit laten praten. Luisteren is: geen oplossing geven, maar stapvoets met de ander op weg gaan; niet jouw tempo opdringen, maar het zijne/hare volgen; niet jouw antwoord geven, maar hem het zijne laten vinden. In het luisteren ervaart de ander, dat je van hem houdt, met zijn onmacht, zoeken en tasten. Wie echt luistert, voelt niet de dwang, om de ander te verlichten, maar gelooft en ervaart, dat het luisteren zelf al licht is."

 

Ik kom weer op de hoofdweg: het evangelie van vandaag zegt: Jezus had gezag.  Waarom? omdat Hij naar de mensen luisterde; omdat Hij de mensen aansprak over dingen die hen bezighielden, hun zorgen, hun pijn, hun verdriet. De geschiedenis herhaalt zich; mensen van mijn leeftijd herinneren zich nog levendig paus Johannes 23ste en bisschop Bekkers. Beiden waren geliefd bij mensen, geen van beiden liet zich voorstaan op zijn positie, geen van beiden was een groot spreker, maar ze hadden wel de gave om te luisteren en te verwoorden wat in mensen omging.   

 

Waarom maakte bisschop Bekkers zo'n indruk? waarom raakte hij de mensen zo diep? In eenvoudige verstaanbare TV toespraakjes ver­woordde hij, in de zestiger jaren, wat mensen intens bezig hield; hij voelde aan waar mensen mee zaten: de spanning tussen de leer en het leven, hun leven. Hij sprak over liefde en verantwoor­delijkheid van gehuwden, over kindertal. Letterlijk zei hij: 'de beslissing over een kind, over nog een kind of niet nog een kind, ligt bij de gehuwden zelf; hun eigen geweten is de maatstaf; dat kan hun door niemand afgenomen worden, zelfs niet door de kerk'.

 

Het was gedurfd wat hij zei; het was een nieuw geluid in die jaren; het was het gesprek van de dag. Mensen voelden dat ze eindelijk voor vol aangezien werden; dat er naar hen geluisterd werd; dat ze serieus genomen werden; dat ze vertrouwd werden; en vertrouwen kregen, vooral op een terrein, waar hun tot dan toe geen ruimte gegund was en geen eigen verantwoordelijkheid. Mensen hebben op het terrein van huwelijk, van kindertal, veel geleden, omdat hun lasten werden opgelegd door de kerk, die boven hun krachten uitgingen. De spanning tussen wat hen opgedragen werd en de vaak harde werkelijkheid van het leven was voor hen een probleem, dat tot dan toe nauwelijks bespreek­baar was; men had zich maar aan het kerkelijke standpunt te houden. Mensen leden aan die span­ning tussen de leer en het leven, hún leven. Als het kon, ik zou mijn moeder vandaag willen knuffelen. En ineens komt daar een bisschop Bekkers met zijn bevrij­dend woord. Hij sprak mensen aan; hij begreep men­sen; hij bracht een golf van bevrijding teweeg. ‘Mensen waren geestdriftig over zijn leer, want hij onderrichtte hen als iemand met gezag.’    

 

Ik ga weer even een zijweg in: het Latijnse woord voor gezag is auctoritas (autoriteit). De grondbetekenis van dit woord is ‘vuur aanwakkeren’, ‘smeulend vuur aanwakkeren met de blaasbalg’. Dat is wat goede gezagsdragers doen: het vuur in mensen aanwakkeren; mensen aanmoedigen, uitdagen, om hun eigen geweten te gebruiken. Maar helaas, veel autoriteiten  zijn ‘remmers in vaste dienst’, vuurblussers in plaats van aanvuurders. 

 

Dat is wat de mensen in die begintijd voelden bij Jezus van Nazaret: Een bevrijdende boodschap; zij werden serieus genomen en er werd naar hen geluisterd. Jezus’ eerste aandacht en zorg ging immers uit naar de gekwetsten, de uitgestotenen, de verschoppelin­gen, mensen die het moeilijk hadden in het leven. Hij had hen lief; Hij begreep hen; Hij was hen wel­doende nabij, zodat zij vrij werden van de machten, de demonen, die hen gevangen hielden. Zou de demoon, waar het evangelie over spreekt, die Hij uitdrijft, niet zoiets zijn als ‘de greep op de gewetens van mensen’?  Zou de demoon, die Hij uitdrijft, niet zijn het ‘schuldgevoel’, dat mensen wordt aangepraat, omdat ze niet kunnen beantwoorden aan de officiële  leer?  Door juist op de eerste de beste sabbat aan een mens, die geen leven meer had, het leven terug te schenken, heeft Jezus, zonder veel woor­den, een nieuwe betekenis aan de sabbat gegeven.

 

Gewone mensen toen begrepen het; zij wisten zich aan­gesproken door Hem. Hij had gezag, omdat Hij met hen naar wegen zocht die niet langer beknelden maar voerden naar leven en geluk. Gewone mensen vandaag begrijpen het; zij hunkeren naar een kerk, die naar hen luistert. Zouden wij op deze wijze kerk kunnen zijn?