"Gewone
mensen waren geestdriftig over zijn leer, want Hij onderrichtte hen als iemand
met gezag, niet als de schriftgeleerden". Dat hoorden we in het zojuist
gelezen evangelie over Jezus.
Ik wil
graag met u nadenken over dat woord ‘gezag’. Er zijn mensen die echt gezag
hebben, die er zich niet op laten voorstaan, maar het wel hebben; als zij
beginnen te spreken, spitsen zich de oren, want ze hebben iets te zeggen, dat
de moeite waard is, dat mensen aanspreekt.
Maar
er zijn anderen, die geen gezag hebben, die er zich wel op laten voorstaan, die
zich gezag aanmeten, wijzen op hun knopen en epauletten of andere attributen.
Een stroom van woorden gebruiken ze vaak, maar in werkelijkheid hebben ze niets
te zeggen; als zij beginnen te spreken, spitsen zich niet de oren, maar halen
mensen de schouders op.
Zij,
die echt gezag hebben, luisteren naar wat in mensen leeft aan verlangen, hoop,
pijn, zorgen en verdriet.
Zij die geen gezag hebben, luisteren niet naar wat in mensen omgaat, maar
luisteren alleen naar zichzelf, willen alleen zichzelf zo graag horen.
Ik sla
even een zijweg in: "Luisteren is meer dan horen. Een mens die kan luisteren; iedereen wil hem ontmoeten; aan hem kun
je vertellen over je alledaagse leven, je grote en kleine problemen. Een mens die kan luisteren, deelt in je vreugde en verdriet, en maakt
je gelukkig. Luisteren is: niet op de punt van de stoel zitten, niet steeds op
je horloge kijken, maar tijd durven verliezen, de
ander uit laten praten. Luisteren is: geen oplossing geven,
maar stapvoets met de ander op weg gaan; niet jouw tempo opdringen, maar het
zijne/hare volgen; niet jouw antwoord geven, maar hem het zijne laten vinden. In
het luisteren ervaart de ander, dat je van hem houdt,
met zijn onmacht, zoeken en tasten. Wie echt luistert, voelt niet de dwang, om
de ander te verlichten, maar gelooft en ervaart, dat het luisteren zelf al
licht is."
Ik kom
weer op de hoofdweg: het evangelie van vandaag zegt: Jezus had gezag. Waarom? omdat Hij naar de mensen luisterde; omdat Hij de mensen
aansprak over dingen die hen bezighielden, hun zorgen, hun pijn, hun verdriet.
De geschiedenis herhaalt zich; mensen van mijn leeftijd herinneren zich nog
levendig paus Johannes 23ste en bisschop Bekkers. Beiden waren geliefd bij
mensen, geen van beiden liet zich voorstaan op zijn positie, geen van beiden
was een groot spreker, maar ze hadden wel de gave om
te luisteren en te verwoorden wat in mensen omging.
Waarom
maakte bisschop Bekkers zo'n indruk? waarom raakte hij
de mensen zo diep? In eenvoudige verstaanbare TV toespraakjes verwoordde hij,
in de zestiger jaren, wat mensen intens bezig hield; hij voelde aan waar mensen mee zaten: de spanning tussen de leer en het
leven, hun leven. Hij sprak over liefde en verantwoordelijkheid van gehuwden,
over kindertal. Letterlijk zei hij: 'de beslissing over een
kind, over nog een kind of niet nog een kind, ligt bij de gehuwden zelf; hun
eigen geweten is de maatstaf; dat kan hun door niemand afgenomen worden, zelfs
niet door de kerk'.
Het
was gedurfd wat hij zei; het was een nieuw geluid in die jaren; het was het
gesprek van de dag. Mensen voelden dat ze eindelijk voor vol aangezien werden;
dat er naar hen geluisterd werd; dat ze serieus genomen werden; dat ze
vertrouwd werden; en vertrouwen kregen, vooral op een terrein, waar hun tot dan
toe geen ruimte gegund was en geen eigen verantwoordelijkheid. Mensen hebben op
het terrein van huwelijk, van kindertal, veel geleden, omdat hun lasten werden
opgelegd door de kerk, die boven hun krachten uitgingen. De spanning tussen wat
hen opgedragen werd en de vaak harde werkelijkheid van het leven was voor hen
een probleem, dat tot dan toe nauwelijks bespreekbaar was; men had zich maar
aan het kerkelijke standpunt te houden. Mensen leden aan die spanning tussen
de leer en het leven, hún leven. Als het kon, ik zou mijn moeder vandaag willen
knuffelen. En ineens komt daar een bisschop Bekkers met zijn bevrijdend woord.
Hij sprak mensen aan; hij begreep mensen; hij bracht een golf van bevrijding
teweeg. ‘Mensen waren geestdriftig over zijn leer, want hij onderrichtte hen
als iemand met gezag.’
Ik ga
weer even een zijweg in: het Latijnse woord voor gezag is auctoritas
(autoriteit). De grondbetekenis van dit woord is ‘vuur aanwakkeren’, ‘smeulend
vuur aanwakkeren met de blaasbalg’. Dat is wat goede
gezagsdragers doen: het vuur in mensen aanwakkeren; mensen aanmoedigen,
uitdagen, om hun eigen geweten te gebruiken. Maar helaas, veel
autoriteiten zijn ‘remmers in vaste
dienst’, vuurblussers in plaats van aanvuurders.
Dat is wat de mensen in die begintijd voelden bij Jezus van Nazaret:
Een bevrijdende boodschap; zij werden serieus genomen en er werd naar hen
geluisterd. Jezus’ eerste aandacht en zorg ging immers uit
naar de gekwetsten, de uitgestotenen, de verschoppelingen,
mensen die het moeilijk hadden in het leven. Hij had hen lief; Hij begreep hen;
Hij was hen weldoende nabij, zodat zij vrij werden van de machten, de demonen,
die hen gevangen hielden. Zou de demoon, waar het evangelie over spreekt, die
Hij uitdrijft, niet zoiets zijn als ‘de greep op de gewetens van mensen’? Zou de
demoon, die Hij uitdrijft, niet zijn het ‘schuldgevoel’, dat mensen wordt
aangepraat, omdat ze niet kunnen beantwoorden aan de officiële leer? Door juist op de eerste de beste
sabbat aan een mens, die geen leven meer had, het leven terug te schenken,
heeft Jezus, zonder veel woorden, een nieuwe betekenis aan de sabbat gegeven.
Gewone
mensen toen begrepen het; zij wisten zich aangesproken door Hem. Hij had
gezag, omdat Hij met hen naar wegen zocht die niet langer beknelden maar
voerden naar leven en geluk. Gewone mensen vandaag begrijpen het; zij hunkeren
naar een kerk, die naar hen luistert. Zouden wij op deze wijze kerk kunnen
zijn?