5e Zondag door het Jaar

© Mariet Stikkers, Heerlen 2006



We herinneren ons misschien nog vanuit het evangelie van vorige week hoe Jezus tijdens zijn verkondiging in de synagoge van Kafarnaüm gekonfronteerd werd met een onreine geest en hoe hij die uitdreef. De mensen vonden dat hij verkondigde als iemand met gezag.Vandaag horen we hoe Jezus zijn weg vervolgt.

 

Jezus is vol van de boodschap die Hij te brengen heeft: doem, lijden, verdriet, dood en alles wat de mens klein en afhankelijk maakt hebben niet het laatste woord! God zelf heeft het laatste woord en uiteindelijk zullen wij bevrijde en vrije mensen zijn, niet onderworpen aan welke macht dan ook. Dat lijkt een fabeltje, is bijna niet te geloven. En toch is dat de inhoud van de Schrift: het Verbond van God met de mensen en de inhoud van de Blijde Boodschap die Jezus ons heeft aangezegd en waarvoor hij zijn leven heeft gegeven.

Jezus spreekt met gezag. Dat betekent dat zijn woorden uit zijn binnenste komen en dat ze verstaan worden in het binnenste van de mensen. Dat betekent dat Hij anders spreekt dan de schriftgeleerden die de mensen vaak schuld aanpraatten en God opvoerden als een straffer en bedreiger. En soms gebeurt dat ook nú nog, ook binnen de kerken. Voor Jezus is God echter een Abba, een Goede Vader, die bekommerd is om zijn mensen en lijden en schuld juist wil opheffen, wegnemen. Jezus is daar diep van overtuigd en Hij voelt zich geroepen om zichzelf  in die beweging van God te laten meenemen en om zich er helemaal voor te geven. Hij is geroepen om het lijden en het verdriet, de schuld en de lasten mee te dragen en daardoor wég te dragen uit de wereld. Dat is voor hem de verkondiging van de Goede Boodschap. Dat vraagt álles! Maar er is geen onzekerheid bij Hem, geen ‘ja maar’. Natuurlijk voelt Hij ook wel eens huiver of angst, maar dat weerhoudt hem niet om zich zonder voorbehoud in te zetten. Hij verkondigt niet alleen met woorden maar hij brengt ze in praktijk, hij dóet ze. Hij trekt genezend rond: de schoonmoeder van Simon is ziek. Jezus gaat naar haar toe, neemt haar bij de hand, haar hand in zijn hand. Dat werkt zo heilzaam dat ze helemaal beter wordt. Natuurlijk willen de mensen van Kafarnaüm dat Jezus nog meer genezing brengt. Dat hij nog meer doem en lijden verwijdert. Maar Jezus is geen supergenezer of tovenaar; Hij wil niet ingezet worden op massa-nivo. Hij wil integendeel dat de mensen tot geloof komen in God die onvoorwaardelijk van de mensen houdt en Die hun heil en geluk wil. Hij geneest de mensen niet allen in hun lichaam maar ook van binnen, in de ziel. Hij geneest van krachten en machten die ons meevoeren op de verkeerde weg waar we bezeten kunnen worden door wanhoop en door de overtuiging dat het toch allemaal niets wordt in de wereld en in de kerk. Zulke machten noemen we ook wel het kwade, of de boze, of de demonen. Maar het grootste kwaad is misschien wel als het geloof gebruikt wordt om macht uit te oefenen over mensen in naam van God. Tegen zulke demonen gaat Jezus fel te keer, die machten wil hij uitdrijven, doen verdwijnen. Hij zegt: Jij mens, jij, en dat is ieder van ons, jij hebt de mogelijkheid om vrij te worden, om niet gebukt te hoeven gaan onder valse machten. Jij bent door God geliefd en gewild. Jij mag er zijn. Wees-er! En wanneer je moet lijden – want dat hoort immers bij ons aardse bestaan en bij de vergankelijkheid van ons lichaam – ook dan is dat niet het laatste woord. Er is méér. Er is hoop. Jijzélf zoals je ten diepste bent, jij bent de moeite waard, jouw diepste ik is onaantastbaar en niet in te nemen door wie of wat dan ook. Je hoeft nooit onderworpen te zijn aan vreemde machten of de macht van anderen, je hebt een vrij innerlijk. Dat innerlijk is een heilige plek, alleen aan te raken door God.

 

Er staat zo’n mooi tussenzinnetje in het evangelie van vandaag: In alle vroegte, het was nog nacht, gaat Jezus naar buiten naar een eenzame plaats om te bidden. Ook hij kent zijn twijfels en zwakte, daarom oriënteert Hij zich op Abba God, die hem immers tot deze taak heeft geroepen. Hij haakt aan aan de stroom van God. Hij komt tot stilte en bezinning, Hij maakt contact met zijn binnenste. En dan weet Hij dat Hij zich niet moet laten verleiden om te blijven op de plaats van succes, maar verder moet trekken om zijn boodschap te verkondigen op andere plaatsen. Overal moeten de mensen immers horen over de Blijde, de Goede Boodschap van God! Voortdurend en op vele plaatsen zal Hij de demonen van onderdrukking, doem en schuld op de vlucht moeten jagen. Hij gaat verder, Hij houdt zijn doel voor ogen.

 

Als we straks ook de lezing horen uit het boek Job dan horen we misschien een sterke verwantschap met momenten uit ons eigen leven. Momenten waarop we het niet meer zien zitten. Momenten van groot verdriet, van uitzichtloosheid, van teleurstelling en wanhoop. En we denken misschien ook aan anderen die het nog veel zwaarder hebben dan wij: mensen in rampspoed, oorlog, honger, op de vlucht, geknecht, verkracht, ontkend en vernederd. Maar juist tegen die donkerte mogen we de Goede Boodschap van Jezus verstaan: de demonen en kwade machten van onze wereld hebben niet het laatste woord. In de diepste duisternis is er een kracht die ons draagt, de kracht in onze ziel, de kracht van het Goede. Jezus deed ons voor hoe wij die kracht kunnen aanspreken, letterlijk! Hij sprak de demonen toe en ze vertrokken, Hij dreef ze uit.

Zouden wij in zijn spoor durven gaan? Zouden we elkaar het Goede durven aanzeggen en ons daarvoor willen geven? Misschien aarzelend nog. Maar zouden we het durven? Het kwade op de vlucht jagen, wanhoop opheffen en hoop aanzeggen. Laten we het wagen met Gods hulp.