Lucas confronteert ons, hij maakt dat we ons op zijn minst ongemakkelijk
voelen. Zalig de armen, en wee de rijken, wee de lachers, ik voel dat ik me wil
verdedigen, dat ik wil uitleggen waarom ik en wij hier toch niet arm hoeven te
zijn om Jezus te volgen, en ik betrap mij erop dat het zinnetje: in de hemel wacht
jullie een rijke beloning, me steekt, immers hoeveel mensen en
bevolkingsgroepen zijn en werden met die zin, de mond gesnoerd en werd en wordt
hun lijden niet herkend en erkend.
Lucas confronteert. Wat bedoelt hij?
Lucas loopt in zijn eigen gemeente aan, tegen
de schrille tegenstelling tussen armen en
rijken.
In de geest van Jezus kiest hij voor de armen
en stelt hij de rijken kritische vragen.
Tegen die achtergrond moeten we de vier
zaligsprekingen en de vier daaraan beantwoordende wee-roepen verstaan.
Ze zijn het begin van wat bij Mt. de
“Bergrede’ heet en bij Lc de ‘Veldrede’ omdat Jezus nu niet. zoals in Mt de
berg opgaat, maar afdaalt naar een vlak terrein. Een mooi beeld vind ik dat,
Jezus die afdaalt….De mensen tot wie Jezus zich in de vlakte richt, zijn er
slecht aan toe. Ze zijn ziek of gehandicapt, geslagen en verward, daarom zijn
ze ‘randfiguren’ en tellen niet mee, maar Jezus daalt af, en voor Hem zijn ze massaal
naar de vlakte gekomen..
Lucas ziet in zijn gemeente mensen die buiten
de boot dreigen te vallen en hij raakt gefascineerd door hun houding en
herinnert zich Jezus’ zaligsprekingen: de armen, ondanks alles komen ze samen,
ze verenigen zich omdat ze van binnenuit religieus zijn; ze vertrouwen,
misschien begrijpen ze niet eens waarom of waarop, maar ze stromen naar Hem toe in de vlakte.
Ook de geschiedenis van Israël maakt duidelijk dat God steeds daar aanwezig was waar het volk –en masse-, dat er veelal slecht aan toe was, niet begreep waar het om ging, maar zich getroost voelde, ze worden ‘anawim’ genoemd, de ‘gebogenen’. Ondanks alle ellende ‘breken’ ze niet, ze blijven openstaan voor.. wat niet of nauwelijks in woorden te zeggen is, ze vragen: “Wees hier aanwezig. Wek uw kracht en kom ons bevrijden.
Tegenover deze armen staan de rijken. Dat
zijn bij Lucas de mensen die opgaan in geld, status en auto. Zij hebben geen
oog voor hun medemens, ze zijn zichzelf genoeg.
Tegen hen zegt Jezus, vergis je niet, als je
denkt geen troost meer nodig te hebben, geen hongergevoel. Hoezeer wordt er
naar je mond gepraat. Waar ben je nu eigenlijk mee bezig?
De vraag is of de armen met de zegeningen en
vervloekingen beter af zijn?
Tegen de arme wordt niet gezegd: berust in je
situatie. Een zaligspreking plaatst de letterlijke maar ook de figuurlijk,
rijke en arme, in de kring van de gemeenschap. De gemeenschap bevestigt en
bemoedigt maar stelt ook het gedrag en de houding van de arme en de rijke onder
kritiek en daarmee ook het beeld dat wij hebben van onszelf, van onze
gemeenschap en van onze kerk.
Op de goede weg ben je en zijn wij, als je er
rotsvast op vertrouwt dat wij samen, situaties kunnen veranderen.
De goede weg gaan, betekent dat we er nog
niet zijn armen ėn rijken, dat we de weg moeten zoeken die zo rechtvaardig
mogelijk is voor iedereen. Er is geen geplande route, en de weg vraagt naast vertrouwen,
humor en creativiteit, ook om het vermogen om tegenslagen op te vangen,
daarvoor heb je elkaar nodig en het besef dat je zowel arm als rijk zult zijn. De
weg openbaart zich onderweg, daarom moeten we gaan. Hij zegt toe dat het geluk ons
wacht.
Een zaligspreking is nooit vrijblijvend: iemand
die er slecht aan toe is, en dat kan ook ikzelf zijn, heeft de bevestiging
nodig dat je met hem of haar mee op weg gaat. Onderweg voel je bemoediging en
kracht, zo vermoed ik heeft Lucas het ervaren en daarom daagt hij ons
confronterend uit!