6e Zondag door het Jaar

© Eline Claassens, Heerlen 2004



Lucas confronteert ons, hij maakt dat we ons op zijn minst ongemakkelijk voelen. Zalig de armen, en wee de rijken, wee de lachers, ik voel dat ik me wil verdedigen, dat ik wil uitleggen waarom ik en wij hier toch niet arm hoeven te zijn om Jezus te volgen, en ik betrap mij erop dat het zinnetje: in de hemel wacht jullie een rijke beloning, me steekt, immers hoeveel mensen en bevolkingsgroepen zijn en werden met die zin, de mond gesnoerd en werd en wordt hun lijden niet herkend en erkend.

Lucas confronteert. Wat bedoelt hij?

 

Lucas loopt in zijn eigen gemeente aan, tegen de schrille tegenstelling  tussen armen en rijken.

In de geest van Jezus kiest hij voor de armen en stelt hij de rijken kritische vragen.

Tegen die achtergrond moeten we de vier zaligsprekingen en de vier daaraan beantwoordende wee-roepen verstaan.

Ze zijn het begin van wat bij Mt. de “Bergrede’ heet en bij Lc de ‘Veldrede’ omdat Jezus nu niet. zoals in Mt de berg opgaat, maar afdaalt naar een vlak terrein. Een mooi beeld vind ik dat, Jezus die afdaalt….De mensen tot wie Jezus zich in de vlakte richt, zijn er slecht aan toe. Ze zijn ziek of gehandicapt, geslagen en verward, daarom zijn ze ‘randfiguren’ en tellen niet mee, maar Jezus daalt af, en voor Hem zijn ze massaal naar de vlakte gekomen..

 

Lucas ziet in zijn gemeente mensen die buiten de boot dreigen te vallen en hij raakt gefascineerd door hun houding en herinnert zich Jezus’ zaligsprekingen: de armen, ondanks alles komen ze samen, ze verenigen zich omdat ze van binnenuit religieus zijn; ze vertrouwen, misschien begrijpen ze niet eens waarom of waarop,  maar ze stromen naar Hem toe in de vlakte.

 

Ook de geschiedenis van Israël maakt duidelijk dat God steeds daar aanwezig was waar het volk –en masse-, dat er veelal slecht aan toe was, niet begreep waar het om ging, maar zich getroost voelde, ze worden ‘anawim’ genoemd, de ‘gebogenen’. Ondanks alle ellende ‘breken’ ze niet, ze blijven openstaan voor.. wat niet of nauwelijks in woorden te zeggen is, ze vragen: “Wees hier aanwezig. Wek uw kracht en kom ons bevrijden.

 

Tegenover deze armen staan de rijken. Dat zijn bij Lucas de mensen die opgaan in geld, status en auto. Zij hebben geen oog voor hun medemens, ze zijn zichzelf genoeg.

Tegen hen zegt Jezus, vergis je niet, als je denkt geen troost meer nodig te hebben, geen hongergevoel. Hoezeer wordt er naar je mond gepraat. Waar ben je nu eigenlijk mee bezig?

 

De vraag is of de armen met de zegeningen en vervloekingen  beter af zijn?

Tegen de arme wordt niet gezegd: berust in je situatie. Een zaligspreking plaatst de letterlijke maar ook de figuurlijk, rijke en arme, in de kring van de gemeenschap. De gemeenschap bevestigt en bemoedigt maar stelt ook het gedrag en de houding van de arme en de rijke onder kritiek en daarmee ook het beeld dat wij hebben van onszelf, van onze gemeenschap en van onze kerk.

 

Op de goede weg ben je en zijn wij, als je er rotsvast op vertrouwt dat wij samen, situaties kunnen veranderen.

De goede weg gaan, betekent dat we er nog niet zijn armen ėn rijken, dat we de weg moeten zoeken die zo rechtvaardig mogelijk is voor iedereen. Er is geen geplande route, en de weg vraagt naast vertrouwen, humor en creativiteit, ook om het vermogen om tegenslagen op te vangen, daarvoor heb je elkaar nodig en het besef dat je zowel arm als rijk zult zijn. De weg openbaart zich onderweg, daarom moeten we gaan. Hij zegt toe dat het geluk ons wacht.

Een zaligspreking is nooit vrijblijvend: iemand die er slecht aan toe is, en dat kan ook ikzelf zijn, heeft de bevestiging nodig dat je met hem of haar mee op weg gaat. Onderweg voel je bemoediging en kracht, zo vermoed ik heeft Lucas het ervaren en daarom daagt hij ons confronterend uit!