Carnaval en de Schrift….
Carnaval is van oudsher een heidens feest maar heeft al eeuwen lang een sterke
lijn met ons geloof. Carnaval was vooral een uitbundig eet- en drinkfestijn. Alle
voedsel en drank werd opgemaakt. Daarna volgde de vastentijd: de tijd van leeg
worden, de tijd om je te bezinnen op het lijden en de dood van Jezus. Hoe
vreemd het misschien ook klinkt: Carnaval maakt ons klaar voor een nieuwe tijd,
leert ons met andere ogen kijken naar onszelf, naar de wereld en de mensen om
ons heen, zet de wereld op zijn kop, knaagt aan onze zekerheden. Onze
eigendunk, ons zorgvuldig opgebouwde zelfbeeld gaat aan diggelen. Macht en
aanzien tellen even niet. De zotskap regeert! De burgemeester geeft de
stadssleutels aan prins Carnaval. Jan met de pet, het volk, de gewone mens is
voor een paar dagen de baas. Niets is meer vanzelfsprekend.
Ook Jeremia
rammelt aan onze zekerheden. We hebben het gehoord: je moet níet
vertrouwen op mensen. Hoezo? Moeten we elkaar niet vertrouwen? Kúnnen we
elkaar dan niet vertrouwen? Misschien wel, misschien niet. Maar als je énkel vertrouwt op mensen en je afkeert van de Heer, zegt Jeremia, dan ben je als een dorre struik in de woestijn
zonder een enkele vrucht. Je mikt teveel op hier en nu, je mist de diepte, je
haalt de jus eruit. Niets aan te beleven! Zonde van de mogelijkheden die je
hebt. Letterlijk: zonde! Je maakt je los van de relatie met je Schepper, los
van je eigenlijke betekenis, los van de mogelijkheden die je in je draagt. Je
mist de mooiste kansen om écht te leven. Maar als je
vertrouwt op God en je bij Hem je veiligheid zoekt dan ben je als een boom aan
een rivier: barstensvol vruchten! Je staat stevig geworteld, je valt
niet om. Je bent een waardig mens! Je bent het grote geschenk van je leven
waard!
Het evangelieverhaal borduurt
daarop voort. Jezus gaat met de twaalf apostelen naar
een groot veld waar heel veel mensen van overal gekomen wachten op een woord
van hem. Ze zoeken iets. Ze zoeken bemoediging en veiligheid, ze zoeken
inspiratie en hoop, een zin in hun leven.
Jezus
kijkt naar die mensen, hij weet van hun lichamelijke en geestelijke nood. Hij
weet dat ze in hem geloven en hij weet wat ze hopen: een woord van troost,
uitzicht in hun kommervolle leven. En dat krijgen ze! Jezus
kijkt met de ogen van God, hij kijkt verder dan het vanzelfsprekende en voor de
handliggende. Arme mensen, hongerenden, bedroefden,
beschimpten en uitgestotenen noemt hij ‘gelukkig’. Ja gelukkig! Zelfs mogen ze
dansen van blijdschap, want een rijke beloning zal hun deel zijn. Niet de
aardse overvloed, niet rijkdom, macht en aanzien, niet het snelle oppervlakkige
geluk is hetgeen waar het om gaat in de ogen van
Jezus, maar juist het tegendeel daarvan. De mens die zich opsluit in zijn
zelfvoldaanheid, in zijn eigen veilige wereld waarin hij greep houdt op alles
en waarin niets gebeuren kan, zal niet echt gelukkig worden. Maar de mens die
zijn kleinheid onder ogen durft te zien, die door de schijn durft heen te kijken,
die weet dat hij bestaat vanuit Gods goedheid, die mens wordt werkelijk
gelukkig geprezen.
De mens die durft te kijken naar
het wezenlijke. Zo iemand is naar mijn idee de Canadese
Isabelle Jeanson van Artsen zonder Grenzen. Ik
las een artikeltje van haar hand. Zij heeft een aantal weken doorgebracht in
Haïti. Voordat ze vertrekt schrijft ze haar laatste bericht:
“Hoe moet ik nu gedag zeggen? Volgende week ben ik weer thuis in
Canada, maar hier laat ik ze achter: baby Gabriëlle
die nog voor haar leven vecht, Syntia van 19 met hoge
koorts. Haar babytje overleed omdat ze op straat
moesten slapen. Ik kan weg, maar zij moeten blijven.
Maar er is ook zoveel goeds. Het mooiste wat ik bij deze
verschrikkelijke ramp heb meegemaakt is de onderlinge solidariteit. Haïtianen die elkaar helpen, hun eigen leven riskeren om
vrienden en vreemden onder het puin uit te trekken,
het beetje eten dat ze nog hebben delen, soms tientallen daklozen opvangen in
hun huis dat nog overeind staat en op elkaar letten als ze ’s nachts op straat
moeten slapen”.
Deze vrouw heeft gekeken zoals
Jezus keek. In de grootste nood zag ze de grootste rijkdom en ze wist die te
binnen te laten in haar bedroefde ziel zodat ze er zelf rijker van werd.
Tot slot nog even terug naar
Carnaval. De rechtgeaarde carnavalist voelt aan -
misschien onbewust, maar toch - dat wij mensen onszelf zo vaak voor de gek houden. Dat laat hij zien door zijn gein, zijn masker, zijn fratsen en grollen en zijn humor!
Ook tussen het carnavalvierende volk kún je grote wijsheden
opdoen als je durft te kijken en te luisteren en jezelf durft te relativeren.
Jezelf relativeren: letterlijk
in de juiste relatie brengen. Dat is de relatie met God. Door Hem immers leven
wij, bestaan wij. Geloven we dat? Of geloven we dat nog? Laten we deze vraag
meenemen in deze dagen en laat wie het gegeven is zich van harte overgeven aan
het feest van Carnaval, het feest van de wereld op zijn kop! Daarna kan het
Aswoensdag worden.