Carnaval en de Schrift...

© Mariet Stikkers, Heerlen 2010



Carnaval en de Schrift…. Carnaval is van oudsher een heidens feest maar heeft al eeuwen lang een sterke lijn met ons geloof. Carnaval was vooral een uitbundig eet- en drinkfestijn. Alle voedsel en drank werd opgemaakt. Daarna volgde de vastentijd: de tijd van leeg worden, de tijd om je te bezinnen op het lijden en de dood van Jezus. Hoe vreemd het misschien ook klinkt: Carnaval maakt ons klaar voor een nieuwe tijd, leert ons met andere ogen kijken naar onszelf, naar de wereld en de mensen om ons heen, zet de wereld op zijn kop, knaagt aan onze zekerheden. Onze eigendunk, ons zorgvuldig opgebouwde zelfbeeld gaat aan diggelen. Macht en aanzien tellen even niet. De zotskap regeert! De burgemeester geeft de stadssleutels aan prins Carnaval. Jan met de pet, het volk, de gewone mens is voor een paar dagen de baas. Niets is meer vanzelfsprekend.

 

Ook Jeremia rammelt aan onze zekerheden. We hebben het gehoord: je moet níet vertrouwen op mensen. Hoezo? Moeten we elkaar niet vertrouwen?  Kúnnen we elkaar dan niet vertrouwen? Misschien wel, misschien niet. Maar als je énkel vertrouwt op mensen en je afkeert van de Heer, zegt Jeremia, dan ben je als een dorre struik in de woestijn zonder een enkele vrucht. Je mikt teveel op hier en nu, je mist de diepte, je haalt de jus eruit. Niets aan te beleven! Zonde van de mogelijkheden die je hebt. Letterlijk: zonde! Je maakt je los van de relatie met je Schepper, los van je eigenlijke betekenis, los van de mogelijkheden die je in je draagt. Je mist de mooiste kansen om écht te leven. Maar als je vertrouwt op God en je bij Hem je veiligheid zoekt dan ben je als een boom aan een rivier: barstensvol vruchten! Je staat stevig geworteld, je valt niet om. Je bent een waardig mens! Je bent het grote geschenk van je leven waard!

 

Het evangelieverhaal borduurt daarop voort. Jezus gaat met de twaalf apostelen naar een groot veld waar heel veel mensen van overal gekomen wachten op een woord van hem. Ze zoeken iets. Ze zoeken bemoediging en veiligheid, ze zoeken inspiratie en hoop, een zin in hun leven.

Jezus kijkt naar die mensen, hij weet van hun lichamelijke en geestelijke nood. Hij weet dat ze in hem geloven en hij weet wat ze hopen: een woord van troost, uitzicht in hun kommervolle leven. En dat krijgen ze! Jezus kijkt met de ogen van God, hij kijkt verder dan het vanzelfsprekende en voor de handliggende. Arme mensen, hongerenden, bedroefden, beschimpten en uitgestotenen noemt hij ‘gelukkig’. Ja gelukkig! Zelfs mogen ze dansen van blijdschap, want een rijke beloning zal hun deel zijn. Niet de aardse overvloed, niet rijkdom, macht en aanzien, niet het snelle oppervlakkige geluk is hetgeen waar het om gaat in de ogen van Jezus, maar juist het tegendeel daarvan. De mens die zich opsluit in zijn zelfvoldaanheid, in zijn eigen veilige wereld waarin hij greep houdt op alles en waarin niets gebeuren kan, zal niet echt gelukkig worden. Maar de mens die zijn kleinheid onder ogen durft te zien, die door de schijn durft heen te kijken, die weet dat hij bestaat vanuit Gods goedheid, die mens wordt werkelijk gelukkig geprezen.

 

De mens die durft te kijken naar het wezenlijke. Zo iemand is naar mijn idee de Canadese Isabelle Jeanson van Artsen zonder Grenzen. Ik las een artikeltje van haar hand. Zij heeft een aantal weken doorgebracht in Haïti. Voordat ze vertrekt schrijft ze haar laatste bericht:

“Hoe moet ik nu gedag zeggen? Volgende week ben ik weer thuis in Canada, maar hier laat ik ze achter: baby Gabriëlle die nog voor haar leven vecht, Syntia van 19 met hoge koorts. Haar babytje overleed omdat ze op straat moesten slapen. Ik kan weg, maar zij moeten blijven.

Maar er is ook zoveel goeds. Het mooiste wat ik bij deze verschrikkelijke ramp heb meegemaakt is de onderlinge solidariteit. Haïtianen die elkaar helpen, hun eigen leven riskeren om vrienden en vreemden onder het puin uit te trekken, het beetje eten dat ze nog hebben delen, soms tientallen daklozen opvangen in hun huis dat nog overeind staat en op elkaar letten als ze ’s nachts op straat moeten slapen”.

Deze vrouw heeft gekeken zoals Jezus keek. In de grootste nood zag ze de grootste rijkdom en ze wist die te binnen te laten in haar bedroefde ziel zodat ze er zelf rijker van werd.

 


Tot slot nog even terug naar Carnaval. De rechtgeaarde carnavalist voelt aan - misschien onbewust, maar toch - dat wij mensen onszelf zo vaak voor de gek houden. Dat laat hij zien door zijn gein, zijn masker, zijn fratsen en grollen en zijn humor! Ook tussen het carnavalvierende volk kún je grote wijsheden opdoen als je durft te kijken en te luisteren en jezelf durft te relativeren.

Jezelf relativeren: letterlijk in de juiste relatie brengen. Dat is de relatie met God. Door Hem immers leven wij, bestaan wij. Geloven we dat? Of geloven we dat nog? Laten we deze vraag meenemen in deze dagen en laat wie het gegeven is zich van harte overgeven aan het feest van Carnaval, het feest van de wereld op zijn kop! Daarna kan het Aswoensdag worden.