Een God van Liefde

© Geert Bles, Heerlen 2006



Er was eens een meisje, kind uit een gebroken gezin. Ze was niet gewild, en had in haar jeugd nooit de warmte en de in­timiteit van een fijn gezin gekend. Ze had nooit liefde ondervonden en had geen vertrouwen in mensen. Uiter­lijk verried ze haar eenzaam­heid in ruwe, lompe manieren, in schreeuwerige opvallende kleding, in wantrouwen en  verzet tegen de samenleving. In dezelfde plaats woonde ook een jongen, gezond en even­wichtig, uit een prachtig harmonieus gezin. Hij had in zijn jeugd juist wel veel liefde ondervonden. Op een goede dag ontmoeten zij elkaar, het meisje en de jongen. Hij kijkt door haar uiterlijke ruwheid heen en ziet dat haar wantrouwen en bitter­heid maar een pose zijn. Hij houdt van haar en blijft haar op­zoeken, telkens  opnieuw. Zijn geduld en liefde vinden uitein­delijk hun weg naar wat er diep in haar leeft. De schoonheid, diep in haar verborgen, komt naar boven, door zijn niet-aflatende liefde en trouw. En zij, zij laat zich raken door die liefde, vertrouwt zich toe en opent zich voor hem. Ze verandert en wordt mooier, innerlijk en uiterlijk. Haar ruw­heid en lom­pheid maken plaats voor zachtheid en overgave. Echte liefde heeft een scheppend kracht. Echte trouwe liefde blijkt in staat om haar tot nieuw leven te brengen.

 

Zo wil God met zijn volk omgaan, zoals een bruidegom met zijn bruid. Dat is de boodschap van de lezingen vandaag. Gods relatie met de mens is een liefdesrelatie. God is verliefd op de mens, die Hij gemaakt heeft, omdat Hij in de mens ongekende mogelijkheden ziet, die de mens zelf niet of onvol­doende ziet. Hij ziet in die mens zijn even­beeld, zijn scheppingspartner, om dag in dag uit - op de plek waar die mens zich bevindt - zijn droom van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde vorm te geven. God houdt van die mens, zoals een jongen van zijn meisje, omdat die mens de mogelijkheid in zich draagt om alles nieuw te maken, om nieuw leven te schenken. God houdt van die mens, zoals een jongen van zijn meisje, om haar schoonheid, om nieuw leven in het verschiet, in haar. Drie keer horen we God zeggen in de eerste lezing: Ik neem u als mijn bruid voor altijd. En in het evangelie ziet Jezus zichzelf als de bruidegom, die met zijn vrienden feestviert voor hij naar het huis van zijn bruid trekt.

 

Dit gebaar van liefde tussen God en mens uit zich op een bijzondere manier in wat telkens aan deze tafel plaats vindt, wanneer wij - om Jezus te gedenken - het brood breken en met elkaar

delen, het leven met elkaar delen. Dit gebaar is tekenend en krachtig, maar - ben ik bang - ook gemakkelijk aan sleur en slijtage onderhevig. Om dat te voorkomen willen wij hier in de kerk in de komende veertigdagentijd weer een grote offermand bij deze tafel plaatsen. Om de zin daarvan duidelijk te maken, wil ik u meenemen naar Afrika, naar een Eucharistieviering in een kerk ergens in een dorp in Afrika. Een ervaring die mij nog scherp op het netvlies staat, is de indrukwekkende offergang tijdens die viering. Wanneer hier na de woorddienst de dienst van de tafel aangekondigd wordt, gebeurt er eigenlijk niet zoveel. De priester kondigt aan dat de tafel klaar gemaakt gaat worden, en de gaven van de mensen ook verzameld zullen worden; dan heeft de collecte plaats en we zingen het lied van de offergang, over het breken van brood.

 

In Afrika gaat een offergang anders. De mensen komen allemaal in processie naar voren, uitgedost in hun mooiste kleren, groot en klein, vrouwen met hun babies op de rug of zo nodig aan de borst, met een kind aan de hand, met een schaal met hun gaven op het hoofd, tomaten, jamwortels, eieren, sinaasappels, cocosnoten, een tros palmpitten, een tros bananen, peper, gedroogde vis of een kip. Zingend en dansend beweegt de processie zich door het middenpad naar voren tot bij het altaar. En op en voor de altaartafel worden de gaven neergelegd. De offergang mag  gerust een half uur of zo in beslag nemen. Daarna gaat de mis verder. 

 

Aan het einde van de dienst komen al de mensen weer naar voren. Ze pakken hun gaven op en weer gaat  het in processie, nu de kerk uit, zingend en dansend over stoffige wegen en paden, naar de zieken, naar de ouderen, naar de gehandicapten in het dorp. En al de gaven worden uitgedeeld, de gemeenschap zorgt voor de gemeenschap; niemand wordt uit het oog verloren. Letterlijk zien ze om naar de behoeftige mensen in het dorp. Hun bewogenheid vertaalt zich in actie, heel direct, heel simpel, door het delen van gaven in natura, sprekende symboliek van wat de eucharistie beoogt te zijn: het leven met elkaar delen, de hemel op aarde brengen. 

 

Soms, als ik daaraan terugdenk, voel ik heimwee naar die vieringen. En mijmer ik: zou het niet mogelijk zijn om ook in onze vieringen hier in de kerk de offergang sprankelender en levendiger te maken, net wat meer dan alleen maar het collecteren van euro’s in een mandje? Zou het niet mogelijk zijn, dat mensen ook hier iets in natura offeren, waardoor de betekenis ervan voor ieder  aansprekender wordt?  Wat zou erop tegen zijn? Er zijn wegen om het te delen met diegenen onder ons, die het niet breed hebben.

 

Ja, God is een God van liefde.