Barmhartigheid wil Ik, geen offer!

© Marriet Stikkers, Heerlen 2005



Misschien hebt U ooit gehoord van Hellen Préjean, een Amerikaanse zuster, die in contact kwam met een man die veroordeeld was tot de doodstraf wegens moord op twee jonge verliefde mensen: een vreselijk gebeuren dat indertijd heel Amerika schokte. De film Dead Man Walking heeft dit gebeuren willen verbeelden.

Hellen Préjean las in een krant over een veroordeelde in de dodencel en over de achtergronden van die veroordeling. Heel dit gruwelijke gebeuren, zowel het féit van de doodstraf als wel de reden daarvan schokte haar diep en liet haar niet meer los. Hoe kon een mens zoiets verschrikkelijks doen? Waarom? Wat voor een mens was dat? En hoe ging hij nu in de gevangenis om met zijn vreselijke daad nu hij met de dood gestraft zou worden? En hoe kan een zogenaamd beschaafde maatschappij een moord beantwoorden met een nieuwe moord door de dader te doden? Deze vragen bleven haar bezig houden en ze kon op den duur niet anders doen dan contact met opnemen met de ter dood veroordeelde door hem te schrijven. Aanvankelijk kwam er geen antwoord, maar Hellen bleef schrijven. Ze bouwde met grote voorzichtigheid en zorg het contact op. Ze wilde de man, die zijn daad overigens ontkende, ontmoeten, in de ogen kijken, met hem praten van aangezicht tot aangezicht. Ze diende een verzoek in bij de gevangenis om de verdachte te mogen bezoeken. Uiteindelijk werd dat toegewezen. Velen, ook haar medezusters, waarschuwden haar en verklaarden haar een beetje voor gek. Wat ging ze toch doen? Ze kon haar tijd toch beter aan andere zaken besteden? Zelfs de gevangenispastor probeerde haar op het laatst nog terug te houden van een bezoek. Maar ze liet zich niet weerhouden, door niets. Ze ging. Wat er gebeurd is tussen haar en die man grenst aan het ongelooflijke. Ze wist zijn hart te raken omdat ze van hem ging houden zoals hij was: een gekwetst mens die vanuit onvervulde verlangens tot zijn vreselijke daad kwam. Het was letterlijk en figuurlijk een lange weg om zover te komen. Ze ondernam vele reizen naar de gevangenis, ze doorstond zijn scheldpartijen en afwijzingen, ze bleef met hem in contact ook als hij het contact wilde verbreken. Kortom: ze bleef trouw, eindeloos trouw.

Het contact tussen Hellen en de man werd geleid door barmhartigheid. Ze was werkelijk in haar hart geraakt. Barm-hartigheid heeft vanuit het Hebreeuws te maken met moederschoot, met baren, met leven geven, met liefde, met ontferming. Een bekend lied zingt: een schoot van ontferming is onze God. In Hellen heeft de man dát gevoeld en ervaren. Uiteindelijk heeft hij zijn schuld op zich genomen en zijn straf aanvaard. Geheeld en bevrijd is hij de dood ingegaan en Hellen was erbij, tot in het einde.

Een bijna ongelooflijk verhaal, maar waar gebeurd.

 

Waarom vertel ik dit? Omdat de lezingen van vandaag hierover gaan en omdat ik geboeid ben door de vraag hoe een mens tot zo’n grote liefde in staat is. Hellen ging niet omdat ze goed of lief wilde zijn. Ze ging omdat ze niet anders kón, omdat haar hart geraakt was. Jezus gaat naar mensen toe die in de ogen van hun omgeving werkelijk slecht zijn en gemeden moeten worden. Het zijn dit keer niet de zieken of de armen of de blinden, althans niet in letterlijke zin, maar het zijn slechteriken: tollenaars die heulen met de bezetter, zondaars, die bekend staan omdat ze écht verkeerde dingen doen. Bij zieken, armen of desolate mensen kun je je nog voorstellen dat je hart bewogen wordt. Maar bij criminelen? Bij mensen die kinderen verkrachten of een rijk leventje leiden door uitbuiting van anderen? Bij mensen voor wie een leven amper nog telt? Dat is wel even iets anders. En toch… Jezus laat het zien. Hellen laat het zien. Wat is er met hen gebeurd? Waarom gaan ze? Het is geen gaan uit medelijden, of uit de drang om te helpen. Nee, het is een gaan vanuit het hart, omdat de ander je ter harte gaat. Omdat je beseft dat die ander een mens is als jijzelf. Dat jij niet meer of mooier bent. Dat je van hetzelfde soort bent, ook al heb je niet zulk een misdaad begaan. Je weet dat je allebei mens bent, met een roeping tot liefde. En je voelt een groot verdriet omdat die liefde niet te halen is. Misschien óók niet door jezelf. En dat verbindt je. Angst is daarbij niet aan de orde. Wat je leidt is het gelijk zijn aan elkaar, gelijk als mens, gelijk als kind van God.

Jezus vergelijkt zich met een dokter voor de zieke mens. Hij mag dat doen vanuit zijn opdracht en vanuit zijn overtuiging dat wij allen, hoe gebroken, ziek of zondig ook, geroepen zijn tot heelheid. Ook Hellen Préjean besefte dat. Dáárom ging ze op weg en daarom ging ze houden van de moordenaar, zoals Jezus ging houden van die moordenaar aan het kruis.

 

Barmhartigheid wil ik, zegt de Heer, geen offers. Laten we dat goed beseffen als we met elkaar de Eucharistie gaan vieren. Wierook en offers zijn wel mooi en mogen er wel zijn, maar dat is niet waar het eigenlijk om gaat. De goede God vraagt onszélf, ons vermogen tot liefde tot over grenzen heen. We denken dat we dat niet kunnen maar we hebben een goddelijke kracht tot liefde in ons die vanaf de moederschoot al in ons bestaan is meegegeven. Laten we ons daaraan toevertrouwen. Laten we barmhartige mensen zijn.