Nogal
wat mensen zijn allergisch voor woorden als geboden en verboden. Deze roepen
zozeer de sfeer op van dingen die moeten en niet mogen, dat ons de lust vergaat
ermee te leven, omdat we ons van alle kanten in onze eigen vrijheid en
verantwoordelijkheid voelen aangetast.
Toch
is het de verleiding van iedere wetgever te menen dat hij weet wat goed is, dat
hij weet wat God wil, dat hij de zuivere leer in pacht heeft. En om zijn wetten
te beschermen, plaatst hij daar weer een aantal nieuwe regels om heen. Er kan
dan een mentaliteit groeien van ‘alles regelen’, een mentaliteit, die meent dat
alleen dan het leven in het juiste spoor geleid kan worden, wanneer alles tot
in de puntjes in voorschriften en regels wordt vervat. We kunnen ons dan zo
gaan blindstaren op regels en wetten, dat alleen in het stipt nakomen ervan het
hoogste goed in ons leven wordt gezien. Iemand is volmaakt, als hij zich
precies aan de wet en aan de regels
houdt.
Eigenlijk
zijn het arme mensen, wier leven alleen maar bestaat in het nauwkeurig, zonder
nadenken, volbrengen van wat van hogerhand verordonneerd wordt. Zij leven
eigenlijk niet echt, maar worden geleefd, omdat ze zichzelf niet afvragen of
dat, wat hen gevraagd wordt te doen,
wel overeenstemt met hun eigen diepste levensgevoel, hun geweten.
Een
verhaal: Een joods meisje reisde naar het dorp van haar ouders om daar aan de
dominee te vragen, of hij een verklaring wilde tekenen dat haar vader en moeder
gedoopt waren. Dan zouden ze misschien niet gedeporteerd worden. De dominee
zei: hun naam staat helemaal niet in het doopboek. Maar het meisje hield aan:
kunt u toch niet zo’n verklaring tekenen? De dominee antwoordde, dat hij daar
niet alleen over kon beslissen. Hij liet zijn ouderlingen komen. Ze hielden hun
handen op de rug en de pet in hun handen. ’Als die naam niet in het doopboek voorkomt,
dan zijn ze niet gedoopt’, zei de een. ‘Dat is niet te bewijzen’, zei de
dominee. ‘Hoe kunnen wij zo’n verklaring afgeven? het is niet juist’, zei de ander. ‘Maar‘, zei de dominee, ’we
zouden het toch kunnen doen om hen in hun moeilijke situatie te helpen.’ ‘Wat
niet waar is, is niet waar’, zeiden de
twee tegelijk. Er werd geen verklaring gegeven. Een paar dagen later kreeg het
joodse meisje een brief van haar ouders: we zijn op weg naar de grens, de trein
zit erg vol.
De
ouderlingen en de dominee spraken wel de waarheid, toen zij weigerden het
joodse meisje een briefje mee te geven, maar in Gods bedoeling zaten zij goed
fout. Ze hielden zich nauwkeurig aan de letter van de wet, maar hun
nauwgezetheid kostte wel het leven aan de ouders van het meisje.
Mensen
leven niet echt – ik ben terug bij de eerste lezing van vandaag - als zij de
oorsprong van Gods geboden/verboden
(gods bedoeling ermee) niet in het oog hebben. Het zijn immers
bevrijdingswoorden.
Een
oude monnik probeerde eens elk van de tien geboden/verboden positief te duiden
en tegelijk te koppelen aan het begrip vrijheid. En toen luidden de tien
woorden zo:
Ik
ben de enige ware God die jullie heeft vrijgemaakt.
Laat
God vrij.
Geef
God de ruimte.
Vier
de vrijheid van de zevende dag.
Ga
in de traditie van vrijheid staan, net als je voorouders.
Eerbiedig
het leven van anderen.
Eerbiedig
de menselijke relaties.
Laat
je naasten vrij.
Eerbiedig
de goede naam van andereen.
Eerbiedig
het bezit van anderen.
Mensen
leven niet echt, als ze vergeten, dat wetten er zijn voor het leven, en niet
andersom; als ze vergeten dat ze er niet zijn om het leven miserabel te maken,
maar om geluk en welzijn te garanderen.
Gods
bedoeling is, dat geboden/verboden ten dienste staan van het leven van mensen.
God wil niet dat de zaken omgedraaid worden, en dat het leven ondergeschikt
gemaakt wordt aan de wet. We kennen rampzalige voorbeelden van blindelinge
gehoorzaamheid, het ‘befehl ist
befehl’. De mens gaat nooit vrijuit als
hij wetten blindelings volgt, ten koste van het leven. De mens heeft een eigen
geweten en is altijd verplicht zijn geweten, zijn eigen levensgevoel, te
raadplegen en wetten te toetsen aan het
criterium, of zij levensgericht zijn of niet.
Van
Jezus zien wij, dat Hij nogal eens - met opzet lijkt het wel - de wet
overtreedt. Zelfs dat Hij zich, in het bijzijn van wetgeleerden en Farizeeen, afzet tegen hun wetsopvatting. Hij was zeker geen voorvechter van anarchie
en wetteloosheid, maar Hij is er voorstander van dat wetten en voorschriften altijd
getoetst worden, in hoeverre zij echt dienstbaar zijn aan het leven. Als geboden gaan knellen, niet langer
bevrijden, het leven niet dienen, dan worden ze verkeerd verstaan; want in Gods
bedoeling moeten ze bevrijdend zijn.
Dit
weekend gaan millioenen mensen over de hele wereld de straat op om neen te
zeggen tegen leiders, die opdracht gegeven hebben tot een alles, ook
onschuldige mensenlevens, verwoestende oorlog. Deze mensen hebben in ieder
geval nagedacht over het zesde woord: Gij moet niet doden; of (in de versie van
de oude monnik) eerbiedig het leven van anderen.
Het
is niet zo moeilijk om recht, rechtvaardigheid, te herkennen in ons leven. Het
is veel moeilijker om datgene, wat je in je hart herkent als recht en
rechtvaardig, onvoorwaardelijk trouw te zijn, en ernaar te leven, zelfs – als
het moet - dwars tegen wetten in. Dit laatste, ten diepste trouw zijn aan Gods
wet, aan leven en bevrijding van
mensen, wordt je vaak niet in dank afgenomen. Deze wereld omgekeerd kost offers en tegenstand.