Bakens ten Leven

© Geert Bles, Heerlen 2003



Nogal wat mensen zijn allergisch voor woorden als geboden en verboden. Deze roepen zozeer de sfeer op van dingen die moeten en niet mogen, dat ons de lust vergaat ermee te leven, omdat we ons van alle kanten in onze eigen vrijheid en verantwoordelijkheid voelen aangetast.

 

Toch is het de verleiding van iedere wetgever te menen dat hij weet wat goed is, dat hij weet wat God wil, dat hij de zuivere leer in pacht heeft. En om zijn wetten te beschermen, plaatst hij daar weer een aantal nieuwe regels om heen. Er kan dan een mentaliteit groeien van ‘alles regelen’, een mentaliteit, die meent dat alleen dan het leven in het juiste spoor geleid kan worden, wanneer alles tot in de puntjes in voorschriften en regels wordt vervat. We kunnen ons dan zo gaan blindstaren op regels en wetten, dat alleen in het stipt nakomen ervan het hoogste goed in ons leven wordt gezien. Iemand is volmaakt, als hij zich precies aan de wet en aan  de regels houdt.

 

Eigenlijk zijn het arme mensen, wier leven alleen maar bestaat in het nauwkeurig, zonder nadenken, volbrengen van wat van hogerhand verordonneerd wordt. Zij leven eigenlijk niet echt, maar worden geleefd, omdat ze zichzelf niet afvragen of dat, wat hen gevraagd wordt  te doen, wel overeenstemt met hun eigen diepste levensgevoel, hun geweten.

 

Een verhaal: Een joods meisje reisde naar het dorp van haar ouders om daar aan de dominee te vragen, of hij een verklaring wilde tekenen dat haar vader en moeder gedoopt waren. Dan zouden ze misschien niet gedeporteerd worden. De dominee zei: hun naam staat helemaal niet in het doopboek. Maar het meisje hield aan: kunt u toch niet zo’n verklaring tekenen? De dominee antwoordde, dat hij daar niet alleen over kon beslissen. Hij liet zijn ouderlingen komen. Ze hielden hun handen op de rug en de pet in hun handen. ’Als die naam niet in het doopboek voorkomt, dan zijn ze niet gedoopt’, zei de een. ‘Dat is niet te bewijzen’, zei de dominee. ‘Hoe kunnen wij zo’n verklaring afgeven?  het is niet juist’, zei de ander. ‘Maar‘, zei de dominee, ’we zouden het toch kunnen doen om hen in hun moeilijke situatie te helpen.’ ‘Wat niet waar is, is niet waar’,  zeiden de twee tegelijk. Er werd geen verklaring gegeven. Een paar dagen later kreeg het joodse meisje een brief van haar ouders: we zijn op weg naar de grens, de trein zit erg vol.

 

De ouderlingen en de dominee spraken wel de waarheid, toen zij weigerden het joodse meisje een briefje mee te geven, maar in Gods bedoeling zaten zij goed fout. Ze hielden zich nauwkeurig aan de letter van de wet, maar hun nauwgezetheid kostte wel het leven aan de ouders van het meisje.

 

Mensen leven niet echt – ik ben terug bij de eerste lezing  van vandaag -  als zij de oorsprong van Gods geboden/verboden  (gods bedoeling ermee) niet in het oog hebben. Het zijn immers bevrijdingswoorden.

Een oude monnik probeerde eens elk van de tien geboden/verboden positief te duiden en tegelijk te koppelen aan het begrip vrijheid. En toen luidden de tien woorden  zo:

Ik ben de enige ware God die jullie heeft vrijgemaakt.

Laat God vrij.

Geef God de ruimte.

Vier de vrijheid van de zevende dag.

Ga in de traditie van vrijheid staan, net als je voorouders.

Eerbiedig het leven van anderen.

Eerbiedig de menselijke relaties.

Laat je naasten vrij.

Eerbiedig de goede naam van andereen.

Eerbiedig het bezit van anderen.

 

Mensen leven niet echt, als ze vergeten, dat wetten er zijn voor het leven, en niet andersom; als ze vergeten dat ze er niet zijn om het leven miserabel te maken, maar om geluk en welzijn te garanderen.

 

Gods bedoeling is, dat geboden/verboden ten dienste staan van het leven van mensen. God wil niet dat de zaken omgedraaid worden, en dat het leven ondergeschikt gemaakt wordt aan de wet. We kennen rampzalige voorbeelden van blindelinge gehoorzaamheid,  het ‘befehl ist befehl’. De mens gaat nooit vrijuit  als hij wetten blindelings volgt, ten koste van het leven. De mens heeft een eigen geweten en is altijd verplicht zijn geweten, zijn eigen levensgevoel, te raadplegen  en wetten te toetsen aan het criterium, of zij levensgericht zijn of niet.

 

Van Jezus zien wij, dat Hij nogal eens - met opzet lijkt het wel - de wet overtreedt. Zelfs dat Hij zich, in het bijzijn van  wetgeleerden en Farizeeen, afzet tegen hun wetsopvatting.  Hij was zeker geen voorvechter van anarchie en wetteloosheid, maar Hij is er voorstander van dat wetten en voorschriften altijd getoetst worden, in hoeverre zij echt dienstbaar zijn aan het leven.  Als geboden gaan knellen, niet langer bevrijden, het leven niet dienen, dan worden ze verkeerd verstaan; want in Gods bedoeling moeten ze bevrijdend zijn.

 

Dit weekend gaan millioenen mensen over de hele wereld de straat op om neen te zeggen tegen leiders, die opdracht gegeven hebben tot een alles, ook onschuldige mensenlevens, verwoestende oorlog. Deze mensen hebben in ieder geval nagedacht over het zesde woord: Gij moet niet doden; of (in de versie van de oude monnik) eerbiedig het leven van anderen.

 

Het is niet zo moeilijk om recht, rechtvaardigheid, te herkennen in ons leven. Het is veel moeilijker om datgene, wat je in je hart herkent als recht en rechtvaardig, onvoorwaardelijk trouw te zijn, en ernaar te leven, zelfs – als het moet - dwars tegen wetten in. Dit laatste, ten diepste trouw zijn aan Gods wet, aan leven  en bevrijding van mensen, wordt je vaak niet in dank afgenomen. Deze wereld omgekeerd  kost offers en tegenstand.