Ruimte maken voor God

© Geert Bles, Heerlen 2002



In de lezing van zojuist klinkt zesmaal het woord 'opnemen'. Blijkbaar een belangrijk woord. 'Wie u opneemt, neemt mij op; en wie mij opneemt, neemt Hem op die mij gezonden heeft, God dus.' Wie een profeet opneemt, wie een deugdzaam mens op­neemt, wie een van deze kleinen opneemt... een belangrijk woord dus.

 

Het is een geliefd gegeven in het O.T. Het verhaal van Abraham en Sara, die onverwachts drie vreemde gasten op bezoek krijgen, is heel bekend. Zij doen alles om hen gastvrij te op­nemen. En wat gebeurt?  Een kind wordt hun aangezegd, toekomst, zegen.

De eerste lezing van vandaag komt daarmee overeen: De sunamitische vrouw bouwt een kamertje om de profeet gastvrij te kunnen opnemen. En wat gebeurt? Een kind wordt haar aangezegd, toekomst, zegen.

 

In de lezingen vandaag gaat het over het opnemen van een profeet. Het verhaal van de eerste lezing is bewust gekozen om die ene zin uit het evangelie te onderstrepen: Wie een profeet op­neemt, omdat het een profeet is, krijgt het loon van een profeet. Wat betekent dat?

 

Een profeet staat niet zozeer voor iemand, die weet wat morgen gebeurt, maar veeleer voor iemand, die tegendraads is vandaag, die vandaag tegen de algemene stroom ingaat. Iemand, die een boodschap heeft, die de mensen niet graag horen. En die daarom  verzet oproept en (we zien dat vaak) maar een kort leven beschoren is. Johannes de Doper was zo'n profeet, Jezus van Nazareth was zo'n profeet, Romero was zo'n profeet. Zij werden uit de weg geruimd, omdat mensen, die het voor het zeggen hadden en die wat te verliezen hadden, hun boodschap niet pikten. Omdat die boodschap hun lieve leventje, hun eigen belan­gen verstoorde.

 

Wat is dan eigenlijk de boodschap van Jezus van Nazareth? Ik denk hier aan wat Matheus. verderop in hoofdstuk 25 zegt, waar Jezus spreekt over onze relaties met al die kleine onopvallende mensen om ons heen. Met mensen, die honger lijden; met mensen die uit een ander land gevlucht zijn en tussen ons in wonen; met mensen met een kleine portemonnee, die geen geld hebben om met de mode mee te doen en daarom verplicht zijn in de Winkel van Sinkel rond te neuzen en daar hun vakantiegeld te besteden; met mensen die door ziekte of ouderdom niet meer mee kun­nen; met mensen die alleen en eenzaam in het leven staan, weduwen en wezen; met mensen die in de gevangenis zijn geraakt en daar­door zichzelf en hun gezinnen voor de rest van hun leven getekend hebben.

 

Wanneer Jezus het over al die kleinen heeft, dan zegt Hij: 'Al wat gij gedaan hebt voor een van die kleinsten van mijn broeders of zusters, hebt ge voor mij gedaan'. Als je die mensen opneemt, neem je mij op, neem je God op. 

 

Een simpele boodschap, maar de uitvoering ervan  is niet gemakkelijk! Deze boodschap is bedreigend. Het gaat ons aan de kleren, het snijdt in ons vlees. Want het vertrouwde, wat van ons is, wat wij ver­worven heb­ben, wordt erdoor bedreigd. Het vertrouwde, de relatie met ouders, met familie, met buren en vrienden, komt onder druk te staan, als ik voor de vreemdelingen, voor die asiel­zoekers, voor de drugsverslaafden, voor de zwervers, voor de prostituees durf te kiezen.

 

Zouden we de harde woorden van het evan­gelie van vandaag zó moeten verstaan? "Wie meer houdt van zijn vader of moeder, van zijn zoon of dochter,  dan van mij, is mij niet waard?" In andere woorden: Wie omwille van de lieve vrede thuis dan maar niet kiest, is mij niet waard.

 

Wie of wat mij vertrouwd is, mag ik nooit als alibi gebruiken om niet thuis te geven aan het appčl dat van buiten op mij af komt. Wie of wat mij vertrouwd is, mag ik niet als excuus gebruiken om geen gehoor te geven aan het hulpgeroep van de kleine mensen, waar Jezus het over heeft.

 

Ja, de verleiding is groot om je ogen en oren en hart te sluiten voor dat geroep dat van buiten op je af komt. De verleiding is groot om je dan maar veilig en geborgen in te kapselen in het vertrouwde, in een wereldje van gelijkgezin­den, met vertrouwde opvattingen, omwille van de lieve vrede. 

 

Ook 'kerk' kan gemak­kelijk verworden tot een clubje onder ons, van 'ons-kent-ons', met weinig openheid naar buiten. Het gevaar van het 'onder-ons-je' zit erin, een gemeenschap van een groep mensen, die anderen buiten houdt: vooral die gemarginalizeerde kleinen, en die anders-denkenden, die anders-geloven­den, die anders-geaarden, die vreemdelingen, die vluchtelingen. Ook 'kerk' kan gemakkelijk verzieken tot een bes­chermd wereldje, waarin het vooral gaat om de bevestiging van mensen onder mekaar, om rust, om in­dividuele vroomheid en het eigen zieleheil.

Ook 'kerk' kan gemakkelijk misgroeien tot een 'in-groep', die het goed met zichzelf getroffen heeft, die ingekapseld is in zich­zelf, die inslaapt voor de noden van mensen buiten. "Een kerk, die niet dient, dient tot niets".