De Blijde Boodschap

© Geert Bles, Heerlen 2008



Ivm 55 jarig priesterjubileum van past. G. Bles zijn er andere lezingen genomen. Het evangelie is het evangelie van de Barmhartige Sameritaan. De eerste lezing is uit de overwegingen van Thomas More. Hij gaat als volgt:

Een pelgrim, die een lange weg had gegaan, kwam op een dag een man tegen, zittend in het veld. In de buurt waren mensen aan een stenen gebouw bezig.

“U ziet eruit als een monnik”, zei de pelgrim.

“Dat ben ik ook”, zei de monnik.

“Wie zijn daar aan de abdij bezig?”, vroeg de pelgrim. 

“Mijn monniken”, zei de man, “en ik ben de abt”.

“Het doet mij genoegen te zien dat er een klooster wordt gebouwd”, zei de pelgrim.

“Ze zijn het aan het afbreken”, antwoordde de abt. 

“Maar waarom dat in hemelsnaam?”, zei de pelgrim.

“Zodat we ’s morgens de zon kunnen zien opkomen en overdag de mensen kunnen zien die ons nodig hebben.”

 

Overweging:  

“Waarom in hemelsnaam zijn jouw monniken toch de kerk aan het afbreken? vroeg de pelgrim aan de abt. Dan kunnen we ’s morgens de zon zien opkomen, en overdag de mensen zien die ons nodig hebben.”  Misschien geeft deze laatste zin van de eerste lezing van vandaag het beste weer, wat er in mij veranderd is sinds ik tot priester gewijd ben op 16 Juli 1953 in de kerk van Hulsberg. Zeker, ik was op die dag vol idealisme om als missionaris de blijde boodschap uit te dragen. Maar er is gaandeweg iets in mij veranderd. Als u mij vraagt hoe ik nu terug kijk op die gebeurtenis, dan gebruik ik wat oneerbiedig het woord “doorgeefluik”. Ik werd gewijd tot functionaris van de kerk, om geboden en verboden door te geven, om puur doorgeefluik te zijn van kerkelijke wetten en voorschriften en die aan de mensen op te leggen ….en om vooral niet zelf te interpreteren. Als u mij vraagt hoe het mij verder vergaan is in mijn priesterleven: ik ben na verloop van tijd tot de ontdekking gekomen dat ik zo niet kan/wil functioneren, want ik zag mensen gebukt gaan onder de last van die kerkelijke geboden en verboden. Dat kon toch niet de bedoeling zijn van Jezus van Nazareth, die een blijde bevrijdende boodschap is komen brengen. Die kerk ben ik geleidelijk aan gaan afwijzen en afbreken, met een steuntje in de rug van het Vaticaans Concilie, van paus Johannes XXIII en bisschop Bekkers, e.a. Ik begreep steeds beter het verhaal van de barmhartige Samaritaan: er is maar een gebod, het gebod van de liefde. Alle wetten en voorschriften moeten daaraan getoetst worden. En als u mij vraagt hoe ik nu denk en hoe ik mij nu voel na 55 jaar: jong, blij, bevrijd, uitgedaagd om,samen met u, te zoeken naar het hart van de boodschap van Jezus van Nazareth … en die boodschap om te zetten in daden… vandaag de dag…in Heerlen.

God heeft een naam: “Ik zal er zijn”.  Die wil ik waar maken naar u toe, en samen met u, naar anderen toe. De kerk, die lasten oplegt, de kerk van ge- en verboden, wil ik afbreken. “Dan kunnen we ’s morgens de zon zien opkomen, en overdag de mensen zien die ons nodig hebben”.

   

We komen ze tegen, de mensen die ons nodig hebben; we hoeven de ogen van ons hart maar te openen; het overkomt je. Zoals mij, afgelopen week 9 Juli: Ik liep bij de supermarkt tegen Henk aan; Henk staat altijd op een strategische plek, bij de winkelwagentjes; hij vangt wat 50 cent stukken; maar tussenbeide verkoopt hij de straatkrant. Wij hadden een kort gesprek. Hij leek wat verrast en overrompeld, toen ik op hem afliep en hem aansprak. “De meeste mensen blijven op afstand van de straatkrant en van mij”, zei hij. “In hun ogen ben ik slordig, vies en misschien wel gevaarlijk; ik ben getekend; men loopt met een boog om mij heen.”  “Maar je hebt toch een naam?” zei ik. “Ja, ik heet Henk”. “Ik slaap in de Klomp, maar ik vind het daar niet zo leuk…. weinig privacy; en dat gereutel en gesnork in de nacht. “Ik ben liever buiten, in de vogelwachttoren in Nuth. Dat was een mooi plekje, maar ik moest eruit; ik ben er bestolen; ook mijn kruisje aan de wand is gestolen. Zo is het leven nu eenmaal.”  Ik kocht een straatkrant van Henk en vertrok; Henk zwaaide me nog na met de laatste twee, die hij nog moest zien te verkopen die dag. ’s Avonds heb ik die straatkrant gelezen. Twee artikelen, hoogst actueel, trokken mijn aandacht. Het ene ging over “Arm en jong zijn in Honduras, is levensgevaarlijk.”  Het tweede ging over: Peking en de Olympische spelen. Jan Peter, Erica en Alexander gaan erop af; en de spelers gaan kampen om de medailles; maar al die bronzen, zilveren en gouden  medailles hebben een keerzijde. Daar ging het artikel over. Ik ben geen zuurpruimer, geen spelbreker, ik gun hun allen veel medailles en veel plezier, maar toch ben ik, na 55 jaar, wat in verwarring, en dat wil ik ook zijn. Ik heb daarom daags daarna acht straatkranten van Henk gekocht om ze  achter in het kapelletje te leggen, bij gelegenheid van mijn priesterfeest; neem maar mee…..

 

Ik lees een stukje , wat een vriend van Henk heeft geschreven:

“Dankbaarheid, ha!  Ik ben ooit dankbaar geweest, ik bedoel echt dankbaar: voor een bank. Zo’n oude leren bank met van die scheuren erin waar de vulling uit puilde. Die stond op straat, bij het grof vuil, en ik had al de hele dag gelopen en d’r was hier geen plek en daar geen plek en toen was er opeens die bank. En die heb ik toen verschoven, zodat ie uit de wind en uit het zicht stond, en ik heb erin gelegen, het was warm en zacht, het was bijna het Hilton, echt waar. En ik dacht: als ik ooit een huisje heb, dan zet ik daar die bank neer, het kan me niet schelen hoe oud ie is. Maar ’s avonds ging ik er weer naar toe en toen was die bank natuurlijk weg – stond ik daar in mijn eentje naast de lantarenpaal.” 

 

Henk en zijn vriend, dat zijn mijn mensen vandaag, junkies, junk, afval. Dat zijn de mensen, die ik vandaag op mijn weg tegenkom, waar ik niet met een boog omheen kan/wil lopen. Ik ben veranderd; zo versta ik mijn zending nu …na 55 jaar… en de zending van ons als geloofsgemeenschap.

 

Ik sluit met woorden van Huub Oosterhuis, waarin ik mij herken:

-  Het zwarte gat. “Deze wereld is verschrikkelijk. Er is geen beginnen aan. Er is geen God en geen Jezus die aids-Afrika zal redden. God zwijgt zo diep dat je denkt: hij bestaat niet. Er is maar een oplossing: dat je ’en toch’ zegt en ‘hier ben ik’; en om je heen kijkt of er nog iemand is die ook – en dat je dan samen probeert te redden wat je redden kunt. En is er ‘niemand die ook’, dan maar alleen. Misschien is er wel  ’iemand die ook’. Misschien wel twee, of drie – zo is de man Jezus er ook aan begonnen. En hij zag niemand. En toen zag hij er een. En toen nog een, en toen nog een.

- Maar nu ben je oud, ziek, je kan niet meer, en je kunt deze wereld er niet meer bij hebben. En God zwijgt zo diep in alle talen dat je denkt: hij bestaat niet. Dan zijn er een paar woorden, in alle talen: hebt elkander lief, doe recht, en de Naam ‘Ik zal er zijn’  Ze zouden er niet meer zijn, die woorden, niet meer geladen met de kracht van verlangen en hoop, als ze niet ieder uur ergens in de wereld, in het verborgene, gedaan zouden worden. Ze betekenen: nieuw begin, nieuwe dag. Alles wat wij willen voor ‘onze’ kinderen- en ‘onze kinderen’, dat zijn alle kinderen van de toekomst”.  Amen.