18e Zondag door het Jaar

© Wil Harms, Heerlen 2002



De broodvermenigvuldiging.

We lezen dit overbekende verhaal ieder jaar weer.

We stellen ons dan ook de vraag: wat doen we ermee, wat gebeurde er toen en wat kun je er nu mee? Wat is de boodschap in dit verhaal, zoals de evangelisten dat optekenden?

Het begon als iets kleins: 5 broden, 2 vissen; maar wel voor 5000 mannen, vrouwen en kinderen niet meegeteld.

Toen de leerlingen al die mensen zagen, waren ze geschrokken. Wat nu?

Hun oplossing was: stuur ze weg, dan kunnen ze voor zichzelf zorgen.

Zo midden in het veld, in de verre omtrek was geen huis te bekennen.

Gezus zag het anders: laat ze maar gaan zitten, er zal toch wel iets te verdelen zijn met zo’n grote groep mensen; en als er gedeeld wordt is er brood voor iedereen.

Nog steeds klinkt de schreeuw om voedsel; er is nog steeds de verzuchting: wat moeten we met al die mensen? Die strijd is er nog steeds, de vraag naar oplossing, met de verzuchting: nooit meer honger, noch lichamelijk, noch geestelijk. De roep naar nooit meer uitbuiting: samen eten delen….

Doch niets kan worden bereikt zonder Gods zegen af te bidden over ons handelen. Jezus begon dan ook met een zegebede uit te spreken. Daardoor kwam er rust onder de mensen, men ging nadenken: het eigenbelang werd groepsbelang. Eigenbelang brengt immers scheiding te weeg tussen ik en jij, tussen arm en rijk. Groepsbelang is levensbelang; dat is het wonder dat daar gebeurde: 5 BRODEN, 2 VISSEN, om te delen. Aangemoedigd door dit kleine begin deden nog meer mensen hun zakken met meegebrachte proviand open en begonnen te delen. Dan wordt het brood van de één het brood van de ander. Zonder de medewerking van al die mensen was dit niet tot stand gekomen.

Nog steeds heeft God onze harten en handen nodig om een leefbare wereld te maken. Leven wordt: mee-leven. Grenzen moeten doorbroken worden, grenzen veraf en dichtbij. Ik denk in dit verband van samen brood delen en eten aan 1944. de hongerwinter op zijn hoogte- of is het dieptepunt. Op de zwarte markt waren er nog bloembollen te koop; de gaarkeuken leverde water met wat koolblaadjes. Kortom, honger in het westen van Nederland. En dan opeens zijn er de Zweden die zich het lot van hongerend Nederland hadden aangetrokken: een halfje witte broood. Degenen die dat geproefd hebben, zullen nooit de reuk en de smaak vergeten, maar meer dan dat brood was er het gevoel dat anderen aan je dachten in die treurige tijd. De solidariteit van de Zweden. Mens naast mens: solidair. Het woord solidariteit wordt in dit verhaal van de broodvermenigvuldiging niet genoemd. Dat hoeft ook niet. Het hele evangelie spreekt ervan. Jezus was steeds solidair met de armen, de verdrukten, de niet-gekenden. Niemand behoefde bij Hem hopeloos te zijn.

Waar vinden wij in onze wereld recht voor de rechtelozen, hoop voor de hopelozen, de verworpenen der aarde?

Jezus kon met een klein gebaar de mens opnieuw hoop geven, vanwege het vertrouwen dat Hij in al die mensen had kon Hij zeggen: laat ze maar gaan zitten, er zal wel genoeg zijn voor iedereen: 5 BRODEN, 2 VISSEN voor 5000 mannen, vrouwen en kinderen niet meegeteld. We zien ze voor ons, ze komen onze kamer binnen via de tv: 5000, 50.000, 500.000, ze zijn niet meer te tellen.

Kunnen wij nog vertrouwen hebben in het kleine begin: 5 broden, 2 vissen?

Durven wij nog te bidden dat God onze ogen en harten opent om iets aan die nood te doen? Durven wij nog onze schouders er onder te zetten en de ander te laten voelen dat we met ze meeleven en met hen te willen delen? Of doen we het af met de woorden: “het helpt toch niet” of “er blijft toch een heleboel aan de strijkstok hangen, dus geef ik maar niets”.

Juist die mensen hebben in hun nood nog zo’n levensmoed, ze weten ook nog samen te delen van wat ze krijgen, ze zijn vaak zo vindingrijk om met geringe middelen nog veel te doen.

En nu naar hier; hoe kunnen wij helpen, hoe kunnen wij delen van onze overvloed? Hoe kunnen wij laten merken dat wij weten van hun bestaan? dat zij voelen: ik mag er zijn, ik ben ook belangrijk. Ja, ze zijn ook belangrijk om hun producten die ze voortbrengen: jij koffieboer, jij vrouw in het atelier, jij ploeterend op het land, jij kind dat meehelpt, jij kind dat graag naar school zou gaan. Dan moeten wij oog hebben voor de eerlijke handel, niet via grote maatschappijen. Hoe belangrijk is het dat wij hier hun producten kopen, in de derde wereld winkels, zodat zij weer verder kunnen leven.

Het zijn niet de grote dingen: 5 BRODEN, 2 VISSEN, het is het begin, zo eenvoudig, maar het resultaat kan overweldigend zijn.

Zo eindigt het verhaal van de broodvermenigvuldiging: er bleef zelfs nog over: 12 korven vol. Een overvloed om steeds verder te delen.

Als we dit overdenken, voelen we ons dan nog machteloos? Onbekwaam om de nood in de wereld op te lossen?

Laten we het eenvoudig houden, dichtbij: wat onze harten en handen te doen geven. Dat is de boodschap van dit overbekende verhaal.

 

 

Na de meditatie: lied 16.