Sta op

© Geert Bles, Heerlen 2006



Cana was in het nieuws in de afgelopen weken vanwege de verschrikkelijke oorlog in het Midden Oosten. Voor velen is Cana waarschijnlijk zomaar een van de plaatsen in het conflictgebied, maar voor Christenen heeft die naam een bijzondere betekenis. Het is de plek waar Jezus zijn eerste wonder verrichtte. “In Cana veranderde Hij ooit water in wijn voor de menselijke liefde, nu vernietigt haat er levens.” Dit stond verleden week als kopje boven een artikel in de krant. Daarin werd de vraag gesteld, of er überhaupt een rechtvaardige oorlog kan bestaan. Ja, is het antwoord, maar deze oorlog niet. Geweld kan nooit tot een oplossing leiden. Hoelang gaat deze terreur door? In heel de wereld klinkt al weer de oproep om humanitaire hulp en steun voor de opbouw van Libanon.  Er moet weer geholpen worden. “Maar wacht even”, zeggen de strijdende partijen “we zijn nog niet klaar, we moeten eerst nog ons vernietigingswerk doen, voordat jullie aan de slag kunnen met de wonden te helen en met op te bouwen.” In wat voor een verdwaasde wereld leven we toch,waar geen plek meer is voor God? Ja in Cana, op een bruiloft, veranderde Jezus, in het bijzijn van zijn moeder, water in wijn voor de menselijke liefde, nu vernietigt haat er levens; meer dan dertig kinderlijkjes in plastic zakken, de beelden staan nog op ons netvlies. Wat zou het antwoord van Jezus zijn, als Hij vandaag op die plek terugkwam? Wij gaan op zoek naar dat antwoord aan de hand van de lezingen van vandaag. Want zou dat ook niet ons antwoord moeten zijn?

 

Een gevoel van onmacht en neerslachtigheid moet de profeet Elia  (we zijn bij de eerste lezing)  ertoe gebracht hebben om weg te  vluchten van zijn profetenbestaan, de woestijn in te trekken en onder een bremstruik te gaan liggen. Hij ziet het niet meer zitten. Hij wil het liefste inslapen, dood zijn, want hij heeft de hoop opgegeven, dat deze wereld nog ten goede kan keren, zich nog tot God kan wenden. Hij die zo gestreden heeft voor het geloof in de ene ware God, hij vindt zichzelf een mislukkeling als profeet. Hij, de vurig ijverende profeet, geeft zijn profetenmandaat terug: “Knap het zelf maar op, God!”  En dan komt (zegt de lezing), op de rand van de dood, een engel van God tot twee keer toe om hem over het dode punt heen te halen. Hij zorgt voor voedsel en water, kracht om door te gaan. En zegt hem op te staan; het is de manier bij uitstek, waarmee God telkens weer mensen aanspoort om in actie te komen. “Sta op”, geef het niet op!

 

Voedsel uit de hemel voor de profeet Elia om het weer aan te kunnen, om er weer tegenaan te kunnen. Dat is de kern van de eerste lezing van vandaag. En in dat voedselverhaal ligt meteen de koppeling naar de evangelielezing van Johannes, waar Jezus zegt: “Ik zelf ben het levende brood, dat uit de hemel is neergedaald. Als men van dit brood eet, zal men leven in eeuwigheid. Het brood dat Ik zal geven is mijn vlees, voor het leven van de wereld.”  Het is moeilijke taal, die taal van de evangelist Johannes!  Is het zo vreemd dat de joden morren over wat Jezus hier zegt? Zij pikken het niet. Zij vinden Hem arrogant. Wat verbeeldt Hij zich wel?

Ja, Johannes is een moeilijke evangelist; altijd die dubbele bodem in zijn evangelieverhaal. Wat wil hij eigenlijk zeggen? Misschien is het zo uit te leggen: Jezus heeft, als iedere mens, een vader (met een kleine v).  Hij is de zoon van die timmerman uit Nazareth. Zij kennen Hem: “Wat verbeeldt hij zich wel!?” Wat zij echter niet zien, en wat zij niet willen zien, is dat Hij ook een Vader heeft (met een hoofdletter V). Hij is ook de zoon van God, God mens geworden; Hij is de belichaming van God hier op aarde: “Wie Mij ziet, ziet de Vader”. De joden beoordelen Hem op zijn uiterlijk, ze zien niet verder; ze zien niet, ze willen niet zien, dat Jezus duidt op zijn geestelijke afkomst. Ze zien niet, ze geloven niet, dat Jezus uit God is, sprekend God is. In het evangelie horen wij Hem vaak zeggen: “Jouw geloof heeft jou gered”. Geloven betekent juist: door de uiterlijkheid heen prikken en de diepere werkelijkheid zien. Zien dat er  iets bijzonders is met deze mens, dat Hij niet van deze wereld is; dat Hij bijzondere woorden spreekt en bijzondere dingen doet. Geloven betekent: zien dat die - op het oog - gewone mens, van goddelijke afkomst is.

 

Ik keer weer terug naar de realiteit van vandaag, de verschrikkelijke oorlog. In Cana, waar Jezus ooit water in wijn veranderde, stierven verleden week 32 kinderen, door oorlogsgeweld.  En op de grasmat aan het meer van Tiberias, waar Hij toen het broodwonder verrichtte voor duizenden hongerende mensen, regent het nu bommen. En beide strijdende partijen claimen dat zij het gelijk aan hun kant hebben; beide strijdende partijen gaan door met hun verwoestende werk en claimen dat God aan hun kant staat.

Maar waar staat God? Aan welke kant staat de God, die Jezus vertegenwoordigt? Wie in de lijn van de christelijke traditie over God wil spreken, die moet zeggen dat waar oorlog wordt gevoerd, God nooit aan de ene kant tegen de andere strijdt. Wie in de lijn van de christelijke traditie over God wil spreken, die moet zeggen, dat God aan beide kanten lijdt. Wie in de lijn van de christelijke traditie over God wil spreken, die moet zeggen dat God geen dood en verderf zaait, maar een God van leven is, een God van liefde. God is verbonden met pogingen aan beide zijden om het leven door te laten gaan, niet om het stuk te maken. God is bij mensen aan beide zijden, die eerlijke pogingen doen om echte vrede te bewerkstelligen.

 

Er zal geen oplossing komen, tenzij goedwillende mensen van beide partijen dit willen inzien en God als vertrekpunt willen nemen. Er zal geen oplossing komen, tenzij goedwillende mensen van beide partijen willen luisteren naar elkaar, en proberen te begrijpen waar het onrecht tegenover de ander is begonnen, en bereid zijn eraan te werken om dat onrecht de wereld uit te helpen. Er zal geen oplossing komen, tenzij goedwillende mensen van de ene partij echt in de huid van de ander willen kruipen en aanvoelen, wat hun is aangedaan en wordt aangedaan.

 

“Ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald”, zegt het evangelie.  “Dat brood, dat Ik zal geven, is mijn vlees voor het leven van de wereld.”  Met andere woorden: Als je mijn standpunt, mijn visie, mijn manier van omgaan met mensen, mijn liefde voor mensen, in je opneemt en tot jouw leven maakt, dan komt het goed, dan zal er leven in de wereld zijn, geen dood.

 

Zo eenvoudig is zijn boodschap, en die boodschap geldt in die grote wereld tussen volken. Maar wat kunnen wij met die boodschap in onze eigen kleine leefwereld? Misschien is hiertoe een simpele vraag voldoende: Wat voor invloed heeft wat wij vandaag hoorden op onze gesprekken? Zijn wij in staat echt te luisteren naar het standpunt van de ander? Te kruipen in de huid van de ander? Ja, zijn boodschap is eenvoudig en mogelijk, maar ze moet wel gedaan worden.  ”Sta op, hier is voedsel, blijf niet onder de bremstruik liggen!”