Cana was
in het nieuws in de afgelopen weken vanwege de verschrikkelijke oorlog in het
Midden Oosten. Voor velen is Cana waarschijnlijk zomaar
een van de plaatsen in het conflictgebied, maar voor Christenen heeft die naam
een bijzondere betekenis. Het is de plek waar Jezus zijn eerste wonder
verrichtte. “In Cana veranderde Hij ooit water in
wijn voor de menselijke liefde, nu vernietigt haat er levens.” Dit stond
verleden week als kopje boven een artikel in de krant. Daarin werd de vraag
gesteld, of er überhaupt een rechtvaardige oorlog kan bestaan. Ja, is het
antwoord, maar deze oorlog niet. Geweld kan nooit tot een oplossing leiden.
Hoelang gaat deze terreur door? In heel de wereld klinkt al weer de oproep om
humanitaire hulp en steun voor de opbouw van Libanon. Er moet weer geholpen worden. “Maar
wacht even”, zeggen de strijdende partijen “we zijn nog niet klaar, we moeten
eerst nog ons vernietigingswerk doen, voordat jullie aan de slag kunnen met de wonden
te helen en met op te bouwen.” In wat voor een verdwaasde wereld leven we toch,waar geen plek meer is voor God? Ja
in Cana, op een bruiloft, veranderde Jezus, in het
bijzijn van zijn moeder, water in wijn voor de menselijke liefde, nu vernietigt
haat er levens; meer dan dertig kinderlijkjes in plastic zakken, de beelden
staan nog op ons netvlies. Wat zou het antwoord van Jezus zijn, als Hij vandaag
op die plek terugkwam? Wij gaan op zoek naar dat antwoord aan de hand van de
lezingen van vandaag. Want zou dat ook niet ons antwoord moeten zijn?
Een gevoel van onmacht en neerslachtigheid moet de profeet Elia (we zijn bij de
eerste lezing) ertoe gebracht hebben om weg
te vluchten van
zijn profetenbestaan, de woestijn in te trekken en onder een bremstruik te gaan
liggen. Hij ziet het niet meer zitten. Hij wil het
liefste inslapen, dood zijn, want hij heeft de hoop opgegeven, dat deze wereld
nog ten goede kan keren, zich nog tot God kan wenden. Hij die zo gestreden heeft
voor het geloof in de ene ware God, hij vindt zichzelf een mislukkeling als
profeet. Hij, de vurig ijverende profeet, geeft zijn profetenmandaat terug: “Knap
het zelf maar op, God!” En dan komt (zegt de lezing), op de
rand van de dood, een engel van God tot twee keer toe om hem over het dode punt
heen te halen. Hij zorgt voor voedsel en water, kracht om door te gaan. En zegt
hem op te staan; het is de manier bij uitstek, waarmee God telkens weer mensen
aanspoort om in actie te komen. “Sta op”, geef het niet op!
Voedsel uit de hemel voor de profeet Elia
om het weer aan te kunnen, om er weer tegenaan te kunnen. Dat is de kern van de
eerste lezing van vandaag. En in dat voedselverhaal ligt meteen de koppeling
naar de evangelielezing van Johannes, waar Jezus zegt: “Ik zelf ben het levende
brood, dat uit de hemel is neergedaald. Als men van dit brood eet, zal men
leven in eeuwigheid. Het brood dat Ik zal geven is mijn vlees, voor het leven
van de wereld.” Het
is moeilijke taal, die taal van de evangelist Johannes! Is het zo vreemd dat de joden morren
over wat Jezus hier zegt? Zij pikken het niet. Zij vinden Hem arrogant. Wat
verbeeldt Hij zich wel?
Ja, Johannes is een moeilijke evangelist; altijd die
dubbele bodem in zijn evangelieverhaal. Wat wil hij eigenlijk zeggen? Misschien
is het zo uit te leggen: Jezus heeft, als iedere mens, een vader (met een
kleine v). Hij
is de zoon van die timmerman uit Nazareth. Zij kennen Hem: “Wat verbeeldt hij zich wel!?” Wat zij echter niet zien, en wat zij niet
willen zien, is dat Hij ook een Vader heeft (met een hoofdletter V). Hij is ook
de zoon van God, God mens geworden; Hij is de belichaming van God hier op aarde:
“Wie Mij ziet, ziet de Vader”. De joden beoordelen Hem op
zijn uiterlijk, ze zien niet verder; ze zien niet, ze willen niet zien, dat
Jezus duidt op zijn geestelijke afkomst. Ze zien niet, ze geloven niet,
dat Jezus uit God is, sprekend God is. In het evangelie horen wij Hem vaak
zeggen: “Jouw geloof heeft jou gered”. Geloven betekent juist: door de
uiterlijkheid heen prikken en de diepere werkelijkheid zien. Zien dat er iets bijzonders is
met deze mens, dat Hij niet van deze wereld is; dat Hij bijzondere woorden
spreekt en bijzondere dingen doet. Geloven betekent: zien dat die - op het oog
- gewone mens, van goddelijke afkomst is.
Ik keer weer terug naar de realiteit van vandaag, de verschrikkelijke
oorlog. In Cana, waar Jezus ooit water in wijn
veranderde, stierven verleden week 32 kinderen, door oorlogsgeweld. En op de grasmat aan het meer van Tiberias, waar Hij toen het broodwonder verrichtte voor
duizenden hongerende mensen, regent het nu bommen. En beide strijdende partijen
claimen dat zij het gelijk aan hun kant hebben; beide strijdende partijen gaan
door met hun verwoestende werk en claimen dat God aan hun kant staat.
Maar waar staat God? Aan welke kant staat de God, die Jezus
vertegenwoordigt? Wie in de lijn van de christelijke traditie over God wil
spreken, die moet zeggen dat waar oorlog wordt gevoerd, God nooit aan de ene
kant tegen de andere strijdt. Wie in de lijn van de christelijke traditie over
God wil spreken, die moet zeggen, dat God aan beide kanten lijdt. Wie in de
lijn van de christelijke traditie over God wil spreken, die moet zeggen dat God
geen dood en verderf zaait, maar een God van leven is, een God van liefde. God
is verbonden met pogingen aan beide zijden om het leven door te laten gaan,
niet om het stuk te maken. God is bij mensen aan beide zijden, die eerlijke
pogingen doen om echte vrede te bewerkstelligen.
Er zal geen oplossing komen, tenzij goedwillende mensen van
beide partijen dit willen inzien en God als vertrekpunt willen nemen. Er zal
geen oplossing komen, tenzij goedwillende mensen van beide partijen willen
luisteren naar elkaar, en proberen te begrijpen waar het onrecht tegenover de
ander is begonnen, en bereid zijn eraan te werken om dat onrecht de wereld uit
te helpen. Er zal geen oplossing komen, tenzij goedwillende mensen van de ene
partij echt in de huid van de ander willen kruipen en
aanvoelen, wat hun is aangedaan en wordt aangedaan.
“Ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald”, zegt
het evangelie. “Dat
brood, dat Ik zal geven, is mijn vlees voor het leven van de wereld.” Met andere woorden: Als je mijn
standpunt, mijn visie, mijn manier van omgaan met mensen, mijn liefde voor
mensen, in je opneemt en tot jouw leven maakt, dan komt het goed, dan zal er
leven in de wereld zijn, geen dood.
Zo eenvoudig is zijn boodschap, en die boodschap geldt in
die grote wereld tussen volken. Maar wat kunnen wij met die boodschap in onze
eigen kleine leefwereld? Misschien is hiertoe een simpele vraag voldoende: Wat
voor invloed heeft wat wij vandaag hoorden op onze gesprekken? Zijn wij in
staat echt te luisteren naar het standpunt van de ander? Te kruipen in de huid
van de ander? Ja, zijn boodschap is eenvoudig en mogelijk, maar ze moet wel
gedaan worden. ”Sta
op, hier is voedsel, blijf niet onder de bremstruik liggen!”