Afgelopen week las ik in de Gelderlander een interview
met Ds. Klaas Hendrikse. U hebt vast wel over hem
gehoord; hij is de auteur van het boek “Geloven in een God die niet bestaat”. “Natuurlijk
geloof ik in God”, zegt hij, “maar ik zoek naar ruimte
om anders te kunnen geloven. Ik wil alleen maar zeggen, dat God geen almachtig,
alwetend wezen is. God bestaat niet zoals iets anders bestaat. Ik geloof wél in God, maar niet zoals veel anderen dat doen. Ik zeg dat
God gebéurt.”
Ik kwam hierover in discussie met mijn schoonzus. Op een gegeven ogenblik keek ze mij aan en zei: “Allemaal die
geleerde praat van jullie; ik kan er niet zoveel mee. Ik houd het maar
bij Jezus, zoals Hij met mensen omging. Daar kan ik goed mee leven: gewoon goed
zijn voor anderen.” Ik
hield mijn mond, en dacht: Meisje, je hebt gelijk, jij doet het gewoon. Als je
goed bent voor anderen, gebeurt God dóór jou. Gaan de
lezingen van deze zondag juist niet daarover?
Een gevoel van onmacht en neerslachtigheid moet de
profeet Elia
(we zijn bij de eerste lezing) ertoe gebracht hebben om weg te
vluchten van zijn profetenbestaan, de woestijn in, en onder een bremstruik te
gaan liggen. Hij ziet het niet meer zitten. Hij wil het
liefste inslapen, dood zijn, want hij heeft de hoop opgegeven, dat deze wereld
nog ten goede kan keren, zich nog tot God kan wenden. Hij die zo gestreden
heeft voor het geloof in de ene ware God, hij vindt zichzelf een mislukkeling
als profeet. Hij, de vurig ijverende profeet, geeft zijn profetenmandaat terug:
“knap het zelf maar op, God!”
En dan komt (zegt de lezing), op de rand van de dood, een engel
van God tot twee keer toe om hem over het dode punt heen te halen. Hij zorgt
voor voedsel en water, kracht om door te gaan. En daagt hem uit: “sta op”, geef
het niet op!
Voedsel uit de hemel voor de profeet Elia
om het weer aan te kunnen, om er weer tegenaan te kunnen. Dat is de kern van de
eerste lezing van vandaag. En in dat voedselverhaal ligt meteen de koppeling
naar de evangelielezing van Johannes, waar Jezus zegt: “ik zelf ben het levende
brood, dat uit de hemel is neergedaald. Als men van dit brood eet, zal men
leven in eeuwigheid. Het brood dat ik zal geven is mijn vlees, voor het leven
van de wereld.” Het
is moeilijke taal, die taal van de Johannes! Is het zo vreemd dat de Joden morren
over wat Jezus hier zegt? Zij pikken het niet. Zij vinden Hem arrogant. Wat
verbeeldt Hij zich wel? Ja, Johannes is een moeilijke
evangelist; altijd die dubbele bodem in zijn evangelieverhaal.
Wat wil Johannes eigenlijk zeggen? Misschien is het zo
uit te leggen: Jezus heeft, als iedere mens, een vader (met een kleine v). Hij is de zoon
van een timmerman uit Nazareth. Zij kennen Hem: “wat verbeeldt Hij zich wel!?” Wat zij echter niet zien, en wat zij niet
willen zien, is dat Hij ook een Vader heeft (met een hoofdletter v). Hij is ook
de zoon van God, God mens geworden; hij is de belichaming van God hier op
aarde: “wie mij ziet, ziet de Vader”. De Joden beoordelen hem
op zijn uiterlijk, ze zien niet verder; ze zien niet, ze willen niet zien, dat Jezus
duidt op zijn geestelijke afkomst. Ze zien niet, ze geloven niet, dat Jezus
uit God is, sprekend God is. In het evangelie horen wij Hem vaak zeggen: “jouw
geloof heeft jou gered”. Geloven betekent juist: door die uiterlijkheid heen
prikken en de diepere werkelijkheid zien.Zien dat er iets
bijzonders is met Hem, dat Hij niet van déze wereld
is;dat Hij bijzondere woorden spreekt en bijzondere
dingen doet. Geloven betekent: zien dat die - op het oog - gewone mens, van
goddelijke afkomst is.
Ik keer weer terug naar de realiteit van vandaag, oorlogen,
conflicten, ruzies, onverdraagzaamheid. En dát vaak
in de naam van god. Maar de God die Jezus van Nazareth vertegenwoordigt, is
geen God van dood en verwoesting. Hij is een God van Leven, een God van Liefde.
Wanneer aan beide zijden pogingen worden gedaan dóór
mensen om het leven te koesteren, niet om het stuk te maken, dan is God dáár aanwezig. God gebeurt dóór mensen
aan beide zijden, die eerlijke pogingen doen om echte vrede te bewerkstelligen.
Er zal geen oplossing komen, tenzij goedwillende mensen van
beide partijen dit willen inzien en God als vertrekpunt willen nemen. Er zal
geen oplossing komen, tenzij goedwillende mensen van beide partijen willen
luisteren naar elkaar, en proberen te begrijpen waar het onrecht tegenover de ander is begonnen, en eraan willen werken om dat onrecht
de wereld uit te helpen. Er komt geen oplossing, tenzij goede mensen van de ene
partij echt in de huid van de ander willen kruipen en
aanvoelen, wat hun is aangedaan en wordt aangedaan.
“Ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald”, zegt Jezus
“dat brood, dat ik zal geven, is mijn
vlees voor het leven van de wereld.” Met andere woorden: als je mijn
standpunt, mijn visie, mijn manier van omgaan met mensen, in je opneemt en tot
jouw leven maakt, dan komt het goed, dan zal er leven in de wereld zijn, geen
dood. Zo eenvoudig is zijn boodschap, en die boodschap geldt in die grote
wereld tussen volken. Maar wat kunnen wij met die boodschap in onze eigen
kleine leefwereld? Misschien voldoet een simpele vraag: wat voor invloed heeft
wat wij vandaag hoorden op ons doen-en-laten, op onze
gesprekken? Zijn wij in staat echt te luisteren naar het standpunt van de
ander? Te kruipen in de huid van de ander?
Wij brachten vandaag God ter sprake. Onze opdracht is Hem
te laten gebeuren, hier in Heerlen, tussen ons mensen, in onze dagelijkse
situatie. En dat te doen op de manier zoals Jezus dat deed in zijn tijd in zijn
situatie. Wanneer
wij dat doen, dan brengt dat gegarandeerd het LEVEN waarvan Hij spreekt.