‘Weest waakzaam’ , een verhaal: In een dorp op het
platteland van Rusland leefde een vroom man. Veel tijd
bracht hij door in gebed. Eens verscheen hem in zijn slaap een engel, die hem
vroeg of hij God zou willen ontmoeten. “Heel graag”, antwoordde de vrome man,
“als God dat ook wil.” “Ga morgen naar het kruispunt buiten het dorp”, zei de
engel, “en rond de middag zul je God zien.” De vrome man was er, op tijd en in
zijn zondagse kleren, maar God zag hij niet. Verdrietig ging hij tegen
zonsondergang terug naar huis. Niemand was er voorbij gekomen; alleen een boer
was er bezig geweest met het repareren van het rad van zijn wagen, maar hij had
hem jammer genoeg niet kunnen helpen; hij wachtte immers op God. ‘s Nachts
kreeg hij weer een verschijning; hij herkende daarin het gezicht van de boer.
Die vroeg: “waarom ben je mij niet komen helpen vanmiddag?” Vanaf die dag is de man vromer
geworden. Wel had hij nauwelijks tijd meer voor gebed, want hij werd steeds
vaker onderweg opgehouden door God.
In
dit verhaal licht iets op van wat advent is: de mens zoekend, speurend, naar
Gods aanwezigheid in dit leven. En als hij ontdekt heeft waar God te vinden is,
geen rust meer hebbend en er helemaal voor gaand om God te doen: zijn naam is
immers “Ik ben er voor jou”.
In
elke mens leeft een intens verlangen naar God; wij willen Hem zien; wij willen
Hem ontmoeten. Huub Oosterhuis spreekt van een
oerverlangen in elke mens naar God; een oerverlangen naar een andere wereld,
naar een mooiere wereld, waar mensen goed voor elkaar zijn, zo goed als God,
naar een wereld van broederschap en zusterschap. Niet voor niets bidden wij:
‘uw rijk kome’. Het is deze bede die
uiting is van het intense verlangen in de mens naar een menselijke
wereld, naar een wereld die anders is
dan de wereld die wij om ons heen zien of aan de lijve
ervaren.
Want
de werkelijkheid om ons heen is rauw, hard en vaak onmenselijk. We worden elk
moment geconfronteerd met oplaaiende geweld in de
wereld: oorlogen, aanslagen, mensen op
de vlucht, martelingen die met geen pen te beschrijven zijn. Vaak
horen we de TV-nieuwslezer zeggen: 'Ik wil u
waarschuwen; de volgende beelden zijn erg schokkend'. Maar dat gebeurt
niet alleen ver weg; ook in ons eigen land is veel geweld en agressiviteit, op
straat, maar ook verborgen, tegenover vrouwen en kinderen. Wij begrijpen niet,
waarom mensen dit elkaar aandoen. En soms komt het heel dichtbij: wij ervaren
pijn en verdriet in onze eigen kleine wereld: ziekte, dood van een dierbare,
problemen in het werk, of geen werk, afhankelijkheid van anderen of van uitkering,
problemen met kinderen, problemen in relaties, of misschien wel in dé relatie.
Soms lijkt de toekomst dicht te zitten, de hemel gesloten, God afwezig.
Maar
toch, diep in ieder van ons blijft die hunkering naar geluk, naar een wereld
die anders is, mooier. Naar een wereld waar vrede is, een wereld die een plek
mag zijn voor iedereen ongeacht kleur, ongeacht godsdienst, ongeacht seks of
seksuele geaardheid; voor jong en oud, arm en rijk, ziek en gezond, vriend en
vreemdeling. Naar een wereld waar mensen met elkaar omgaan als broers en
zussen, een wereld van liefde tussen mensen, een wereld waarin de ene mens voor
de ander zo goed als God is, zo nabij als God. Ja, in de stugge realiteit,
waarin we leven, hunkeren wij intens naar dat punt van vrede, geluk, elkaar
verstaan, liefde. Wij verlangen naar de komst van God.
De
mens blijft hunkeren en verwachten en speuren naar Gods aanwezigheid. En ziet en ervaart Hem bij tijd en wijle in bijzondere mensen. Tijdens
de tweede wereld oorlog werd in een van de concentratiekampen een gevangene,
een jongeman, vader van een gezin, geselecteerd door de
kampcommandant om geëxecuteerd te worden. Naast hem stond pater Kolbe. Hij bood zich aan om de plaats in te nemen van die
jonge vader. Hij werd geëxecuteerd; de jonge vader werd gespaard voor zijn
vrouw en kinderen. God was aanwezig toen Kolbe zei:
neem mij maar.
Wij
zien - bij tijd en wijle - mensen boven zichzelf
uitstijgen, en een gedrag vertonen dat niet van deze wereld is, dat goddelijk
is. En misschien mogen ook wijzelf soms momenten beleven, waarin we onszelf nauwelijks herkennen, waarin we onszelf overstijgen
en goed zijn voor de ander, de ander nabij zijn als God. En om nog een stapje
verder te gaan: wij kunnen die momenten creëren.
Ik
wil besluiten met een verhaal van een pastoraal
werkster. Zij schrijft: "Dat een mens voor een ander als God mag zijn, heb
ik nooit zo sterk beleefd als aan het sterfbed van een jonge vrouw, die heel lang ongeneeslijk ziek was. Kort voor haar dood
was ik bij haar. Zij fluisterde: 'God is wel erg ver weg.' Ik had haar hand
vast en waagde het te zeggen: 'Maar Mary, ik ben toch
bij je.' Zij eindigde haar verhaal met: Ik heb nog nooit iemand zo lief zien
sterven.
Moge
zo onze voorbereiding op het kerstfeest zijn: blijven geloven in, en speuren
naar, Gods aanwezigheid in mensen; en ook - al gaande - ruimte maken voor Hem,
door oog en oor en hart voor de ander te zijn; door de ander als God nabij te zijn.