Voor kleine mensen

© Geert Bles, Heerlen 2007



Op 14 Maart, 1983, werd Marianella Garcia Villas, door het leger in El Salvador gevangen genomen,  gemarteld, en vermoord. Ik wil in een paar pennenstreken aangeven wie zij was: Een jonge vrouw, 35 jaar, juriste en voorzitster van de mensenrechtencommissie in El Salvador. In 1981 werd zij door het regime beschuldigd van hoogverraad en ter dood veroordeeld; haar naam werd op de dodenlijst gezet. Ze moest haar land verlaten, maar bleef haar werk doen vanuit Mexico. ”Die beschuldigingen, zegt zij, “kunnen mij niets schelen, evenmin als de opsluitingen en onterende behandelingen die ik heb moeten ondergaan vanwege het verdedigen van politieke gevangenen. Ik blijf mij inzetten, maar de angst om te sterven laat me niet los. Ik ben  me er van bewust dat ik de kans loop, op een dag,vermoord te worden. “

 

Kort voor haar dood schreef ze vanuit Mexico een brief aan haar vriendin Paula in El Salvador: “Ik heb er vanaf moeten zien een gezin te stichten; er is geen tijd voor. Ik heb kracht van binnen; ik ben in gedachten bij diegenen die strijden, en dat maakt mij sterk. Natuurlijk hang ik aan het leven, maar dat heeft pas zin, als het verbonden is met de strijd voor de bevrijding van anderen.  Herinner je een ding, Paula, of ik nu binnen of buiten El Salvador ben, je zult me nooit op de knieën zien maar altijd overeind; het is beter overeind te sterven dan op de knieën te leven.”

 

”Ik voel mij eenzaam, schreef ze, ” ik verlang ernaar om gauw terug te keren naar mijn land, om moed te geven aan al diegenen die lijden en vechten. Ik ben nu bezig mijn papieren in orde maken voor mijn terugkeer. Als ik eraan ga, Paula, doodgeschoten op een of andere plek in mijn land, dan zal dat mijn bijdrage zijn aan de bevrijding van mijn volk. Ik weet dat wanneer ik het land binnenga, ze allemaal op me staan te wachten, de mijnen, maar ook die anderen. Ik moet je eerlijk zeggen, dat ik zeker niet dood wil, dat ik de geweerlopen niet op zal zoeken en er vlak voor gaan staan; ik wil blijven leven voor de mensen.”  Kort na deze brief aan haar vriendin  werd ze gepakt, en afschuwelijk gemarteld, verkracht en vermoord. Het was 14 maart, 1983.  Ze zou vandaag nog geen 60 jaar geweest zijn. Dit was Marianella Garcia Villas.

 

Waarom vertel ik dit verhaal? Zij had zichzelf een levenstaak gesteld, als juriste, als mensenrechtenactiviste zich in te zetten voor rechten en menswaardig leven van haar volk; te strijden  tegen de wolven van grootgrondbezitters en een regime dat zich schaarde aan hun zijde en het leger inzette om de arme boeren en arbeiders eronder te houden. Die levenstaak vergde veel van haar: Het opgeven van haar natuurlijk verlangen om een gezin te stichten, het steeds moeten vechten tegen de angst gedood te worden, het steeds op de vlucht zijn, het steeds moeten onderduiken.  Marianella had te kiezen tussen: ofwel een rustig leven in vrede en veiligheid, ofwel een strijdbaar leven voor haar volk. Zij koos voor het laatste.

  

Hier ligt de aansluiting bij het evangelieverhaal van vandaag. Door het verhaal van de drievoudige bekoring in de woestijn, loopt als een rode draad de verbondenheid van Jezus met zijn vader en zijn gedrevenheid om aan ar­men en kleinen recht te doen. Om het ver­haal van de bekoring in de woestijn goed te begrijpen, wil ik even met u kijken, waar de evangelist het geplaatst heeft. Vlak van te voren vertelt Lucas over de doop van Jezus, over de zending, die hij krijgt van zijn Vader: "Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde; in jou heb ik mijn welbe­hagen gesteld". Onmiddellijk erna plaatst Lucas het verhaal van Jezus' eerste openbare optreden in Nazareth. Jezus leest in de synagoge de woorden van Jesaia voor: "De geest des Heren is over mij geko­men, omdat hij mij gezalfd heeft. Hij heeft mij gezonden om aan armen de blijde boodschap van bevrijding te brengen". En hij voegt eraan toe: "Dit schrif­twoord, dat gij zojuist gehoord hebt, is met mij in vervul­ling ge­gaan". Jezus identi­ficeert zich met die bood­schap. En dan gebeurt het: Die naar Hem luisterden, werden woe­dend, en wilden hem vermoorden.

 

Dat is Jezus van Nazareth, dat is zijn levensopdracht, die hij al gaande in zichzelf ont­dekt, waar hij niet van af wijkt, ook al komt zijn grote tegenspeler met aanlokkelijke alter­na­tie­ven. Ook hij kent de bekoring om van  zijn levensopdracht, af te wijken. Wanneer hij kiest voor de armen en kleinen, voor mensen die geen leven hebben, ontmoet hij het verzet van de groten, van de toonaange­ven­de kringen, en zelfs van de religieuze overheid van zijn tijd. Hij spre­ekt hen aan en wijst hen erop dat de armoede van kleine mensen te maken heeft met hun gedrag en levens­stijl; dat armoede van kleine mensen onlosmakelijk gekoppeld is aan hun rijkdom. Hij spreekt zich uit voor een godsdienst, die aan armen en kleinen recht doet, en verzet zich tegen een godsdienst, die zegt dat arm-zijn een straf is van God, dat ziek-zijn of gebrekkig een gevolg is van eigen zonde. Jezus komt met zijn keuze voor de kleinen in aanvaring met de rijken en met de religieuze overheden.

 

 Wat is dan zijn bekoring? Zijn bekoring is nou precies om die aanvaring te ontlopen; om - als de confrontatie toch komt - zijn keuze bij te stel­len, de gemakke­lijke weg te kiezen, on­trouw te worden aan zijn levensopdracht. Laten we van Jezus geen wonderkind maken. Hij is mens en niets menselijks is hem vreemd. Zoals Marianella, is ook Hij bang en zweet water en bloed, als hij ervaart, waar de trouw aan zichzelf, aan wat hij als zijn levens­opdracht ervaart, de trouw aan zijn God, toe lei­dt. Hij voelt het verzet van de groten en de priesters, en kent de beko­ring, de strijd in zichzelf, om de moeilijke weg te verla­ten en de ongevaarlijke kant te kiezen. Maar hij blijft trouw. Niets en niemand slagen erin om hem van de wijs te brengen. Hij blijft overeind en gaat door op de weg die hij als de zijne ziet: tegen de  burgerlijke en reli­gieuze instanties in, tegen de gangbare opinie in.

 

Twee weken geleden stierf in Frankrijk Abbe Pierre. Een priester, die een ander leven had kunnen hebben.  Hij had carriere kunnen maken; hij had een rustig veilig leventje kunnen leiden. Maar hij heeft ooit zijn keuze gemaakt, bereikbaar en beschikbaar te zijn voor de zwervers en de clochards, zijn leven met hen te delen. Zou hij die levenskeuze ook niet hebben moeten bevechten op zichzelf, in een woestijnervaring? Ik vermoed van wel.

 

Nelson Mandela had een totaal ander leven kunnen hebben. Maar hij ging voor de bevrijding van  zijn volk, voor de strijd tegen de apartheid in Zuid Afrika. En om trouw te zijn aan zijn levensroeping, koos hij  voor ballingschap, voor stenen pikken op Robben Eiland. Een woestijnervaring van 27 jaren vechten met zichzelf, om zijn idealen trouw te blijven.         

 

Nu kom ik bij mijzelf. Wat is mijn levensopdracht?  Staat niet ieder van ons voor de opdracht om in dit leven iets te betekenen? Om - zo simpel is het -  zijn/haar bijdrage te leveren aan een  mooiere leefwereld, aan de komst van Gods Rijk op aarde?  Om zich niet te laten inpalmen door status, door macht, door rijkdom, maar zich in te zetten voor een wereld van gelijkheid, van broeder/zusterschap?  Om voor kleine mensen bereikbaar te zijn, op te komen voor rechtelozen?

Voor vluchtelingen, buiten­landers, zwer­vers, bijstandsvrouwen, uitkeringsgerechtigden? De publieke opinie is vaak hard over hen. Kunnen mensen in mijn aanwezig­heid alles maar zeggen over hen? Doe ik er dan het zwijgen toe of durf ik te spreken, ook als het getij zich tegen mij keert? 

 

Welke keuze maak ik? De vastentijd is bij uitstek een tijd om me daarop te bezinnen, om mijn keuzes bij te stellen.  Om zoals Marianella, zoals Nelson Mandela, zoals abbe Pierre, zoals Jezus van Nazareth, trouw te zijn aan mijn diepste zelf, aan mijn levensprogramma, ongeacht de consequenties.