Op
14 Maart, 1983, werd Marianella
Garcia Villas, door het leger in El Salvador gevangen genomen, gemarteld, en vermoord. Ik wil in een paar
pennenstreken aangeven wie zij was: Een jonge vrouw, 35 jaar, juriste en voorzitster
van de mensenrechtencommissie in El Salvador. In 1981 werd zij door het regime beschuldigd
van hoogverraad en ter dood veroordeeld; haar naam werd op de dodenlijst gezet.
Ze moest haar land verlaten, maar bleef haar werk doen vanuit Mexico. ”Die beschuldigingen”, zegt zij, “kunnen mij niets schelen, evenmin als de
opsluitingen en onterende behandelingen die ik heb moeten ondergaan vanwege het
verdedigen van politieke gevangenen. Ik blijf mij inzetten, maar de angst om te
sterven laat me niet los. Ik ben me er
van bewust dat ik de kans loop, op een dag,vermoord te
worden. “
Kort voor haar dood schreef ze vanuit Mexico een brief
aan haar vriendin Paula in El Salvador: “Ik heb er vanaf moeten zien een gezin
te stichten; er is geen tijd voor. Ik heb kracht van binnen; ik ben in gedachten bij
diegenen die strijden, en dat maakt mij sterk. Natuurlijk hang ik aan het
leven, maar dat heeft pas zin, als het verbonden is met de strijd voor de
bevrijding van anderen.
Herinner je een ding, Paula, of ik nu binnen of buiten El
Salvador ben, je zult me nooit op de knieën zien maar altijd overeind; het is beter
overeind te sterven dan op de knieën te leven.”
”Ik
voel mij eenzaam”, schreef ze, ” ik verlang ernaar om gauw
terug te keren naar mijn land, om moed te geven aan al diegenen die lijden en
vechten. Ik ben nu bezig mijn papieren in orde maken voor mijn terugkeer. Als
ik eraan ga, Paula, doodgeschoten op een of andere plek in mijn land, dan zal
dat mijn bijdrage zijn aan de bevrijding van mijn volk. Ik weet dat wanneer ik
het land binnenga, ze allemaal op me staan te wachten, de mijnen, maar ook die
anderen. Ik moet je eerlijk zeggen, dat ik zeker niet dood wil, dat ik de geweerlopen niet op zal zoeken en er
vlak voor gaan staan; ik wil blijven leven voor de mensen.” Kort na deze brief aan haar vriendin werd ze
gepakt, en afschuwelijk gemarteld, verkracht en vermoord. Het was 14 maart, 1983. Ze zou vandaag
nog geen 60 jaar geweest zijn. Dit was Marianella
Garcia Villas.
Waarom
vertel ik dit verhaal? Zij had zichzelf een levenstaak gesteld, als juriste,
als mensenrechtenactiviste zich in te zetten voor rechten en menswaardig leven
van haar volk; te strijden tegen de wolven van grootgrondbezitters
en een regime dat zich schaarde aan hun zijde en het leger inzette om de arme
boeren en arbeiders eronder te houden. Die levenstaak vergde veel van haar: Het
opgeven van haar natuurlijk verlangen om een gezin te stichten, het steeds
moeten vechten tegen de angst gedood te worden, het steeds op de vlucht zijn,
het steeds moeten onderduiken. Marianella
had te kiezen tussen: ofwel een rustig leven in vrede en veiligheid, ofwel een
strijdbaar leven voor haar volk. Zij koos voor het laatste.
Hier
ligt de aansluiting bij het evangelieverhaal van vandaag. Door het verhaal van
de drievoudige bekoring in de woestijn, loopt als een rode draad de
verbondenheid van Jezus met zijn vader en zijn gedrevenheid om aan armen en
kleinen recht te doen. Om het verhaal van de bekoring
in de woestijn goed te begrijpen, wil ik even met u kijken, waar de evangelist
het geplaatst heeft. Vlak van te voren vertelt Lucas over de
doop van Jezus, over de zending, die hij krijgt van zijn Vader: "Gij zijt
mijn Zoon, de welbeminde; in jou heb ik mijn welbehagen gesteld". Onmiddellijk
erna plaatst Lucas het verhaal van Jezus' eerste openbare
optreden in Nazareth. Jezus leest in de synagoge de
woorden van Jesaia voor: "De geest des Heren is over mij gekomen, omdat
hij mij gezalfd heeft. Hij heeft mij gezonden om aan armen de blijde boodschap
van bevrijding te brengen". En hij voegt eraan toe: "Dit schriftwoord, dat gij zojuist
gehoord hebt, is met mij in vervulling gegaan". Jezus identificeert
zich met die boodschap. En dan gebeurt het: Die naar Hem luisterden, werden
woedend, en wilden hem vermoorden.
Dat
is Jezus van Nazareth, dat is zijn levensopdracht, die hij al gaande in
zichzelf ontdekt, waar hij niet van af wijkt, ook al komt zijn grote
tegenspeler met aanlokkelijke alternatieven. Ook hij kent de bekoring om van zijn
levensopdracht, af te wijken. Wanneer hij kiest voor de armen en kleinen, voor
mensen die geen leven hebben, ontmoet hij het verzet van de groten, van de
toonaangevende kringen, en zelfs van de religieuze overheid van zijn tijd. Hij
spreekt hen aan en wijst hen erop dat de armoede van
kleine mensen te maken heeft met hun gedrag en levensstijl; dat armoede van
kleine mensen onlosmakelijk gekoppeld is aan hun rijkdom. Hij spreekt zich uit
voor een godsdienst, die aan armen en kleinen recht doet, en verzet zich tegen
een godsdienst, die zegt dat arm-zijn een straf is
van God, dat ziek-zijn of gebrekkig een gevolg is van
eigen zonde. Jezus komt met zijn keuze voor de kleinen in aanvaring met de
rijken en met de religieuze overheden.
Wat is dan zijn bekoring? Zijn bekoring is nou
precies om die aanvaring te ontlopen; om - als de confrontatie toch komt - zijn
keuze bij te stellen, de gemakkelijke weg te kiezen, ontrouw te worden aan
zijn levensopdracht. Laten we van Jezus geen wonderkind maken. Hij is mens en
niets menselijks is hem vreemd. Zoals Marianella, is
ook Hij bang en zweet water en bloed, als hij ervaart, waar de trouw aan
zichzelf, aan wat hij als zijn levensopdracht ervaart, de trouw aan zijn God, toe
leidt. Hij voelt het verzet van de groten en de
priesters, en kent de bekoring, de strijd in zichzelf, om de moeilijke weg te
verlaten en de ongevaarlijke kant te kiezen. Maar hij blijft trouw. Niets en
niemand slagen erin om hem van de wijs te brengen. Hij blijft overeind en gaat
door op de weg die hij als de zijne ziet: tegen de burgerlijke en religieuze instanties
in, tegen de gangbare opinie in.
Twee weken geleden
stierf in Frankrijk Abbe Pierre. Een priester, die
een ander leven had kunnen hebben. Hij had carriere
kunnen maken; hij had een rustig veilig leventje kunnen leiden. Maar hij heeft ooit
zijn keuze gemaakt, bereikbaar en beschikbaar te zijn voor de zwervers en de
clochards, zijn leven met hen te delen. Zou hij die levenskeuze ook niet hebben
moeten bevechten op zichzelf, in een woestijnervaring? Ik vermoed van wel.
Nelson Mandela had een totaal ander leven kunnen hebben. Maar hij ging
voor de bevrijding van zijn volk, voor de strijd tegen de
apartheid in Zuid Afrika. En om trouw te zijn aan zijn levensroeping, koos hij voor
ballingschap, voor stenen pikken op Robben Eiland. Een woestijnervaring van 27
jaren vechten met zichzelf, om zijn idealen trouw te blijven.
Nu kom ik bij
mijzelf. Wat is mijn levensopdracht? Staat niet ieder van ons voor de
opdracht om in dit leven iets te betekenen? Om - zo simpel is het - zijn/haar bijdrage te leveren aan een mooiere leefwereld, aan de komst van Gods
Rijk op aarde? Om
zich niet te laten inpalmen door status, door macht, door rijkdom, maar zich in
te zetten voor een wereld van gelijkheid, van broeder/zusterschap? Om voor kleine mensen bereikbaar te
zijn, op te komen voor rechtelozen?
Voor vluchtelingen,
buitenlanders, zwervers, bijstandsvrouwen, uitkeringsgerechtigden? De
publieke opinie is vaak hard over hen. Kunnen mensen in mijn aanwezigheid
alles maar zeggen over hen? Doe ik er dan het zwijgen toe of durf ik te
spreken, ook als het getij zich tegen mij keert?
Welke keuze maak ik?
De vastentijd is bij uitstek een tijd om me daarop te bezinnen, om mijn keuzes
bij te stellen. Om
zoals Marianella, zoals Nelson Mandela,
zoals abbe Pierre, zoals Jezus van Nazareth, trouw te
zijn aan mijn diepste zelf, aan mijn levensprogramma, ongeacht de
consequenties.