1e Zondag van de Vasten

© Mariet Stikkers, Heerlen 2008



We hoorden twee verhalen: een vanuit het paradijs en een vanuit de woestijn. In beide verhalen gaat het wonderlijk genoeg om beproeving: beproeving door de slang en beproeving door de duivel; beproeving dus door het kwaad.

De schrijver van het boek Genesis vertelt ons in een beeldend verhaal  hoe Adam en Eva – de man en de vrouw - door God werden gemaakt, hoe de levensadem in hun neus werd geblazen en hoe ze in een paradijselijke situatie werden geplaatst die Hij met grote zorg voor hen had klaargemaakt. Ze lijken alles te hebben wat hun hartje maar kan begeren maar tóch zijn ze nog niet tevreden. Ze willen nog méér. Ze begeren te eten van de boom van het leven, de boom van de kennis van goed en kwaad. Dat betekent dat ze gelijk willen zijn aan God.  Ze willen niet ván God zijn maar ze willen zélf God zijn. De slang – de sluwaard, de verleider – krijgt hen zo ver! En dan verliezen ze hun oorspronkelijke onschuld en wordt hun naaktheid ervaren als beschamend. Wat eerst zuiver was en goed wordt nu onzuiver. Hun misstap heeft grote gevolgen! Hun hele leven wordt veranderd, hún leven en dat van de mensen na hen.

Zo gaat dat vaak met ons mensen: achteráf zien dat we een verkeerde stap hebben gezet, dat we een verkeerde keuze maakten en dat we de consequentie daarvan moeten dragen. Het zijn pijnlijke ervaringen waar we niet omheen kunnen. We zullen ze in ons leven moeten opnemen en er mee om moeten gaan. Zo kan er gaandeweg genezing en heling ontstaan. Zo kunnen we gaandeweg steeds meer mens van God worden.

Matteus vertelt ons hoe Jezus in een geheel andere situatie, namelijk in de woestijn – plaats van gemis en honger – ook belaagd wordt door de beproever, door de duivel.

In Jezus’ tijd (denken we maar aan Johannes de Doper) en ook daarna trokken velen naar de woestijn om daar bewust de strijd aan te gaan met de boze machten die de mens in zijn leven kunnen belagen. Deze woestijnmensen leidden een hard en verstorven bestaan en hoopten op die manier steeds zuiverder te worden, steeds meer beeld van God, steeds meer beantwoordend aan Zijn liefde.

Matteus plaatst Jezus in die lijn. Tot driemaal toe treedt de verleider op, maar steeds dient Jezus hem krachtig van repliek: het gaat in zijn leven niet om hemzelf, niet om zijn eigen hachje, zijn macht of aanzien, nee het gaat om God, om God alleen! In een proces van veertig dagen, een levenslang proces, ontdekt Jezus gaandeweg  - letterlijk gaande de weg! - dat hij geroepen is de wil van God te doen: de weg te gaan van liefde en gerechtigheid, de weg van dienstbaarheid aan de mensen. We weten allemaal hoe dat is afgelopen. Hij is uiteindelijk op brute wijze gekruisigd. Het is misschien al zó’n bekend verhaal voor ons, dat verhaal van Jezus, dat we het bijna vanzelfsprekend vinden en dat het ons nog amper raakt van binnen. Een rondgang langs de staties van Henk Noestheden kan ons hart mogelijk weer openen. Maar het verhaal van Jezus is niet voorbij, het gebeurt nog elke dag. Elke dag weer staan er mensen op die hun leven inzetten voor gerechtigheid en liefde, die dóórgaan zonder om te zien, omdat ze niet anders kunnen. Mensen die in de woestijn van het leven weerstand bieden aan de drang naar verzadiging, naar macht en eerzucht, aan de drang in het middelpunt te willen staan en belangrijk te willen zijn. Mensen die niet kiezen voor zichzelf maar voor de anderen, met name voor de kleinen en onaanzienlijken, de verschoppelingen van onze wereld. Waarom doen mensen dat?  Inderdaad omdat ze niet anders kunnen. Ze zijn – net als Jezus – door de Geest gedreven. Ze vluchten niet weg voor het kwaad maar kijken het recht in de ogen. Ze verleggen een steen in de rivier van het leven, één steentje maar misschien, maar dat is van onschatbare waarde en invloed omdat de stroom dan net een fractie anders gaat, omdat het kwaad dan íets van zijn invloed prijs moet geven. Ze steken hun nek uit en zijn niet bang voor eigen hachje. Ze weten: dit móet ik doen, het móet. Voortgedreven worden ze. Ze zijn kwetsbaar, hun keuzes kunnen zelfs levensgevaarlijk zijn, ze kunnen er aan gaan of minstens belachelijk worden gemaakt en bespot worden. Natuurlijk gebeurt zoiets niet van het ene moment op het andere. Ooit is het begonnen: ooit is er iets in hun hart gewekt, een wéten van wat God met onze wereld en mensheid bedoelt. Ze hebben leren zien wat de verleidingen zijn waar wij mensen voor kunnen zwichten. En met dit inzicht zijn ze een andere weg opgegaan, aanvankelijk aarzelend misschien, maar steeds meer overtuigd van hun richting. En elke dag weer kunnen er nieuwe keuzes volgen, elke dag kan er iets nieuws beginnen, dat in de kiem al begonnen is. Het is al begonnen! Ja. Ook wij, zoals we hier samen zijn, dragen een roeping in ons hart. Een stem die zegt waarheen we moeten gaan. Een geweten dat ons aanklaagt of geruststelt. Een geweten, een wéten van Gods bedoeling met ons. Het is de vraag of we de hitte van de woestijn en de bekoringen van het leven áán kunnen en of we willen leren van onze misstappen. Niet blijven staren op wat wás, maar vertrouwen hebben in het nieuwe dat al begonnen is.

Dat we in deze Veertigdagentijd daarin gesterkt mogen worden.