Drie
mensen, paus Johannes Paulus II, de door het Vaticaan bekritiseerde
bevrijdingstheoloog Leonardo Boff en de Duitse waakhond van de katholieke leer,
kard. Jozef Ratzinger, komen bij de
hemelpoort. Eerst gaat Boff naar binnen. Als hij na een uur weer verschijnt,
vragen de andere twee: ‘En wat zei Jezus?’ ‘Het valt wel mee’, reageert Boff, ‘een jaar vagevuur en
dan mag ik de hemel in.’ Dan gaat de paus. Hij komt na drie uur teleurgesteld
naar buiten: ‘ook een jaar vagevuur en dan de hemel.’ Uiteindelijk is het de beurt aan de strenge kardinaal Ratzinger.
De twee buiten wachten drie, zes, zeven, acht, negen, tien uur. Dan gaat de deur open en komt Jezus naar
buiten, bezweet en vermoeid. ‘En?’
vragen de paus en Boff. Jezus antwoordt: ‘hij heeft mij tien jaar
vagevuur gegeven.’
Als
ik met deze mop begin vandaag, doe ik dat om uw aandacht te trekken voor een
belangrijk thema: hoe gaan wij om met
regels en voorschriften?
De
twee lezingen confronteren ons met twee verschillende houdingen, lijkt het. In
de eerste lezing zegt Mozes: neem de geboden van God serieus. Je mag er niets afdoen, je mag er niets bijdoen. En dit
is wat ook Jezus ons leert. In het Matteus-evangelie waarschuwt Hij: ‘Ik zeg u,
eerder nog zullen hemel en aarde
vergaan dan dat een jota of haaltje vergaat uit de Wet. Wie een van die
voorschriften, zelfs het geringste, opheft, en zo de mensen leert, zal de
geringste geacht worden in het rijk der hemelen, maar wie ze onderhoudt en
leert, zal groot geacht worden in het rijk der hemelen. Ja, Jezus is serieus,
heel serieus, wat betreft de geboden
van god.
Hoe
kan het dan toch, dat Hij in de tweede
lezing vandaag die bloedserieuze houding zelf weer onderuit lijkt te halen,
wanneer Hij tegenover de Farizeeën en schriftgeleerden over voorschriften
spreekt? Hij reageert als door een wesp gestoken: huichelaars, jullie
witgepleisterde graven, jullie doen aan lippendienst!
Waarom
reageert Hij zo? Waar zit hem dan toch de crux? Zijn er dan verschillende
soorten geboden? Zijn er dan verschillende soorten wetten?
Ja,
het eerste verbond heeft zijn Thora, de richtingwijzers, bedoeld voor het goed
functioneren van het samenleven, een samenleving, waarin iedere mens tot recht mag komen. Ze zijn heilig en beogen
het welzijn van de medemens.
Jezus
zelf spreekt van het eerste en enige gebod, God liefhebben, en van het tweede,
daaraan gelijk, de naaste liefhebben. Dat is in essentie de Thora, de boodschap
van het eerste verbond; dat is in essentie de boodschap van Jezus. Als er dan
in de loop van de tijd, en afhankelijk van cultuur of omstandigheden, nieuwe
regels ontstaan, zullen ze ondergeschikt zijn, moeten zijn, aan dit ene gebod;
getoetst moeten worden aan dat ene criterium:
beogen zij het welzijn van de medemens? Zijn zij gericht op het
bevorderen van het leven, van het samen leven?
Alle
nieuwe regels zijn, moeten zijn, aankleding van dat ene gebod van de liefde en
moeten constant daaraan getoetst worden. Wetten en voorschriften dienen het
welzijn van de mens te dienen. Als ze dat niet – niet meer – doen, moeten zij
overboord gezet worden. Ze mogen niet als een onnodige last op de schouders van
mensen gelegd worden, en zeker niet als machtsmiddel gehanteerd worden. Het
gaat om dat ene criterium: zijn ze dienstbaar aan het leven, aan het
samen-leven? aan het welzijn van de mens?
Als ze aan die voorwaarde voldoen, dienen wij ze bloedserieus te nemen.
In die zin is Jezus het helemaal eens met wat de eerste lezing zegt.
In
de tweede lezing fulmineert hij daarom tegen voorschriften die geen zin hebben,
tegen voorschriften, die geen relatie hebben met dat ene voornaamste gebod, het
gebod van de liefde; tegen voorschriften die niet gerelateerd zijn aan het
leven. Als mensen vandaag de dag zich verzetten tegen voorschriften en wetten
van boven, dan is dat vaak omdat voorschriften daar niet aan voldoen, er niet
toe doen.
Hoe gaan wij om met regels
en voorschriften?
Wij
gniffelen als wij Jezus te keer horen gaan tegen de schriftgeleerden en Farizeeën, die Hem kapittelen over het gedrag van zijn leerlingen die zich niet
houden aan de regels. Als wij horen dat anderen gelaakt worden om hun dubieus
gedrag, hebben wij stiekem plezier, hebben wij licht de neiging onszelf tot de
goeden te rekenen en zelfs de verwijten aan de andere partij nog wat aan te
dikken. Maar toch moeten ook wij
onszelf serieus de vraag stellen: hoe gaan wij
om
met regels, met voorschriften? Ze zijn nodig, ook in de kerk, wil de kerk de
gemeenschap zijn, zoals die bedoeld is door Christus, wil de kerk dienstbaar
zijn aan het leven?
Toch
kunnen en mogen wij nooit onze eigen verantwoordelijkheid ontlopen en bij
anderen leggen. Wij kunnen nooit zeggen: dit voorschrift geldt voor ons, geldt
voor mij, omdat de paus het zegt, omdat de bisschop het zegt. Regels die hun
kracht niet ontlenen aan hun eigen inhoud zijn doorgaans niet weldadig. Regels
die slechts gebaseerd zijn op gezagsargumenten hebben geen gezag. Wij zelf
hebben onze eigen verantwoordelijkheid
om wat wij denken en doen, te toetsen aan het criterium van dat ene gebod, het
gebod van de liefde. Wij moeten onszelf de vraag stellen of regels die
uitgevaardigd worden van boven aan de toets van dat criterium voldoen, of ze –
in onze ogen - het welzijn van mensen bevorderen.
Dit
geldt voor ieder van ons als individuele mens. Dit geldt ook voor ons
gezamenlijk, voor ons als gemeenschap, zoals we hier samen zijn. Ook als gemeenschap dienen wij ons af te
vragen: zijn die regels van boven
levenschenkend? Wij kunnen ons als
gemeenschap er niet van af maken met ‘het is ons van hogerhand gezegd’. Wij verzaken onze verantwoordelijkheid als
gemeenschap, wanneer wij zeggen ‘omdat het ons van hogerhand is gezegd, hebben
wij er ons maar aan te houden’.
Het
evangelie van vandaag zegt ons dat ook Jezus niet op deze manier met wetten en
voorschriften omging. Vandaar dan ook dat Hij tien jaar vagevuur aan zijn broek
kreeg.