Waar twee of drie in Mijn Naam bijeen zijn....

© Nan Paffen, Heerlen 2005



De profeet Ezechiël beschrijft in de eerste lezing zijn roeping als die van een wachter voor zijn volk. Hij moet het volk waarschuwen voor gevaar, het gevaar van de zonde; hij moet iemand, die kwaad doet, oproepen om zijn of haar leven te verbeteren.

Ook Jezus zet zijn leerlingen op dat spoor. Waar mensen in een gemeenschap samen leven, gebeuren goede en minder goede dingen. En als mensen het goed met elkaar kunnen vinden, is het ook meestal niet zo’n probleem om tegen elkaar te zeggen wat niet goed was. Zo gaat het in het klein (in een gezin of kleine groep), maar ook in grotere verbanden: in werksituaties, in clubs, in klasverband, of in een parochiegemeenschap. In de praktijk blijkt het echter moeilijk om elkaar aan te spreken op dingen die niet goed gaan. Complimentjes maken is veel makkelijker; met iemand over zijn of haar ‘misstap’ (zoals het evangelie dan noemt) te praten, is heel moeilijk. Het kan alleen als je weet dat wat die ander doet, helemaal indruist tegen het ideaal, het doel, de droom van de gemeenschap. Dat is in het evangelie ook de richtlijn. Jezus formuleert die ook heel sterk: ‘heb God lief en de naaste als jezelf’. Voor dat ideaal, voor die droom heeft Jezus alles over. Dat wil hij ook aan zijn leerlingen meegeven. Zijn ideaal is de droom van God waarmaken in zijn leven; zijn ideaal is om Gods koninkrijk al op aarde te laten geschieden. Die droom waarmaken, iedereen, ieder op zijn of haar eigen manier. En het maakt niet uit of je met honderdduizenden bent of met twee of drie. God is erbij!

 

Ook een parochiegemeenschap moet dromen. Gods droom mogen ook wij meedromen, mee waarmaken, ieder naar eigen vermogen en in zijn eigen situatie; als vrijwilliger of als parochiaan.

Ook wij als Andreas hebben dromen: we dromen ervan om zo samen kerk te zijn, dat iedereen hier welkom is, dat iedereen zich hier thuis kan voelen; om zo samen kerk te zijn dat we zien wie om ons heen hulp nodig heeft, dat we elkaar de hand reiken ook als we het niet altijd met elkaar eens zijn, we dromen dat we met zovelen (vrijwilligers in werkgroepen en andere betrokkenen) ook dit jaar weer elkaar kunnen inspireren in goede liturgie, in catechese, maar vooral in onze opdracht om in woord en daad ieder mens tot zijn recht te laten komen; een droom en een opdracht, want, zoals Jezus in Mt.25 zegt: ‘wat jullie aan de minste der mijnen gedaan hebt, heb je aan mij gedaan’. Zo werken we mee aan die droom van Jezus: met twee of drie, maar liefst met heel velen, want God is in ons midden.

 

In ons beleidsplan noemen we die droom ‘deze wereld omgekeerd’.  Een omgekeerde wereld waarin Joden niet beter zijn dan Palestijnen, westerlingen niet meer waard dan oosterlingen, christenen niet méér uitverkoren dan moslims; een wereld waarin ouderen weer wijs zijn en kinderen weer spelen op straat; een wereld waarin iedereen een ober is en plezier heeft in het bedienen van de ander; een wereld waarin niemand meer allochtoon is, maar welkom in de grote gemeenschap van ons allen; een wereld waarin iedereen de ander groet.

Communie wordt eindelijk communicatie, hebben wordt eindelijk zijn, Godheid en Goedheid hebben elkaar gevonden. En God is helemaal mens geworden, ook hier in ons midden, waar meer dan twee of drie bijeen zijn.

 

Samen met jullie allen, en met de velen die zich thuis voelen in en bij deze kerk willen we Jezus achterna, die jongeman, van ongeveer 3o jaar, die door de straten slentert of wandelt over het strand en zegt: “Ik ben de weg, de waarheid, het leven. Wil je iets van je leven maken, volg me; kom maar mee jij visser en jij belastingambtenaar en jij lichamelijk gehandicapte of jij leraar en jij blinde”.

En het gekke was…. Mensen gingen mee, liepen achter hem aan.

Hij inspireerde mensen, ze geloofden in hem, werden geraakt door zijn boodschap,

En hij zei verder:

“Kom maar mee en help elkaar, ieder zoals hij is en met wat hij kan. En het maakt niet uit of je met honderdduizenden bij elkaar bent of met twee of drie….ik ben erbij”.