Tot drie keer toe hoorden we
zojuist in het evangelie: als je daar niet aan voldoet, kun je geen leerling
van mij zijn. En Jezus
vraagt nogal wat. Je familie, je leven, al wat je bezit opgeven. Eigenlijk
staat er in de tekst verfoeien. Toen wij de afgelopen week deze viering gingen
voorbereiden, vielen sommigen in de groep over dat woord: je familie verfoeien,
dat was toch te erg. We zochten in een andere bijbel: daar
stond, nog een graadje erger, haten, je familie haten. We hebben geprobeerd te begrijpen wat Jezus
bedoelde en konden ons vinden in het woord dat we gebruikt hebben. Je moet je
familie, je leven, je bezit niet voorop stellen.
Ik geef een voorbeeld. Wij kennen hem,
bisschop Oscar Romero, die in 1980 vermoord werd.
Voordat hij aartsbisschop van El Salvador werd, was hij een brave,
onopvallende, conservatieve man. Daarom hadden de veertien
grootgrondbezitters die in El Salvador de dienst uitmaakten, geen kritiek van
hem te vrezen en verwelkomden ze hem graag als de nieuwe aartsbisschop. Maar
eenmaal benoemd, werd hij een ander mens; eenmaal benoemd, kwam hij tot het
inzicht, dat de situatie van de arme en onderdrukte mensen in zijn land alleen
maar kon veranderen, als de kerk - hijzelf dus - zou kiezen voor hen, en als
hij die grootgrondbezitters zou aanspreken op hun gedrag. Zelf noemde hij deze
keuze zijn ‘bekering’. Hij wist dat vanaf dat moment zijn leven gevaar liep,
maar dat kon hem niet weerhouden om de weg te gaan die hij meende te moeten
gaan. Hij bleef vanaf het eerste moment de grootgrondbezitters aanspreken op
hun hebzucht, die er de oorzaak van was dat het merendeel van het volk in
bittere armoede moest leven. Hij werd op 24 maart, 1980, door hun toedoen vermoord.
Romero had ontdekt van waaruit hij moest leven, van waaruit spreken en
handelen. “Wie mijn leerling wil zijn, moet zijn eigen leven niet voorop
stellen”. Als dat op het spel staat, wanneer diepere waarden verdedigd moeten
worden, het zij zo.
Ik keer terug naar mijzelf.
Wij allen (iedereen zal dat herkennen in zijn/haar leven), wij allen verliezen
ons elke dag in duizend en een ding: zorg voor leven, voor lichaam, voor gezondheid, voor
eten en drinken, voor toekomst, voor werk, voor carriere,
voor vader en moeder, voor zoon en dochter, voor de relatie, voor de nodige
plichtplegingen en bezoeken. “Ik word er gek van”, hoor ik iemand zeggen “gek
van alles wat moet; mijn agenda staat boordevol; ik moet, ik moet, ik moet…….” Zou die onrust
niet komen, omdat wij alles naast elkaar zetten en ons dan laten voortjagen
door die agenda? Omdat we niet door een bepaalde bril kijken naar al de dingen;
omdat we geen prioriteiten stellen, geen keuze maken? Alles stapelt zich op,
alles is even belangrijk. Wat ontbreekt is: een punt van waar uit ik naar de
dingen kijk, een bron, van waaruit ik leef.
Als je mijn leerling wilt
zijn, moet je afstand doen van alles wat je bezit. Ik vermoed dat ik Jezus begrijp. Want wat voel ik
mij soms arm en ongelukkig als ik alles wil hebben, als ik jaloers ben op
anderen die meer hebben dan ik! En wat kan ik mij soms rijk en
gelukkig voelen, als geen hebbedingen mij bekoren, als geen hebbedingen mij in
de weg zitten!
Wat is leven, geluk? Als je voelt,
zeker weet, dunkt mij, dat er iets is,
dat duizendmaal kostbaarder is, duizendmaal belangrijker, dan alle hebbedingen
bij elkaar. Als
je voelt, zeker weet, dat - als je je inzet voor de
armen, voor mensen om mij heen die geen leven hebben - jezelf gelukkig bent, jezelf
leeft. Iemand vertelde mij verleden zondag - zijn vrouw stond erbij - hoezeer hun leven veranderd was door een tijdlang nauwe betrokkenheid bij het wel-en-wee
van een vluchteling hier in het AZC.
Wat is leven, geluk? Ik vermoed
dat ik Jezus begrijp. Als je een toren wilt bouwen, moet je eerst goed
nadenken, hoeveel er op de bank staat, berekenen hoeveel er nodig is, anders
komt dat bouwwerk er niet en lacht iedereen je uit. Als je geen toren wilt
bouwen, maar Jezus wilt volgen, moet je ook goed nadenken of je bereid bent en in
staat om afstand te doen van alles wat je bezit, anders wordt het niks. Je moet
inschatten, of je alles wat je bezit kunt loslaten.
Is dit niet wat ik vandaag in
het evangelie hoor? Wie mijn leerling wil zijn, moet zijn bezit kunnen
loslaten, en familiebanden, ja zelfs zijn leven; denk aan Romero. Dat geldt in het groot, maar dat geldt ook in het
klein, in alledaagse dingen. Een heel simpel voorbeeld: Als mijn vrienden, als
mijn familie zogenaamde leuke, maar racistische opmerkingen, maakt over
buitenlanders of over zwervers, waar ben ik dan? Familiebanden, vriendschapsbanden,
allemaal mooi en wel, maar soms is het
nodig te kiezen.
Het echte levensgeluk proef
je pas, als niets je meer in de weg zit, als je aan niets meer gehecht bent.
Het is niet gemakkelijk om te leven zonder aan van alles gehecht te zijn. Maar
het is mogelijk. Je kunt er gaandeweg in groeien, gaandeweg het geluk proeven
waar het in het leven echt om gaat. “Zoek eerst het Rijk Gods”, zegt Hij
ergens anders, “al het andere, wat je nodig hebt, komt dan wel vanzelf, valt
dan wel op zijn plek.”