“Mooi is een kooitje
met
een kanarie erin.
Heel
mooi is een kooitje
met
een parkiet erin.
met
een merel erin, met een kolibrie erin.
een
slavink erin, een bos wortelen erin.
blokjes
marmer erin, een glas water erin.
Maar
het mooiste is eigenlijk een kooitje
met
niets erin.” C. Buddingh
Er
een Franse koning geweest die ooit zei: “L’etat, c’est moi. De staat, dat ben
ik.” Er is een tijd geweest in de kerk,
dat de hiërarchie zei: de kerk dat zijn wij; en dat de beminde gelovigen braaf
zeiden: de kerk, dat zijn zij daarboven. Ik zou zelfs vandaag aan kerkleiders
de kost niet willen geven, die nog zo denken en ernaar handelen; en niet aan
mensen, die zo denken en zich in alles schikken. Eigenlijk is dit gedrag geen
wonder want het is ons met de moedermelk ingegeven. Het was het grote
strijdpunt op het Tweede Vaticaanse Concilie.
Maar
inmiddels heeft er – dank zij dit Concilie – een verandering plaats gevonden
van ‘de kerk dat zijn zij’ naar ‘de kerk dat zijn wij’. Er heeft een
verandering plaats gevonden, die gelukkig steeds meer gemeengoed gaat worden
van ons mensen aan de basis, een verandering van de hiërarchische, piramidale
kerk naar de kerk als ‘Gods volk onderweg’. Gods Geest is niet langer aan
banden gelegd, zit niet langer gevangen onder tiara’s en mijters, maar heeft de
ruimte gekozen. Gods Geest is niet
slechts werkzaam in de leiding, maar ook in Gods volk. Meer nog: Gods Geest is
niet slechts werkzaam binnen de kerk, maar ook daarbuiten in andere
godsdiensten. Gods Geest laat zich niet kooien, maar waait waar zij wil.
Dit
veranderingsproces is een moeizaam proces; het voltrekt zich niet van de een op
de andere dag. Wij zijn immers nauwelijks gewend aan ‘het deurtje open van het
kooitje’, aan de open ruimte. Wij zijn nauwelijks gewend om voor onszelf te denken, voor onszelf op
te komen, zelf verantwoordelijkheid te nemen, ons eigen geweten te consulteren
en daarop te durven koersen. Het is een moeizaam proces, vooral als we telkens
teruggefloten worden naar dat kooitje door kerkelijke leiders, die het toch nog
als hun taak zien om voor ons te denken en de dienst uit te maken. We hebben
ervaren, dat hoe meer dit gebeurt, hoe meer kerkelijke leiders de dienst voor
ons uitmaken, hoe meer echt serieuze mensen de dienst uitlopen. En geen wonder
ook, omdat zij zich immers niet serieus genomen voelen, omdat zij zich niet
uitgedaagd weten om mee te doen, om de kerk mee te maken, om de agenda mee te
bepalen, om constructief mee te denken hoe het evangelie gestalte te geven in
onze wereld vandaag.
Tegen
deze achtergrondmuziek wil ik met u nadenken over twee dingen:
Ten
eerste hoe doen
mensen dat in hun eigen leven?
En ten tweede: hoe doen mensen dat in de gemeenschap?
Ik mag als pastor oplopen met mensen in hun lief en
leed. Ik ervaar dat als een voorrecht, want ik voel, dat ikzelf gaandeweg veel
ontvang. Ik zie Gods Geest werkzaam in mensen, in de keuzes die zij maken in hun eigen leven.
Ik ontmoet gewoon maar mensen, groot of klein, in
hun strijd om te leven, in hun strijd om er niet onderdoor te gaan. Ik ontmoet
mensen, die zo geconfronteerd worden met omstandigheden - dood van een
dierbare, ziekte, scheiding, een ongeluk of iets anders - dat ik denk: hoe
redden zij het? Maar zij worstelen en komen overeind, door innerlijke
levenswil, gesteund door een vriend of vriendin die hem of haar niet loslaat.
Gods geestkracht aan het werk in mensen.
Ik
ontmoet mensen die gekleineerd zijn in hun leven, afgewezen, ontkend, misbruikt
als kind, gepest en die daar op latere
leeftijd mee aan de slag gaan.
Ergens
diep in zichzelf voelen zij dat ze wel
de moeite waard zijn en gaan de strijd aan tegen die ontkenning in, op weg naar
hun diepste zelf, soms met een vriend of vriendin aan hun zijde. Gods
geestkracht aan het werk in mensen.
Voor
mij zijn dit Paas-gebeurtenissen, opstaan uit de dood, tot leven komen uit
dodelijke situaties. Dit opstaan is geen rimpelloos gebeuren, maar een vaak
lange, harde, volgehouden strijd tegen dodelijke, neerhalende, neerdrukkende,
ontkennende krachten in van de omgeving. Gods geestkracht aan het werk in
mensen. Deze mensen te mogen ontmoeten,
getuige te mogen zijn van het proces van hun opstanding, te mogen zien dat het
leven sterker is dan de dood: dat ervaar ik als een voorrecht, als genade op
mijn weg.
- En dan de mensen in onze gemeenschap.
Vijftig
jaar geleden waren mensen ook actief in de kerk, maar zij kwamen niet verder
dan klussen opknappen, toezien op gewaden, zingen, collecteren, kosteren, de
kerk schoon houden, het koper poetsen. Alle taken lagen toen op het vlak van de
uitvoering en de praktische ondersteuning van de geestelijkheid. Alles wat de
‘leken’ deden, mochten doen, had niets van doen met het beleidmaken in de
parochie. De inhoud van het geloof werd bewaakt en doorgegeven door de
priesters, onder supervisie van de bisschop. Van hen waren de gelovigen
afhankelijk als het ging om het bepalen van waarden en normen in hun leven.
‘Leken’ werden niet voor vol aangezien. Er werd geen appel gedaan op hun
ervaring, op hun inzichten, op hun mogelijkheden, op hun geweten. Ze hadden
alleen maar te gehoorzamen en te volgen. Zo was het vroeger; de ouderen onder
ons weten dit nog goed.
Maar
vandaag ziet de kerk er anders uit. Het zoemt van activiteiten in de parochie.
De nieuwe kerkvisie van 'wij zijn de kerk', van ‘wij dragen samen
verantwoordelijkheid’ is groeiende, bij een aantal stevig geworteld: we doen
het!; bij anderen nog weifelend: kan
het wel? mag het wel? Wij bevinden ons
in een fase van overgang van ‘gelovigen die zich in alles schikken’ naar
gelovigen ‘die hun eigen verantwoordelijkheid durven nemen’.
Deze
ommekeer uit zich op velerlei terreinen. Pastors spelen daarin hun eigen rol,
maar in steeds mindere mate de centrale, allesbepalende, allesbeheersende rol.
Het is een leerproces van beide kanten: mensen aan de top moeten het afleren om
de dienst te willen uitmaken, moeten weer aanleren te luisteren naar wat hun
zusters en broeders daar beneden te zeggen hebben. En mensen beneden hoeven
zich niet altijd te laten gezeggen, moeten leren vrijer te zijn,
verantwoordelijker, gedurfder om zich te laten horen ten opzichte van de top.
Wat
ik hier vertel, vertel ik omdat ik meen dat het alles te maken heeft met de
lezingen van vandaag. Gods geest (zo te horen in beide lezingen) is niet alleen
maar werkzaam in bepaalde mensen, die een functie hebben in de kerk, Gods geest
is werkzaam in iedereen, in man en in vrouw. Gods geest laat zich niet in en
hokjes plaatsen. Gods geest werkt in de kerk in mensen van laag tot hoog, van
hoog tot laag. En nog veel meer: Gods geest gaat ook buiten het boekje, werkt
buiten de kerk. Lidmaatschap van de kerk is geen absolute voorwaarde om in Gods
naam te mogen spreken of handelen. Jezus kijkt niet naar bevoegdheid; hij vraagt niet naar legitimatie. Wat voor Hem
telt is niet of je politiek correct bent, of je tot de juiste groep of partij
behoort, of je de juiste geloofsbelijdenis opzegt. Voor Hem telt wat je doet,
of je opkomt voor gerechtigheid, of je zorg draagt voor je naaste.
Ja,
het mooiste is dat iedereen de ruimte krijgt (neemt), zich verantwoordelijk
weet voor zijn/haar eigen leven. Het mooiste is dat iedereen de ruimte heeft
(neemt) en verantwoordelijkheid draagt
voor een mooie wereld, voor Gods koninkrijk op aarde. Ja, mooi is een kooitje met een kanarie erin, met een parkiet erin; het mooiste is een kooitje
met niets erin.