Gods Geest laat zich niet kooien

© Geert Bles, Heerlen 2003



 “Mooi is een kooitje

met een kanarie erin.

Heel mooi is een kooitje

met een parkiet erin.

met een merel erin, met een kolibrie erin.

een slavink erin, een bos wortelen erin.

blokjes marmer erin, een glas water erin.

Maar het mooiste is eigenlijk een kooitje

met niets erin.”      C. Buddingh

 

Er een Franse koning geweest die ooit zei: “L’etat, c’est moi. De staat, dat ben ik.”  Er is een tijd geweest in de kerk, dat de hiërarchie zei: de kerk dat zijn wij; en dat de beminde gelovigen braaf zeiden: de kerk, dat zijn zij daarboven. Ik zou zelfs vandaag aan kerkleiders de kost niet willen geven, die nog zo denken en ernaar handelen; en niet aan mensen, die zo denken en zich in alles schikken. Eigenlijk is dit gedrag geen wonder want het is ons met de moedermelk ingegeven. Het was het grote strijdpunt op het Tweede Vaticaanse Concilie.

 

Maar inmiddels heeft er – dank zij dit Concilie – een verandering plaats gevonden van ‘de kerk dat zijn zij’ naar ‘de kerk dat zijn wij’. Er heeft een verandering plaats gevonden, die gelukkig steeds meer gemeengoed gaat worden van ons mensen aan de basis, een verandering van de hiërarchische, piramidale kerk naar de kerk als ‘Gods volk onderweg’. Gods Geest is niet langer aan banden gelegd, zit niet langer gevangen onder tiara’s en mijters, maar heeft de ruimte gekozen. Gods Geest  is niet slechts werkzaam in de leiding, maar ook in Gods volk. Meer nog: Gods Geest is niet slechts werkzaam binnen de kerk, maar ook daarbuiten in andere godsdiensten. Gods Geest laat zich niet kooien, maar waait waar zij wil.     

Dit veranderingsproces is een moeizaam proces; het voltrekt zich niet van de een op de andere dag. Wij zijn immers nauwelijks gewend aan ‘het deurtje open van het kooitje’, aan de open ruimte. Wij zijn nauwelijks gewend  om voor onszelf te denken, voor onszelf op te komen, zelf verantwoordelijkheid te nemen, ons eigen geweten te consulteren en daarop te durven koersen. Het is een moeizaam proces, vooral als we telkens teruggefloten worden naar dat kooitje door kerkelijke leiders, die het toch nog als hun taak zien om voor ons te denken en de dienst uit te maken. We hebben ervaren, dat hoe meer dit gebeurt, hoe meer kerkelijke leiders de dienst voor ons uitmaken, hoe meer echt serieuze mensen de dienst uitlopen. En geen wonder ook, omdat zij zich immers niet serieus genomen voelen, omdat zij zich niet uitgedaagd weten om mee te doen, om de kerk mee te maken, om de agenda mee te bepalen, om constructief mee te denken hoe het evangelie gestalte te geven in onze wereld vandaag.

 

Tegen deze achtergrondmuziek wil ik met u nadenken over twee dingen:

Ten eerste hoe doen mensen dat in hun eigen leven?  En ten tweede: hoe doen mensen dat in de gemeenschap?

 

Ik mag als pastor oplopen met mensen in hun lief en leed. Ik ervaar dat als een voorrecht, want ik voel, dat ikzelf gaandeweg veel ontvang. Ik zie Gods Geest werkzaam in mensen, in de keuzes die zij maken in hun eigen leven.

Ik ontmoet gewoon maar mensen, groot of klein, in hun strijd om te leven, in hun strijd om er niet onderdoor te gaan. Ik ontmoet mensen, die zo geconfronteerd worden met omstandigheden - dood van een dierbare, ziekte, scheiding, een ongeluk of iets anders - dat ik denk: hoe redden zij het? Maar zij worstelen en komen overeind, door innerlijke levenswil, gesteund door een vriend of vriendin die hem of haar niet loslaat. Gods geestkracht aan het werk in mensen.

Ik ontmoet mensen die gekleineerd zijn in hun leven, afgewezen, ontkend, misbruikt als kind, gepest en  die daar op latere leeftijd mee aan de slag gaan.

Ergens diep in zichzelf voelen zij  dat ze wel de moeite waard zijn en gaan de strijd aan tegen die ontkenning in, op weg naar hun diepste zelf, soms met een vriend of vriendin aan hun zijde. Gods geestkracht aan het werk in mensen.

 

Voor mij zijn dit Paas-gebeurtenissen, opstaan uit de dood, tot leven komen uit dodelijke situaties. Dit opstaan is geen rimpelloos gebeuren, maar een vaak lange, harde, volgehouden strijd tegen dodelijke, neerhalende, neerdrukkende, ontkennende krachten in van de omgeving. Gods geestkracht aan het werk in mensen.  Deze mensen te mogen ontmoeten, getuige te mogen zijn van het proces van hun opstanding, te mogen zien dat het leven sterker is dan de dood: dat ervaar ik als een voorrecht, als genade op mijn weg.

 

-  En dan de mensen in onze gemeenschap.

Vijftig jaar geleden waren mensen ook actief in de kerk, maar zij kwamen niet verder dan klussen opknappen, toezien op gewaden, zingen, collecteren, kosteren, de kerk schoon houden, het koper poetsen. Alle taken lagen toen op het vlak van de uitvoering en de praktische ondersteuning van de geestelijkheid. Alles wat de ‘leken’ deden, mochten doen, had niets van doen met het beleidmaken in de parochie. De inhoud van het geloof werd bewaakt en doorgegeven door de priesters, onder supervisie van de bisschop. Van hen waren de gelovigen afhankelijk als het ging om het bepalen van waarden en normen in hun leven. ‘Leken’ werden niet voor vol aangezien. Er werd geen appel gedaan op hun ervaring, op hun inzichten, op hun mogelijkheden, op hun geweten. Ze hadden alleen maar te gehoorzamen en te volgen. Zo was het vroeger; de ouderen onder ons weten dit nog goed.

Maar vandaag ziet de kerk er anders uit. Het zoemt van activiteiten in de parochie. De nieuwe kerkvisie van 'wij zijn de kerk', van ‘wij dragen samen verantwoordelijkheid’ is groeiende, bij een aantal stevig geworteld: we doen het!;  bij anderen nog weifelend: kan het wel? mag het wel?  Wij bevinden ons in een fase van overgang van ‘gelovigen die zich in alles schikken’ naar gelovigen ‘die hun eigen verantwoordelijkheid durven nemen’.

Deze ommekeer uit zich op velerlei terreinen. Pastors spelen daarin hun eigen rol, maar in steeds mindere mate de centrale, allesbepalende, allesbeheersende rol. Het is een leerproces van beide kanten: mensen aan de top moeten het afleren om de dienst te willen uitmaken, moeten weer aanleren te luisteren naar wat hun zusters en broeders daar beneden te zeggen hebben. En mensen beneden hoeven zich niet altijd te laten gezeggen, moeten leren vrijer te zijn, verantwoordelijker, gedurfder om zich te laten horen ten opzichte van de top.

 

Wat ik hier vertel, vertel ik omdat ik meen dat het alles te maken heeft met de lezingen van vandaag. Gods geest (zo te horen in beide lezingen) is niet alleen maar werkzaam in bepaalde mensen, die een functie hebben in de kerk, Gods geest is werkzaam in iedereen, in man en in vrouw. Gods geest laat zich niet in en hokjes plaatsen. Gods geest werkt in de kerk in mensen van laag tot hoog, van hoog tot laag. En nog veel meer: Gods geest gaat ook buiten het boekje, werkt buiten de kerk. Lidmaatschap van de kerk is geen absolute voorwaarde om in Gods naam te mogen spreken of handelen. Jezus kijkt niet  naar bevoegdheid; hij vraagt niet naar legitimatie. Wat voor Hem telt is niet of je politiek correct bent, of je tot de juiste groep of partij behoort, of je de juiste geloofsbelijdenis opzegt. Voor Hem telt wat je doet, of je opkomt voor gerechtigheid, of je zorg draagt voor je naaste.

 

Ja, het mooiste is dat iedereen de ruimte krijgt (neemt), zich verantwoordelijk weet voor zijn/haar eigen leven. Het mooiste is dat iedereen de ruimte heeft (neemt)  en verantwoordelijkheid draagt voor een mooie wereld, voor Gods koninkrijk op aarde.  Ja, mooi is een kooitje met een kanarie erin, met  een parkiet erin; het mooiste is een kooitje met niets erin.