De moeilijke boodschap

© Geert Bles, Heerlen 2004



Eens, op de Grote Sabbat kwam de rabbi vermoeid en met lome pas van de tempel naar huis. 'Waardoor zie je er toch zo moe uit?' zei zijn vrouw. 'De preek heeft me ontzettend veel energie gekost', zei hij. 'Ik moest over de armen preken en hun schrijnende nood, want alles is peper­duur geworden'. 'Heb je wat bereikt met je preek’? vroeg zij. 'Ik denk het wel’, zei de rabbi, de grootste helft, de armen, zijn over de streep; zij zijn bereid te ontvangen. Maar hoe het met de andere helft staat, de rijken, of zij  bereid zijn te geven, dat weet ik nog niet'.

 

In de twee lezingen van deze viering gaat het om de kloof tussen arm en rijk; die is er altijd geweest en is er ook vandaag; het thema is misschien nog nooit zo actueel geweest als in de laatste week. Binnen onze eigen samenleving lijkt de tweedeling almaar te groeien; maar ook de scheiding tussen het rijke westen en het arme zuiden wordt steeds schrijnender. Als  Amos in de eerste lezing  striemend uithaalt tegen de rijken en tegen de rijke landen, dan is de kern van zijn aanklacht niet dat zij het goed hebben, maar het feit dat zij de armen niet willen zien en zich niet om hen willen bekom­meren. Hetzelfde klinkt door in het  verhaal van Lucas: je mag rijk zijn, je mag feest vieren, daar ageert Jezus niet tegen; maar waar de rijke op aangesproken wordt is het feit hij geen relatie wenst te leggen tussen zijn rijkdom en de armoede buiten zijn deur, en geen poging doet om de kloof te dichten.

 

Jezus is er niet op tegen dat je dingen bezit en dat je er vreugde aan beleeft. Zijn aanklacht is gericht tegen het cynisme van de rij­ken, dat beweert dat het nu eenmaal niet anders kan in deze wereld, dat het altijd zo geweest is en altijd zo zal zijn; en dat de tweedeling in arm en rijk, in steeds armer en steeds rijker, de onvermij­delijke prijs is voor economische groei. En dat die economische groei nu eenmaal noodzakelijk is volgens hen, om straks  - in de toekomst -  meer welvaart te creëren voor allen. Maar wanneer komt dat straks?!

 

Er is niets op tegen dat je dingen bezit, maar als je dat bezit jouw exclusief eigendom noemt en weigert te delen met behoeftige mensen…. dat is onchristelijk. Deze kwestie lijkt duidelijk een kwestie, die in alle tijden speelt. De kerkvader Basilius de Grote leefde in de vierde eeuw na Christus. Hij schreef: “Ben je soms geen rover, jij die de goederen waarover je het beheer hebt ontvangen, tot jouw eigendom maakt? Aan de hongerenden hoort het brood toe dat jij bewaart, aan de naakte mens hoort de mantel toe die jij in de kast hebt, aan hem die op blote voeten loopt horen de schoenen toe die in jouw huis liggen te verrotten, aan de behoeftigen behoort het geld dat jij verborgen houdt. Zo pleeg jij evenveel onrechtvaardigheden als er mensen zijn aan wie jij had kunnen geven.”

  

Verschillen zijn er altijd geweest, maar de zorgeloosheid waarmee rijken in het leven staan, neemt schrikbarende vormen aan. Als de mensen die het goed hebben zich niet realiseren, dat de verschil­len die nu in de wereld en in onze samenleving bestaan mensonwaar­dig zijn, dan komt er een moment dat de armen het niet langer nemen. Voor mij lijdt het geen twijfel dat terroristische aanslagen - hoe af­keurenswaardig op zich - in dit licht moeten bezien worden. De arme wereld neemt het niet langer, dat de rijke wereld zich afsluit en hun armoede niet wenst te zien en een muur bouwt rond zichzelf. In de schrift zijn er heel wat aan­wij­zingen, dat ook God de schrijnende tweedeling niet neemt en aan de zijde van de arme staat. 

 

De profeten, vandaag met name Amos en Jezus, willen ons mensen wakker schudden uit dat cynisme, uit de gedachte dat er nu eenmaal niets aan te doen is. De verschrikkelijke kloof tussen rijk en arm is door mensen gemaakt. Amos en Jezus willen ons wakker schudden uit onze verblindheid en onwil om dat te zien. We horen die boodschap nu een­maal niet graag, want we willen ons niet schuldig voelen en geen schuldgevoel aan­gepraat krijgen. We laten die boodschap niet tot ons toe, want we voelen dat zij in ons vlees gaat snijden.  Maar als die kloof door mensen gemaakt is, kan ze ook door mensen ongedaan gemaakt worden.

 

Dat geldt in het groot, tussen het rijke westen en het arme zuiden, tussen rijke landen en arme landen, tussen rijke buurten en arme buurten. Wat doen wij: sluiten wij onze ogen of zoeken wij naar wegen om die tweedeling de wereld uit te helpen, door ons politiek te engageren?

Dat geldt ook in het klein: wij wonen naast elkaar. De een die het goed heeft woont naast de ander die de eindjes niet aan elkaar krijgt geknoopt. Het ene gezin, dat het ruim heeft en zich alles kan permitteren, woont naast het andere gezin, waar achter heldere gordijntjes armoede heerst en ouders hun kinderen niet kunnen geven wat zij nodig hebben. Wat doen wij: sluiten wij ons af of proberen wij naar wegen te zoeken om te helpen? 

 

In de lezingen klinkt door, dat de rijke uiteindelijk - na zijn dood - wordt gestraft, dat de arme uiteindelijk - na zijn dood - goed zit. Ik moet zeggen dat ik hierin Lucas niet kan/wil volgen. Volgens mij wil hij beslist niet zeggen, dat de armen maar moeten wachten tot in de hemel, ofschoon die uitleg toch wel heel vaak gebruikt – ‘misbruikt’ - is. De boodschap van Jezus  en ook zijn optreden was heel anders. Wij doen er verkeerd aan, als wij de lezing interpreteren, alsof de beroerde maatschappelijke verhoudingen van nu in onze wereld, strakjes - in het hiernamaals - wel omgedraaid gaan worden. Zoiets van: 'stil maar wacht maar...'  De kloof tussen arm en rijk moet nú gedempt worden en moet door óns gedempt worden. De God van het Verbond doet het niet als wíj het niet doen. Hij heeft ons mensen daartoe uitgerust. Maar dan moeten wel onze ogen open, en moet wel ons hart open.

 

Zou de rabbi de volgende keer terugkomen van de tempel en tegen zijn vrouw kunnen zeggen: de andere helft begrijpt het nu ook en neemt stappen?