Hoe moeilijk delen is

© Geert Bles, Heerlen 2007



Van Dom Helder Camara, de bekende bisschop van de armen in Brazilië, is het volgende verhaal. Op een dag kwam een zwarte arbeider bij hem om werk vragen. Camara belde meteen een bevriende zakenman en zei: 'Vriend, mijn broer zit hier bij mij. Hij is op zoek naar werk. Kun jij hem helpen?' 'Stuur hem maar hierheen, graag zelfs', zei de zakenman. Maar toen hij de zwarte man zag binnenkomen, pakte hij meteen de telefoon: 'Je zei me toch, dat je je broer zou sturen, bisschop, maar nu staat hier een neger voor me!' ' Denk eens even na', zei de bisschop. ‘Moet ik niet het evangelie van liefde verkondigen? Is deze zwarte man niet mijn broer?' 

 

De zakenman wilde niets te doen hebben met de zwarte arbeider. Als Amos in de eerste lezing van vandaag striemend uithaalt naar de rijken in Samaria, dan is de kern van zijn aanklacht niet dat zij het goed hebben, maar het feit dat zij de armen niet willen zien en hun armoede hen koud laat. Hetzelfde klinkt door in het evangelieverhaal van Lucas: je mag rijk zijn en feest vieren, daar ageert Jezus niet tegen; maar waar de rijke op aangesproken wordt is het feit hij de arme aan de poort niet ziet. 

 

Niet zo lang geleden las ik een blad waarin dezen advertentie stond: Te koop, op een perceel van ruim een hectare, een vrijstaand landhuis met optimale privacy; en naast alle andere gerieflijkheden: een bes­loten voor­tuin. Nu is privacy een goede zaak, in de zin van: afscherming voor blikken van buiten. Maar zou de optimale privacy en de beslotenheid, waar deze advertentie het over heeft, ook niet de betekenis hebben van: jezelf afsluiten van de wereld daar­buiten, je opsluiten in je rijkdom, de armen daar­buiten op afstand houden? Zou dat het niet zijn, waar de lezingen vandaag over gaan en waar de aanklacht van Amos en Jezus tegen gericht is? Niet dat je het goed hebt, maar dat je aan de ellende van de ander geen boodschap hebt, dat je de armen bewust uit je gezichtsveld houdt, dat je letterlijk een muur om je heen bouwt, dat je je niet wilt laten verontrusten, dat je het gewoon niet wilt weten en niet wilt zien. Ja, ook privacy kan verwor­ding betekenen.

 

Hun  aanklacht is gericht tegen het cynisme van mensen, die van gekkigheid niet weten wat ze met hun rijkdom aan moeten, die de euvele moed hebben om nog steeds meer te willen; die verkondigen dat het nu eenmaal niet anders kan in deze wereld, dat het altijd zo geweest is en altijd zo zal zijn; dat die tweedeling in arm en rijk, in steeds armer en steeds rijker, nu eenmaal de onvermij­delijke prijs is voor de economische groei. En dat die economische groei  noodzakelijk is volgens hen, om straks - in de toekomst - meer welvaart te creëren voor allen. Maar wanneer komt dat straks?! Dat straks wordt altijd vooruit geschoven.

 

Verschillen zijn er altijd geweest, maar de zorgeloosheid waarmee rijken in het leven staan, neemt schrikbarende vormen aan. Als de mensen die het goed hebben zich niet realiseren, dat de verschil­len die nu in de wereld en in onze samenleving bestaan mensonwaar­dig zijn, dan komt er een moment dat de armen het niet langer nemen. We zien dit op dit ogenblik in Birma gebeuren: honderdduizenden mensen gaan de straat op, geleid door Boedhistische monniken, in protest tegen het onderdrukkende militaire regime in hun land. De arme mensen nemen het niet langer, dat het regime en de rijken hun eigen zakken vullen, een muur optrekken rond zichzelf en met het leger de arme mensen klein houden, nu al meer dan veertig jaar lang. In de schrift zijn er heel wat aan­wij­zingen, dat ook God zulke situaties niet neemt en aan de zijde van arme mensen staat en met hen meetrekt. ‘Ga op weg’, zei Hij tot Mozes,’trek uit Egypte naar het land van belofte; dan zal Ik er zijn.’

 

De kwestie is duidelijk actueel, maar speelt in alle tijden. De kerkvader Basilius de Grote leefde in de vierde eeuw na Christus en preekte: ‘Je bent een rover als jij de goederen, waarover je het beheer hebt ontvangen, tot jouw eigendom maakt.’ En Sint  Ambrosius preekte in diezelfde tijd: ‘Je schenkt nooit iets aan de arme dat van jou is; in feite geef je hem terug wat van hem is, aangezien het gegeven is voor iedereen, maar  jij reserveerde het voor jezelf.’  En in de 12de eeuw spreekt Franciscus  (we vieren deze week zijn feest) over “het recht van de arme”  en drukt hij zijn medebroeders op het hart om zich niet toe te eigenen wat gegeven is voor alle mensen.

 

De profeten, vandaag met name Amos en Jezus, willen ons mensen wakker schudden uit de cynische gedachte dat er nu eenmaal niets aan te doen is. De verschrikkelijke kloof tussen rijk en arm is door mensen gemaakt. Maar als dat zo is, kan ze ook door mensen ongedaan worden gemaakt. Dat geldt in het groot, tussen het rijke westen en het arme zuiden, tussen rijke landen en arme landen. Wat doen wij: sluiten wij onze ogen of zoeken wij naar wegen - die zijn er - om die kloof de wereld uit te helpen, door ons politiek te engageren, door ons levenspatroon te veranderen, door ons koopgedrag bij te stellen, door in de wereldwinkel te kopen?

 

Dat geldt ook in het klein: wij wonen naast elkaar. De een die het goed heeft woont naast de ander die de eindjes niet aan elkaar krijgt geknoopt. Het ene gezin, dat het ruim heeft en zich alles kan permitteren, woont naast het andere, waar - misschien achter heldere gordijntjes - armoede heerst en ouders (of een alleenstaande ouder) hun kinderen niet kunnen geven wat zij nodig hebben. Wat doen wij: sluiten wij onze ogen of zoeken wij naar wegen om te helpen? 

 

Amos en Jezus verdragen het niet dat mensen het feestvierend kunnen aanzien dat Lazarus ziek en hongerig voor hun deur ligt. Zij nemen geen blad voor hun mond. Zij worden streng en hard, als mensen denken dat ze er niets mee te maken hebben, wanneer buiten hun deur mensen creperen. De rijke wordt gestraft, de arme zit goed; dat is de boodschap van vandaag. Maar we doen er wel verkeerd aan, het zo te verstaan, dat de beroerde maatschappelijke verhoudingen van nu in onze wereld wel omgedraaid gaan worden strakjes in het hiernamaals in de hemel; zoiets van: 'stil maar wacht maar...'  De kloof tussen arm en rijk moet nú gedempt worden en door óns. De hemel op aarde moet nu geschapen worden, door ons.

 

Het wordt dan een hemel op aarde, niet alleen voor de armen; maar ook voor de rijken. Hoe moet ik dat zien? Rijkdom die niet wil delen, maakt onvrij. Rijkdom die niet wil delen, schept muren waarachter je je medemens niet meer ziet en zet een leger in om die medemens op afstand te houden. Rijkdom die niet wil delen, ontneemt je de vrijheid om te genieten van hetgeen je ontvangen hebt; en maakt je angstig en alleen maar gefocust om je bezit te bewaken en veilig te stellen. De rijke die niet wil delen, maakt zichzelf de gevangene van zijn eigen kleine wereld; ziet alleen maar mensen uit zijn kring, ziet niemand anders, en niemand anders ziet jou. Rijkdom die niet weet te delen, maakt niet gelukkig, maar diep ongelukkig; niet alleen later, maar hier al!   

 

Eucharistie vieren betekent: weten te delen…