Van Dom Helder Camara, de bekende bisschop van de armen in Brazilië, is
het volgende verhaal. Op een dag kwam een zwarte arbeider bij hem om werk
vragen. Camara belde meteen een bevriende zakenman en
zei: 'Vriend, mijn broer zit hier bij mij. Hij is op zoek naar werk. Kun jij
hem helpen?' 'Stuur hem maar hierheen, graag zelfs', zei de zakenman. Maar toen
hij de zwarte man zag binnenkomen, pakte hij meteen de telefoon: 'Je zei me
toch, dat je je broer zou sturen, bisschop, maar nu
staat hier een neger voor me!' ' Denk eens even na', zei de bisschop. ‘Moet ik
niet het evangelie van liefde verkondigen? Is deze zwarte man niet mijn broer?'
De zakenman wilde niets te doen hebben met de zwarte arbeider. Als Amos in de eerste lezing van vandaag striemend uithaalt
naar de rijken in Samaria, dan is de kern van zijn
aanklacht niet dat zij het goed hebben, maar het feit dat zij de armen niet
willen zien en hun armoede hen koud laat. Hetzelfde klinkt door in het
evangelieverhaal van Lucas: je mag rijk zijn en feest vieren, daar ageert Jezus
niet tegen; maar waar de rijke op aangesproken wordt is het feit hij de arme
aan de poort niet ziet.
Niet zo lang geleden las ik een
blad waarin dezen advertentie stond: Te koop, op een perceel van ruim een
hectare, een vrijstaand landhuis met optimale privacy; en naast alle andere
gerieflijkheden: een besloten voortuin. Nu is
privacy een goede zaak, in de zin van: afscherming voor blikken van buiten.
Maar zou de optimale privacy en de beslotenheid, waar deze advertentie het over
heeft, ook niet de betekenis hebben van: jezelf afsluiten van de wereld daarbuiten,
je opsluiten in je rijkdom, de armen daarbuiten op afstand houden? Zou dat het niet zijn, waar de lezingen vandaag over
gaan en waar de aanklacht van Amos en Jezus tegen
gericht is? Niet dat je het goed hebt, maar dat je aan de
ellende van de ander geen boodschap hebt, dat je de armen bewust uit je
gezichtsveld houdt, dat je letterlijk een muur om je heen bouwt, dat je je niet wilt laten verontrusten, dat je het gewoon niet
wilt weten en niet wilt zien. Ja, ook privacy kan verwording betekenen.
Hun
aanklacht is gericht tegen
het cynisme van mensen, die van gekkigheid niet weten wat ze met hun rijkdom
aan moeten, die de euvele moed hebben om nog steeds meer te willen; die
verkondigen dat het nu eenmaal niet anders kan in deze wereld, dat het altijd
zo geweest is en altijd zo zal zijn; dat die tweedeling in arm en rijk, in
steeds armer en steeds rijker, nu eenmaal de onvermijdelijke prijs is voor de
economische groei. En dat die economische groei noodzakelijk is volgens hen, om straks
- in de toekomst - meer welvaart te creëren voor allen. Maar wanneer komt dat
straks?! Dat straks wordt altijd vooruit geschoven.
Verschillen zijn er altijd
geweest, maar de zorgeloosheid waarmee rijken in het leven staan, neemt
schrikbarende vormen aan. Als de mensen die het goed hebben zich niet
realiseren, dat de verschillen die nu in de wereld en
in onze samenleving bestaan mensonwaardig zijn, dan komt er een moment dat de
armen het niet langer nemen. We zien dit op dit ogenblik in Birma gebeuren:
honderdduizenden mensen gaan de straat op, geleid door Boedhistische
monniken, in protest tegen het onderdrukkende militaire regime in hun land. De
arme mensen nemen het niet langer, dat het regime en de rijken hun eigen zakken
vullen, een muur optrekken rond zichzelf en met het leger de arme mensen klein
houden, nu al meer dan veertig jaar lang. In de
schrift zijn er heel wat aanwijzingen, dat ook God zulke situaties niet neemt
en aan de zijde van arme mensen staat en met hen meetrekt. ‘Ga op weg’, zei Hij
tot Mozes,’trek uit Egypte naar het land van belofte; dan zal Ik er zijn.’
De kwestie is duidelijk actueel,
maar speelt in alle tijden. De kerkvader Basilius de Grote leefde in de vierde eeuw na Christus en
preekte: ‘Je bent een rover als jij de goederen, waarover je het beheer hebt
ontvangen, tot jouw eigendom maakt.’ En
Sint Ambrosius
preekte in diezelfde tijd: ‘Je schenkt nooit iets aan de arme dat van jou is;
in feite geef je hem terug wat van hem is, aangezien het gegeven is voor
iedereen, maar jij reserveerde het voor jezelf.’ En in de
12de eeuw spreekt Franciscus (we vieren
deze week zijn feest) over “het recht van de arme” en drukt hij zijn medebroeders op het
hart om zich niet toe te eigenen wat gegeven is voor alle mensen.
De profeten, vandaag met name Amos en Jezus, willen ons
mensen wakker schudden uit de cynische gedachte dat er nu eenmaal niets aan te
doen is. De verschrikkelijke kloof tussen rijk en arm is door mensen gemaakt.
Maar als dat zo is, kan ze ook door mensen ongedaan worden gemaakt. Dat geldt
in het groot, tussen het rijke westen en het arme
zuiden, tussen rijke landen en arme landen. Wat doen wij: sluiten wij onze ogen
of zoeken wij naar wegen - die zijn er - om die kloof de wereld uit te helpen,
door ons politiek te engageren, door ons levenspatroon te veranderen, door ons
koopgedrag bij te stellen, door in de wereldwinkel te kopen?
Dat geldt ook in het klein: wij
wonen naast elkaar. De een die het goed heeft woont naast de ander die de
eindjes niet aan elkaar krijgt geknoopt. Het ene gezin, dat het ruim heeft en
zich alles kan permitteren, woont naast het andere, waar - misschien achter
heldere gordijntjes - armoede heerst en ouders (of een alleenstaande ouder) hun
kinderen niet kunnen geven wat zij nodig hebben. Wat doen wij: sluiten wij onze
ogen of zoeken wij naar wegen om te helpen?
Amos en Jezus verdragen het niet dat
mensen het feestvierend kunnen aanzien dat Lazarus ziek en hongerig voor hun
deur ligt. Zij nemen geen blad voor hun mond. Zij worden streng en hard, als
mensen denken dat ze er niets mee te maken hebben, wanneer buiten hun deur
mensen creperen. De rijke wordt gestraft, de arme zit goed; dat is de boodschap
van vandaag. Maar we doen er wel verkeerd aan, het zo te verstaan, dat de
beroerde maatschappelijke verhoudingen van nu in onze wereld wel omgedraaid
gaan worden strakjes in het hiernamaals in de hemel; zoiets van: 'stil maar
wacht maar...' De
kloof tussen arm en rijk moet nú gedempt worden en door óns. De hemel op aarde
moet nu geschapen worden, door ons.
Het wordt dan een hemel op
aarde, niet alleen voor de armen; maar ook voor de rijken. Hoe moet ik dat
zien? Rijkdom die niet wil delen, maakt onvrij. Rijkdom die niet wil delen,
schept muren waarachter je je medemens niet meer ziet
en zet een leger in om die medemens op afstand te houden. Rijkdom die niet wil
delen, ontneemt je de vrijheid om te genieten van hetgeen
je ontvangen hebt; en maakt je angstig en alleen maar gefocust om je bezit te
bewaken en veilig te stellen. De rijke die niet wil delen, maakt zichzelf de
gevangene van zijn eigen kleine wereld; ziet alleen maar mensen uit zijn kring,
ziet niemand anders, en niemand anders ziet jou. Rijkdom die niet weet te
delen, maakt niet gelukkig, maar diep ongelukkig; niet alleen later, maar hier al!
Eucharistie vieren
betekent: weten te delen…