Geloven in onze Tijd

© Harrie Renckens, Heerlen 2004



Jaren geleden, ik was toen nog student theologie, hadden wij studenten een bijeenkomst met een stel pastoors uit onze omgeving. De pastoors hadden voor de bijeenkomst goed gegeten en een van hen, naar zijn spraak te horen uit Maastricht afkomstig, had moeite wakker te blijven. We spraken over een andere aanpak van de pastoraal en hoe moeilijk het toch was om de parochianen voor iets in beweging te krijgen. De discussie kabbelde voort en opeens schoot de Maastrichtenaar wakker en zei:”Het geluif, het geluif van de luij is nao de kloete”. Toen zakte hij weer weg, zei althans niets meer. Is dat wel zo, dat mensen niet meer geloven? Ik weet het niet, maar zeker is wel dat bij velen het geloven anders is geworden. Stond vroeger het weten centraal, we leerden immers: ‘het geloof is een bovennatuurlijke gave van God, waardoor wij als waarheid aannemen alles wat God geopenbaard heeft’, nu vinden de mensen geloven meer een besef dat zij zich verbonden voelen met iets wat groter is dan henzelf, waar zij zich aan toevertrouwen, vertrouwen in hebben. Zo gebruikte André Hazes het woord geloven immers ook. De kennis van het geloof staat niet meer op de eerste plaats, maar komt vaak na de ervaring

De lezingen van vandaag gaan ook over geloven. In de eerste lezing hoorden we de profeet Habakuk. Hebt U misschien nog nooit van gehoord, wat op zich niet zo verwonderlijk is, want van deze man treffen in de bijbel niet veel verzen aan. Daarom wordt hij een van de ‘Kleine Profeten’ genoemd. Maar zijn boek mag dan wel klein zijn; de taal waarin hij schrijft is groots. U zou het eens moeten lezen in een verloren moment. Prachtige taal en hoogst actueel. Habakuk leefde 700 jaar voor Christus in Israël op dat moment bezet door de Babyloniërs. Hij klaagt over het zwijgen van God, die hem en zijn medegetrouwen maar lijden doet.

De profeet lijdt aan het gebrek aan rechtvaardigheid rondom hem heen. Kleine mensen moeten maar buigen voor de machthebbers, die rustig hun gang kunnen gaan. Habakuk vraagt God om een visioen waaraan hij zich wil vastklampen. Een beeld van een betere samenleving, waarin Gods wil wordt gedaan, dat heeft hij nodig. Hij vertelt zijn toehoorders dat het visioen niet direct in vervulling zal gaan, maar spoort hen aan te wachten: ‘Want komen zal het zeker, het hijgt naar vervulling’ Dat is voor de profeet geloven: uitzien naar een betere samenleving en aan dat ideaal ondanks alles blijven vasthouden.´De gelovige blijft leven door zijn trouw´ Natuurlijk zal dat geen leven in passief wachten kunnen zijn, maar opkomen voor de stemlozen betekenen. Daarom heb ik ook grote bewondering voor mensen hier in Heerlen, die protesteren tegen het beleid van de gemeente om daklozen, zwervers en drugsgebruikers dag en nacht uit het centrum van de stad te weren. Men zorgt zo wel voor een betere nering voor de winkeliers, maar voor de mensen aan de onderkant doet men eigenlijk niets. Ze worden respectloos behandeld. Daar zou denk ik Habakuk tegen geprotesteerd hebben. Gelukkig doen velen in onze stad dat ook.

Veel waardering heb ik ook voor de mensen die naar Amsterdam zijn getrokken om te protesteren tegen het voorgenomen regeringsbeleid. Vooral voor hen die daar naartoe zijn gegaan om dat ze het niet kunnen aanzien dat de mensen met de lagere inkomens vooral gepakt gaan worden, terwijl de hoge heren en dames ontzien worden.

Werken aan en vertrouwen op het visioen, dat is geloven. Maar dat is verre van eenvoudig. De apostelen vroegen dan ook aan Jezus: ´versterk ons vertrouwen´. Laat ons toch meer leven vanuit het besef dat het zinvol is waaraan wij werken, dat het toch zo is dat U voor allen het goede wenst, dat het goede sterker is dan het kwade dat steeds weer op de loer ligt om ons van het visioen af te houden. Gevoelens van defaitisme, lusteloosheid, materialisme die ons drijven naar een egoïstische mentaliteit. Het zal mijn tijd wel duren, tegen die grote heren kun je toch niet op denk je dan.

Het evangelie waarschuwt ons vandaag voor nog een ander gevaar, een bekoring die vanuit ons zelf komt. Met zijn verhaal over de knechten waarschuwt Jezus immers ons voor nog een verlokking: die van de innerlijke hoogmoed. Wij mogen ons niet openlijk of heimelijk op de borst kloppen omdat wij zoveel gedaan hebben voor de ander. Dat is namelijk onze plicht. Wanneer wij ons aan Hem toevertrouwen, in Hem geloven, denk aan het liedje van André Hazes, houdt dat in dat wij ook van Hem houden en dat betekent, zoals dat in liefdesrelaties gaat, iets doen zonder er iets voor terug te verwachten. Wij allemaal weten uit eigen ervaring hoe moeilijk dat is, hoe vaak wij iets voor een ander doen om er iets voor terug te krijgen. Het ware geloven is dus ook herkenbaar als onbaatzuchtig handelen. Met de uitspraak van die oude pastoor uit Maastricht ben ik het dus helemaal niet eens. Er zijn veel mensen die werken aan een betere wereld voor de mensen om hen heen en die dat doen zonder de eigen belangen voorop te plaatsen. Maar toch, thuis op onze eigen plek en als parochiegemeenschap zouden wij meer kunnen doen. Het nieuw opgerichte pastorale team denkt ook in die richting is voorstellen aan het ontwikkelen, heb ik mij laten vertellen.

Tot slot geef ik U nog een oud verhaal mee over dit thema:

Er werd een vraag gesteld aan de grote Wijze van Zlotshov:´Rabbi, alle voorschriften en geboden zijn goed omschreven in de Joodse Wet. Maar waarom werd er niets geschreven over de nederigheid, de deugd die groter is dan alle andere deugden?´

De rabbi antwoordde als volgt: “Zouden wij nederig willen zijn uit gehoorzaamheid en om een gebod op te volgen? Daarmee zou men nooit tot de ware nederigheid kunnen geraken. Stel je immers voor dat de nederigheid een gebod van God zou zijn net als de andere 10 geboden. Dat zou een influistering van de duivel zijn. Want Satan blaast in het hart van de mens, werkelijk, hij doet het opzwellen, door de mens te laten zeggen: “Ik ben wijs, ik ben rechtvaardig een mens die God liefheeft, een meester in alle goede werken. Ik ben volmaakt waardig om boven alle mensen verheven te worden.”

Maar door zo iets te zeggen zou de mens laten zien dat hij trots is en zonder echt geloof. Door aan een dergelijk gebod te gehoorzamen, als het zou bestaan, zou de mens alleen zijn eigen trots voeden. Daarom heeft de Joodse wet geen gebod over de nederigheid.