UIT SAMARIA, SOMALIE, ARAM...

© Margret Dekker, Heerlen 2001



Vrijdagmiddag 12 uur, in de binnentuin van het missionair centrum werd drie mintuten stilte gehouden in solidariteit met de slachtoffers van het Afghaanse volk. Na de stilte vroeg een jonge man uit Somalië, vorige week net vader geworden van een zoontje, het woord. Het was een vurig pleidooi voor werken aan vrede en gerechtigheid, voor het zoeken van een nieuwe weg naar vrede. Wraak roept alleen maar meer wraak op, en maakt dat uiteindelijk de armen, de kinderen, de gewone mensen alle kans op leven en toekomst verliezen. Zelf had hij en afschuwelijke oorlog meegemaakt en hij hoopte vurig dat het de kinderen van nu, waar maar ook in de wereld, gespaard zal blijven.

Bij alles wat we in deze dagen horen, bij alle rechtvaardiging van de acties in Afghanistan, blijft de oproep van deze jonge vader mij bezighouden. En dan zijn daar de lezingen van dit weekend, prachtige lezingen over genezing en dankbaarheid, over erkenning van Gods goedheid. Staat dat alles niet wat haaks op de realiteit waar we in deze dagen mee geconfronteerd worden?

Laten we teruggaan naar Naäman. Naäman is belangrijk man, een hoge militair in dienst van de koning van Aram. Maar hij wordt door melaatsheid getroffen, een ernstige situatie, het betekent dat hij zijn bevoorrechte situatie kwijtraakt en uitgebannen wordt uit de samenleving.
In zijn huis heeft hij een jonge slavin uit Israël, buitgemaakt bij tijdens een oorlog. Het meisje vertelt hem dat er in Samaria een profeet leeft die hem kan genezen. Hij gaat op weg en komt bij de profeet Elisa. Daar dreigt het nog bijna mis te gaan. Als trotse hoogwaardigheidsbekleder, weigert Naäman het huis binnen te gaan van de profeet, en deze komt ook niet naar buiten. Hij stuurt een bode met een boodschap: ’ga u zevenmaal wassen in de Jordaan, dan zal uw huid weer gezond worden’. Naäman wordt boos, hij had zich dat optreden van de profeet heel anders voorgesteld. Hij voelt zich beledigd, zijn nationale trots is gekrenkt, alsof de rivieren in zijn eigen land niet goed genoeg zijn. Nu zijn het zijn knechten die hem proberen te overtuigen. En zoals eerst het jonge Israëlische slavinnetje brengen zijn knechten hem ertoe te doen wat de profeet vraagt. En als hij na zeven keer zich wassen uit de rivier komt en merkt dat hij genezen is, dan is niet alleen zijn huid gezond, maar is ook zijn trots en zijn hoogmoed verdwenen. Dankbaar erkent hij dat de God van Israël een God van leven is.

Dat Naäman toch nog geneest, zelfs een mens wordt die er in zijn geheel beter van wordt, dankt hij niet alleen aan de genezing door de profeet, maar vooral omdat hij luisterde naar de stem van die kleine slavin in zijn huis en de overredingskracht van zijn knechten.

De gedachte laat me niet los, dat het voor onze wereld, voor de machthebbers van onze wereld, goed zou zijn als ze luisterden naar de stem van kleingemaakte, de slavinnen, de vluchtelingen van onze wereld. Zij weten aan de lijve wat het is als er geen leven, geen brood, geen dak boven het hoofd, geen toekomst is.

Naäman heeft geluisterd, hij heeft zijn eigen gelijk op zij gezet, zijn arrogantie overwonnen en heeft ontdekt dat God een God van leven is. In het evangelie is het de ene melaatse, die Samaritaan, die terugkomt, die ontdekt wat een weg van leven is, die in dankbaarheid erkent wat er is gebeurd. De negen anderen zullen ook wel blij geweest zijn om hun genezing, maar kennelijk gaan zij weer over tot de orde van de dag, zij zijn weer de oude geworden. De ene, die terugkomt, is werkelijk beter geworden, gaat een nieuwe weg.

Erkenning, dankbaarheid, om God die een God van leven is. Een God die opkomt voor mensen die in de knel komen. Tegelijkertijd ook een God die niet met grote wonderen uit de hemel komt om recht te zetten wat mensen verknoeien. Denk maar aan het voorbeeld van de roeping van Mozes. God zegt: ‘Ik heb de ellende van mijn volk gehoord, de jammerklacht om hun onderdrukking, maar jij Mozes, jij moet gaan om hen te bevrijden’. En ook Jezus deed het niet in zijn eentje, maar hij stuurde zijn volgelingen twee aan twee er op uit om te vertellen van goedheid en vrede.

En wij? Bij alles wat er gebeurt in onze wereld, kunnen we ons onmachtig voelen, niet weten hoe we moeten oordelen over dat wat er gebeurt aan actie en reactie op geweld. Waar het gaat om de grote politiek kunnen we misschien niet meer zijn dan de stem, zoals die van de knechten van Naäman, van het jonge slavinnetje, van de jonge Somalische vader, een stem die niet ophoudt om te laten horen waar de weg van leven ligt. En in eigen kring, daar waar we zelf verantwoordelijk zijn voor vrede, goedheid, respect en gerechtigheid, laten we daar onze oren en ons hart open houden voor de stem van hen die aan de lijve voelen wat het is om geen kans van leven te hebben. Laten wij in vertrouwen met onze voorbede tot God gaan.

Goede God,
wij bidden voor de leiders in onze wereld,
die beslissingen moeten nemen,
dat zij bedacht zijn op leven
en toekomst van mensen;
dat zij open blijven
voor de stem van de kleine
en kwetsbare mens.
Laat ons bidden…..

Wij bidden voor allen die getroffen
worden door geweld en terrorisme,
voor hen die geen afscheid hebben
kunnen nemen van dierbaren,
voor mensen die op de vlucht zijn,
voor allen die leven in angst om de toekomst;
dat hun pijn wordt gezien,
en hun klacht gehoord,
dat er weg mag komen van vrede en gerechtigheid.
Laat ons bidden…..

Wij bidden voor mensen die ziek zijn,
voor hen die leven met een handicap,
en voor allen die veel zorg
en verdriet kennen,
dat er mensen zijn die solidair blijven,
dat wij zulke mensen zijn
die een ander kunnen bemoedigen en troosten.
Laat ons bidden….

Voor onszelf bidden wij,
voor allen die ons lief zijn,
en voor onze gemeenschap;
blijf ons nabij God
en zegen ons met kracht en vertrouwen,
geef ons geloof en uithoudingsvermogen
en genees ons van alles wat afstand schept
tussen elkaar.