De
jongeman komt bij Jezus met de vraag: ‘wat moet ik doen om deel te krijgen aan
het eeuwig leven’? Met andere woorden: wat moet ik doen om mijn leven kwaliteit
te geven, om mijn leven helemaal te schikken naar wat God van mij
verlangt? Dan zegt Jezus: wat doe je
nu? En de jongeman antwoordt: ik doe alles wat
ik meen te moeten doen. Dan zegt Jezus: ‘aan een ding ontbreekt het je
nog’. Dat antwoord boeit mij ontiegelijk, en volgens mij is dit antwoord ook
vervat in het woord ‘wijsheid’ in de eerste lezing: ‘ik heb gebeden’, staat
daar, ‘en er werd mij inzicht gegeven. Ik heb gesmeekt en de geest van wijsheid
kwam tot mij. Ik achtte haar hoger dan scepters en tronen en ik beschouwde
rijkdom als niets in vergelijking met haar’.
‘Aan
een ding ontbreekt het je nog, je moet alles opgeven, alles loslaten’.
Wat
is dat ene ding? Ik heb daar deze week veel over nagedacht. En er is het nodige
gebeurd, dat mij daarin geholpen heeft. Mooie dingen worden vaak met veel pijn
geboren, barensweeën, maar zijn dan ook des te kostbaarder.
Ik
geef u een voorval dat heel actueel is in onze parochie, vandaag, nu in deze
kerk, omdat de pijn nog in dit gebouw hangt.
Ons Andreaskoor zingt, vandaag voor de laatste keer. Maar de manier
waarop het besluit tot afbouw van dit
koor genomen is, is niet goed geweest. Ik sta hier om dit eerlijk te bekennen,
en ik wil dat naar niemand anders met beschuldigende vinger gewezen wordt. Want
wat was er aan de hand? Het Andreaskoor heeft vanaf het begin van deze
parochie, 25 jaar geleden, de diensten ondersteund met zijn zang, met heel veel
trouw. Er is veel tijd in gestoken, elke week geoefend. Maar de tand van de
tijd heeft hen ook geraakt. De leden van het koor werden ouder. Er is vaak om
ondersteuning gevraagd, maar er meldden zich geen nieuwe leden. Het is een
klein groepje geworden van alleen maar vrouwen. Zij gingen zelf ontdekken dat
zij bij tijd en wijle te hoog grepen. Er kwam kritiek vanuit de parochie, en
zoals dat in de regel gaat, wordt die kritiek niet bij het koor zelf geuit,
maar daarbuiten. Hoe moesten we daar mee omgaan? Wie moest met die boodschap
naar het koor? Hier voel ik dat
wij niet wijs (ik denk aan het woord
wijsheid van de eerste lezing) hebben gehandeld. Wij hebben het koor voor het
blok gezet, hen meegedeeld dat zij moesten stoppen. Dat had, zie ik nu heel
scherp, anders gemoeten. Wij hadden hen
eerlijk deelgenoot moeten maken van het probleem, van de kritiek, en samen met
hen moeten zoeken naar een oplossing, die iedereen in hun waarde laat. Dat is
niet gebeurd. Daarom is er nu pijn, de
pijn van opzij gezet te zijn, van afgedankt te zijn met een machtswoord van
boven. Ik zie geen andere weg om die wonde te helen dan dit hier op deze plek
openlijk te zeggen. Het doet mijzelf pijn, heel erg, omdat ik hun pijn aanvoel
en weet waarom het zo zeer doet.
‘Aan
een ding ontbreekt het je’, zegt Jezus, ‘geef alles op en kom dan bij mij
terug’. Geef alles wat je bezit op; geef je positie van macht op; geef ook je
gelijk-willen-hebben op; neem de ander, wie hij/zij ook is oerserieus; laat de
ander altijd in zijn/haar waarde; laat de ander tot recht komen; geef hun het
woord en luister naar wat er diep in hen leeft, voel hun pijn.
Met
die gedachten in mijn hoofd, kijk ik naar onze parochiegemeenschap. Sinds het
25 jarig feest bestaat er een denk-tank in onze parochie, een groepje mensen
die regelmatig bij elkaar komt, om na te denken over: hoe moet de parochie er
uit gaan zien in de toekomst? waar willen wij samen naar toe werken?
Wij
willen geen gemeenschap zijn, waarin macht een rol speelt; waarin
de een over de ander heen rolt, waarin de een zijn/haar positie uitbuit
om de ander te kleineren; dat gebeurt al genoeg daarbuiten. Maar wij willen een
gemeenschap zijn van mensen die als broeders/zusters met elkaar omgaan; een gemeenschap die steeds meer gaat lijken
op het ideaal dat Jezus voor ogen staat; Hij noemt het ‘het Koninkrijk Gods’;
Hij spreekt erover zoals vandaag; Hij heeft het ons voorgeleefd; Hij liet de
ander altijd in haar waarde; Hij beschermde de ander altijd tegen
machtsmisbruik, tegen kleinering, tegen afdanking, tegen uitbuiting; Hij stond
altijd letterlijk aan de kant van de kleinen, de armen, de weduwen, de
gevangenen, de zieken, de gehandicapten, de zondaars, de mensen, die in de
samenleving dreigen in de marge te raken.
Als
Andreas-gemeenschap willen wij aan zijn zijde staan, ons gezamenlijk - net als
Hij in zijn tijd - verantwoordelijk weten om zijn kwaliteit van leven in te
brengen in de wereld van vandaag; een wereld
waarin het
over-kleine-mensen-heen-walsen de norm lijkt te zijn; een wereld waarin macht,
bezit, rijkdom, status gelden. Maar dan
moeten wij binnen de Andreasgemeenschap geen steken laten vallen, en van onze
fouten willen leren, elkaar willen steunen, elkaar durven corrigeren en
bijsturen. Dan moeten wij binnen deze
gemeenschap zelf goed met elkaar omgaan, zoals Jezus dat voor ogen staat.
Dan
pas zal, wat wij hierbinnen samen vieren, ook vruchtbaar worden naar buiten;
dan zal wat wij hierbinnen vieren uitstraling hebben en bijdragen aan de
realisering van een mooiere wereld, het Rijk Gods. Wij willen geloven dat het
geen utopie is. ‘Reiziger er is geen weg; al gaande wordt de weg gebaand’ stond
ooit tegen deze achtermuur. Zullen we daarom maar gewoon op weg gaan?