Aan een ding ontbreekt het je nog

© Geert Bles, Heerlen 2003



De jongeman komt bij Jezus met de vraag: ‘wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwig leven’? Met andere woorden: wat moet ik doen om mijn leven kwaliteit te geven, om mijn leven helemaal te schikken naar wat God van mij verlangt?  Dan zegt Jezus: wat doe je nu? En de jongeman antwoordt: ik doe alles wat  ik meen te moeten doen. Dan zegt Jezus: ‘aan een ding ontbreekt het je nog’. Dat antwoord boeit mij ontiegelijk, en volgens mij is dit antwoord ook vervat in het woord ‘wijsheid’ in de eerste lezing: ‘ik heb gebeden’, staat daar, ‘en er werd mij inzicht gegeven. Ik heb gesmeekt en de geest van wijsheid kwam tot mij. Ik achtte haar hoger dan scepters en tronen en ik beschouwde rijkdom als niets in vergelijking met haar’. 

 

‘Aan een ding ontbreekt het je nog, je moet alles opgeven, alles loslaten’.

Wat is dat ene ding? Ik heb daar deze week veel over nagedacht. En er is het nodige gebeurd, dat mij daarin geholpen heeft. Mooie dingen worden vaak met veel pijn geboren, barensweeën, maar zijn dan ook des te kostbaarder.

 

Ik geef u een voorval dat heel actueel is in onze parochie, vandaag, nu in deze kerk, omdat de pijn nog in dit gebouw hangt.  Ons Andreaskoor zingt, vandaag voor de laatste keer. Maar de manier waarop het besluit  tot afbouw van dit koor genomen is, is niet goed geweest. Ik sta hier om dit eerlijk te bekennen, en ik wil dat naar niemand anders met beschuldigende vinger gewezen wordt. Want wat was er aan de hand? Het Andreaskoor heeft vanaf het begin van deze parochie, 25 jaar geleden, de diensten ondersteund met zijn zang, met heel veel trouw. Er is veel tijd in gestoken, elke week geoefend. Maar de tand van de tijd heeft hen ook geraakt. De leden van het koor werden ouder. Er is vaak om ondersteuning gevraagd, maar er meldden zich geen nieuwe leden. Het is een klein groepje geworden van alleen maar vrouwen. Zij gingen zelf ontdekken dat zij bij tijd en wijle te hoog grepen. Er kwam kritiek vanuit de parochie, en zoals dat in de regel gaat, wordt die kritiek niet bij het koor zelf geuit, maar daarbuiten. Hoe moesten we daar mee omgaan? Wie moest met die boodschap naar het koor?  Hier voel ik dat wij  niet wijs (ik denk aan het woord wijsheid van de eerste lezing) hebben gehandeld. Wij hebben het koor voor het blok gezet, hen meegedeeld dat zij moesten stoppen. Dat had, zie ik nu heel scherp, anders gemoeten. Wij hadden  hen eerlijk deelgenoot moeten maken van het probleem, van de kritiek, en samen met hen moeten zoeken naar een oplossing, die iedereen in hun waarde laat. Dat is niet gebeurd.  Daarom is er nu pijn, de pijn van opzij gezet te zijn, van afgedankt te zijn met een machtswoord van boven. Ik zie geen andere weg om die wonde te helen dan dit hier op deze plek openlijk te zeggen. Het doet mijzelf pijn, heel erg, omdat ik hun pijn aanvoel en weet waarom het zo zeer doet.

‘Aan een ding ontbreekt het je’, zegt Jezus, ‘geef alles op en kom dan bij mij terug’. Geef alles wat je bezit op; geef je positie van macht op; geef ook je gelijk-willen-hebben op; neem de ander, wie hij/zij ook is oerserieus; laat de ander altijd in zijn/haar waarde; laat de ander tot recht komen; geef hun het woord en luister naar wat er diep in hen leeft, voel hun pijn.

 

Met die gedachten in mijn hoofd, kijk ik naar onze parochiegemeenschap. Sinds het 25 jarig feest bestaat er een denk-tank in onze parochie, een groepje mensen die regelmatig bij elkaar komt, om na te denken over: hoe moet de parochie er uit gaan zien in de toekomst? waar willen wij samen naar toe werken?

Wij willen geen gemeenschap zijn, waarin macht een rol speelt;  waarin  de een over de ander heen rolt, waarin de een zijn/haar positie uitbuit om de ander te kleineren; dat gebeurt al genoeg daarbuiten. Maar wij willen een gemeenschap zijn van mensen die als broeders/zusters met elkaar omgaan;  een gemeenschap die steeds meer gaat lijken op het ideaal dat Jezus voor ogen staat; Hij noemt het ‘het Koninkrijk Gods’; Hij spreekt erover zoals vandaag; Hij heeft het ons voorgeleefd; Hij liet de ander altijd in haar waarde; Hij beschermde de ander altijd tegen machtsmisbruik, tegen kleinering, tegen afdanking, tegen uitbuiting; Hij stond altijd letterlijk aan de kant van de kleinen, de armen, de weduwen, de gevangenen, de zieken, de gehandicapten, de zondaars, de mensen, die in de samenleving dreigen in de marge te raken.

 

Als Andreas-gemeenschap willen wij aan zijn zijde staan, ons gezamenlijk - net als Hij in zijn tijd - verantwoordelijk weten om zijn kwaliteit van leven in te brengen in de wereld van vandaag; een wereld  waarin  het over-kleine-mensen-heen-walsen de norm lijkt te zijn; een wereld waarin macht, bezit, rijkdom, status  gelden. Maar dan moeten wij binnen de Andreasgemeenschap geen steken laten vallen, en van onze fouten willen leren, elkaar willen steunen, elkaar durven corrigeren en bijsturen.  Dan moeten wij binnen deze gemeenschap zelf goed met elkaar omgaan, zoals Jezus dat voor ogen staat.

Dan pas zal, wat wij hierbinnen samen vieren, ook vruchtbaar worden naar buiten; dan zal wat wij hierbinnen vieren uitstraling hebben en bijdragen aan de realisering van een mooiere wereld, het Rijk Gods. Wij willen geloven dat het geen utopie is. ‘Reiziger er is geen weg; al gaande wordt de weg gebaand’ stond ooit tegen deze achtermuur. Zullen we daarom maar gewoon op weg gaan?