29e Zondag door het Jaar

© Nan Paffen, Heerlen 2006



Lieve kinderen, vandaag eerst een klein stukje voor jullie. Straks kom ik er op terug.

In het verhaal net zei Jezus tegen een rijke man: ga alles verkopen en geef het geld aan de armen. Kom dan terug om met mij mee te gaan. Maar de man ging weg, want hij was erg rijk.

En nu mijn vraag: zou het kunnen dat mensen zomaar alles weggeven? Mag Jezus dat zomaar vragen? Na het verhaal voor de grote mensen, zal ik het jullie vertellen.

 

Beste mensen (of moet ik nu ook tegen jullie ‘lieve mensen’ zeggen).

In het evangelie van vandaag ontmoeten we een man, een rijke man, staat er. Wij leren hem maar heel even kennen, en in feite komen we bijna niets van hem te weten. Het lijkt in elk geval een keurige man, een keurige Jood, die de geboden onderhield. En we horen dat hij rijk was. Na zijn gesprek met Jezus verdwijnt hij weer even snel als hij gekomen is en gaat het evangelieverhaal verder met het onderricht van Jezus aan zijn vrienden.

Maar de ontmoeting met die man is een belangrijke ontmoeting, ook voor ons nu.

Hij komt naar Jezus toe met de vraag: wat moet ik doen om het eeuwig leven te krijgen? Hoe kwam hij daarbij? Was hij misschien bang voor de dood? Of wilde hij Jezus’ boodschap nog beter leren kennen? Of wilde hij van Jezus horen dat hij goed genoeg leefde?

Met dat ‘eeuwig leven’ wordt het ‘leven in het rijk van God bedoeld’. En bij Jezus is dat rijk van God niet alleen toekomst, maar iets dat ten dele ook nu al moet geschieden. De man vraagt dus wat hij moet doen om dat rijk van God mee te helpen realiseren. Hij voelt blijkbaar dat er nog iets ontbreekt. Diep van binnen moet hij gevoeld hebben dat het onderhouden van de geboden alleen niet genoeg is, dat er meer moet zijn, anders zou hij niet met zo’n vraag bij Jezus gekomen zijn.

 

Dan komt het antwoord van Jezus: de geboden onderhouden (de weg van de wet en de regels, zou je kunnen zeggen) en verkopen wat je hebt om het aan de armen te geven en Jezus te volgen (de weg van het hart voor de ander). Dit had de man duidelijk niet verwacht. Dit antwoord van Jezus vinden ook wij waarschijnlijk niet prettig. Menigeen heeft dan ook al geprobeerd of we dit antwoord niet minder letterlijk moeten opvatten, dat het gaat om de manier waarop je met je geld en bezittingen omgaat; of dat het een verhaal is dat troost en hoop moet bieden aan arme mensen, die door hun armoede in elk geval verzekerd zijn van het eeuwige leven. Maar als ik eerlijk ben tegen mezelf (en de uitleg van Jezus daarna tegen zijn leerlingen is daar heel duidelijk in), dan weet ik best dat dit uitvluchten zijn en dat Jezus het heel letterlijk bedoeld heeft. “Ga verkopen wat je bezit en geeft het aan de armen. Kom dan terug om mij te volgen”.

Is dat hypocriet? Bestaat het überhaupt? Er zijn door de eeuwen heen mensen geweest, die het gedaan hebben: Franciscus van Assisi, de rijke koopmanszoon, bijvoorbeeld en de heilige Clara. Maar dat zijn heiligen, daar kunnen wij ons toch niet aan meten? Of wel?

Ze zijn er wel, maar ik niet. Nee, ik denk niet dat ik ooit een tweede Clara zal worden. Daarvoor ben ik te gehecht aan mijn huis, aan mijn fiets, aan enkele mooie boeken, mijn computer en nog veel meer. Als ik een lijstje zou maken van wat ik denk dat ik moeilijk kan missen, dan zou dat toch langer worden dan ik wil toegeven. Ik kan wel heel gemakkelijk zeggen: “geld interesseert mij niet” of “geld maakt niet gelukkig” zijn”, maar ik weet diep in mijn hart ook dat het niet waar is. En op vakantie heb ik genoten van het primitieve leven, en het slapen in de open lucht, maar wel in de wetenschap dat er na 2 weken weer een huis op mij wacht.

 

“Ga verkopen wat je hebt en geef het aan de armen en je zult een schat hebben in de hemel. Kom dan terug om mij te volgen.”, dat zegt Jezus en hij maakt het nog erger: wat is het toch moeilijk voor mensen met geld om het koninkrijk van God binnen te gaan. Een kameel komt gemakkelijker door het oog van een naald, dan een rijke in het koninkrijk van God.

Blijkbaar is echte wijsheid ook een zaak van daden.

Alles wat je bezit weggeven, je lot helemaal in handen leggen van anderen, van God…., in de praktijk betekent dit, dat je voortdurend afhankelijk bent van de goedgeefsheid van mensen om je heen. In onze tijd zijn er dat nog velen, niet alleen in de zg. ‘arme’ landen, maar ook in ons eigen land, in onze eigen stad en in de eigen wijk. Dat is een afschuwelijke situatie en iemand die dat vrijwillig doet, zal eerder dwaas dan wijs genoemd worden.

Toch is het precies dat, wat Jezus tot de rijke man zegt.

Hij zegt het ook aan ons, die volgeling van Jezus proberen te zijn. Maar de meesten, ikzelf ook, schrikken ervoor terug. Wij houden het op een geldbedrag in de collecteschaal of aan een goed doel. Of we proberen goede dingen te doen voor onze medemensen in de vorm van burenhulp, mantelzorg of vrijwilligerswerk: bij de zonnebloem, als gastvrouw bij de parochie, collecteren voor hartstichting, maatjeswerk en noem maar op.

Gelukkig lijkt Jezus daar ook begrip voor te hebben, want –zo zegt hij tegen zijn leerlingen- menselijkerwijs maken deze mensen geen kans om het rijk van God binnen te gaan. Maar voor God is niets onmogelijk. Dat is onze hoop.

 

En toch: er blijft iets kriebelen als ik dit zo zeg. Het lijkt alsof ik Jezus woorden weer gemakkelijker wil maken dan ze zijn. Terwijl ik wel weet dat christen-zijn eigenlijk betekent dat je méér moet doen dan het gewone. En al lukt dat niet, al zijn we maar gewone mensen, het is in elk geval een appèl om die radicale enkeling te steunen en te zien dat zijn ogenschijnlijke dwaasheid toch wijsheid is.

 

Lieve kinderen, mag Jezus dat vragen, dat mensen alles weggeven aan de armen?

Soms gebeurt het zomaar, zonder dat iemand dat gevraagd heeft……

Een meisje op een school in Kerkrade was door een brand alles kwijt geraakt.

Zij had niets meer: geen kleren, geen boeken, haar sieraden, frutseltjes, plakboeken, knuffels, foto’s, niets meer. Binnen korte tijd hadden haar klasgenoten en andere kinderen een heleboel van hun eigen spullen meegebracht voor haar; een meisje had zelfs de helft van de plaatjes uit haar barbieboek meegenomen. Kinderen kunnen veel gemakkelijker dan grote mensen zomaar weggeven van wat ze hebben. Wij grote mensen denken eerst na of we iets kunnen missen en als we nadenken, kunnen we veel moeilijker iets missen. Daarom moeten wij grote mensen nog veel van kinderen leren. 

Amen.