Aansluiting zoeken bij God

© Geert Bles, Heerlen 2007



“Uw Rijk kome”, dat klinkt eigenlijk wel goed als start op deze zondag, die missiezondag heet. Uw Rijk kome, drie woordjes, we bidden het vaak op deze plaats, maar misschien ook wel vaak zonder  nadenken, slordig, uit sleur. Om wat voor rijk gaat het hier? Hoe ziet het eruit? Het is opvallend dat zelfs Jezus, die ons die drie woordjes leert zeggen, nooit een duidelijke definitie geeft van dat rijk. Willen wij er ons enig idee van vormen, en vooral willen wij ernaar toe leven, dan zullen we moeten luisteren en kijken naar Jezus zelf.  Hij heeft er vaak over gesproken:  proberen wij echt Hem te begrijpen? Hij heeft er ook werk van gemaakt, het rijk van God dichterbij gebracht: kijken wij naar hem hoe Hij dat gedaan heeft en proberen wij – in zijn spoor –  dat rijk ook dichterbij te brengen, vandaag in onze wereld?

 

Jezus sprak over het Rijk Gods, maar altijd in gelijkenissen. Dat kon bijna niet anders, want het is niet te pakken in een vastomlijnd begrip. Het rijk Gods is geen statisch gegeven; geen gevestigde orde. Het gaat over iets heel dynamisch, een groeiproces, een doorbraak. Het is een kracht, als gist in het deeg, als zout in het voedsel, als een mosterdzaadje. Het gaat om iets dat hier en nu al aanwezig is, als een groeiende invloed, als een dynamische kracht; op het eerste gezicht bijna ongezien, zonder invloed, maar in feite een onweerstaanbare kracht, die doorbreekt en de gemeenschap, waarin het werkt, opbouwt.

 

En als we kijken naar de manier waarop Jezus met mensen omgaat, dan treft het ons, dat hij vooral een goede boodschap heeft voor armen, zieken en maatschappelijk achtergestelden. Die mensen krijgen bij hem weer volwaardige levenskansen, komen bij Hem aan hun recht. Het ging bij hem steeds om mensen van wie het leven op een of andere manier stuk gemaakt of stuk gegaan  was. Jezus ging juist naar hen toe in hun heel concrete situatie, die er de oorzaak van was dat hun leven geen leven meer was. Dat verhielp hij, zodat zij weer nieuwe levenskansen kregen. Waar dat gebeurt, waar mensen aan hun recht komen, daar breekt het Rijk Gods door in onze wereld.

 

Nu naar het bidden, waar de lezing van vandaag over gaat. Wat is bidden? Gaat het erom dat God doet wat wíj willen? Vaak wordt wel zo gedacht of gevoeld. ‘Ik heb zoveel kaarsen opgestoken en toch is mijn gebed niet verhoord. Ik ben te voet naar Wittem geweest voor mijn examen of voor mijn baan, maar helaas, niet geslaagd.’ Moet dan de conclusie zijn dat God niet luistert en dat bidden nergens toe dient? Proberen wij met bidden niet vaak om God voor óns karretje te span­nen?  Zou het niet andersom moeten zijn? Dat bidden ons ertoe brengt ons te richten naar wat God wil?  Zijn wegen zijn immers niet altijd de onze. 'Uw wil geschiede' bidden wij toch? 

 

Ja, wat is bidden? Ik wil vandaag een paar gedachten met u delen:

(1) Iedereen  wordt in zijn leven geconfronteerd met leed, ziekte, dood van dierbaren of  zorgen. In mijn contact met mensen beluister ik vaak nood, verdriet, pijn en zorg om dierbaren. Natuurlijk er is alle reden om zich tot God te richten en te vragen om hulp, om een oplossing. Maar wat wij vragen lijkt niet altijd verhoord te worden. Op de vraag waarom dat gebeurt, moet ik vaak het antwoord schuldig blijven, maar soms komt iemand op mijn weg, die  mij raakt en iets doet vermoeden. Zes weken geleden stierf Carla, de vriendin van Maud Bredero.  Maud vertelt hierover, en ik geef een paar citaten van haar verhaal; ik las het in de Volkskrant. Zij zegt: “Begin 2006 was Carla teruggekeerd uit Mali. Ze had hoofdpijn, ze was duizelig, ze was niet zichzelf. We dachten eerst aan een tropische virus, of aan oververmoeidheid, ze had een zwaar jaar achter de rug. De artsen gaven eerst geen uitsluitsel en haar situatie ging achteruit. Maar uiteindelijk kreeg zij van de chirurg te horen, dat er voor haar geen toekomst was, hooguit nog een jaar te leven. Na die verwoestende diagnose begon onze liefde opnieuw, en die werd zo compleet. Wat volgde, was het allerzwaarste en allermooiste jaar uit mijn leven, een jaar waarin ik heb geleefd met een intensiteit die ik graag wil vasthouden. Wat overbleef aan tijd samen beleefden wij zo totaal anders dan daarvoor. Ik heb Carla naar de dood mogen begeleiden; ik heb mogen meehelpen haar leven af te ronden. Het was fantastisch. Zij die altijd alles in het leven wilde controleren, kon loslaten en vond dat een rijke ervaring. Boosheid over haar ziekte was verdwenen. Het was haar laatste jaar tenslotte, het ging erom dat zij ook ons kon loslaten en veilig kon vertrekken.  Ik was alleen met haar toen ze overleed, nu zes weken geleden.”  Wat mij in dit verhaal van Maud raakt, is het besef, door haar verdriet heen, dat het afscheid niet mooier had gekund. Ze hebben beiden gebeden en geknokt voor het leven, gedaan wat zij konden. De genezing werd Carla niet geschonken, maar wel de overgave; zij kon het leven loslaten.  En Maud, die haar vriendin heeft verloren, kan zeggen: ”Ik ben haar kwijt, maar ik heb veel gekregen; ik heb ingezien waar het leven bij gebaat is, ontdekt hoe waardevol het is om helemaal te gaan voor iets wat echt belangrijk voor je is; nooit eerder heb ik beseft dat de dood in het leven een hoogteput kan zijn.”  Wat heeft dit verhaal met bidden te maken? Er was de vurige hoop dat Carla beter zou worden, maar het antwoord is anders. Wat je aan God vraagt gebeurt niet,  maar er gebeurt iets heel anders  wat je niet had voorzien. 

(2) Er is een tweede gedachte, die ik met u wil delen. Hier ben ik bij het verhaal van het evangelie. De arme weduwe vraagt om gerechtigheid, en houdt niet op, haar gebed wordt verhoord. Wanneer wij iets heel concreet vragen aan God, om gerechtigheid, dan ‘moeten we blijven bidden en de moed niet opgeven’, zegt het evangelie. Dan mogen we vertrouwen dat Hij ons verhoort, want bidden om gerechtigheid raakt Gods hart en zal - hoe dan ook -  altijd verhoring vinden.

 

(3) En dan tenslotte dit: Dat lijkt me de boodschap te zijn van de eerste lezing. Wij kunnen niet aan God onze vraag voorleggen, en dan achterover gaan leunen. Gebed tot God vraagt tegelijkertijd om onze inzet. Terwijl Jozua ten strijde trekt tegen de Amalekieten,  blijft Mozes bidden op de top van de heuvel. En Jozua versloeg Amelek en zijn leger met het zwaard.   Bidden en inzet zijn twee com­ponenten, die niet los te koppelen zijn. Loskoppelen van die twee doet onrecht aan God, want het maakt van Hem een afgod;  het doet ook onrecht aan de mens, want het ontneemt de mens zijn verantwoor­delijkheid.

 

Bidden en inzet voor recht horen bij elkaar. Wanneer ik deze twee zo bij elkaar houd - enerzijds God zie als iemand, die mij als mens serieus neemt; anderzijds zelf mijn verantwoor­delijkheid voor mijn toekomst en die van de schepping omzet in daden - ja dan mag ik met recht vertrouwen dat mijn gebed verhoord wordt. Dan klinkt een gebed om gerechtigheid als muziek in de oren van God. Zo'n bidden is zich volledig afstem­men op zíjn golflengte, zijn droom delen. Zo'n bidden maakt ons gaandeweg gevoeliger voor wat God wil met onze wereld; het maakt van ons mensen van vrede, die gerech­tigheid willen doen. Zo'n volhardend bidden, wat Jezus vraagt, is een groeiproces naar eenheid met God.