Kom, geest van God

© Harrie Renckens, Heerlen 2005



U allen hebt vast wel eens gehoord van het orakel van Delphi. Een priesteres, zittend in een grot, geeft onder invloed van bedwelmende dampen die uit de grond opstijgen, aan bezoekers raadsels op. Een van die raadsels zou zijn geweest: ‘Je kunt het niet zien, maar het kan een grote eik doen kantelen, Wat is dat?’ Het antwoord is niet zo moeilijk te vinden: Het is de wind. Voor ons mensen uit de twintigste eeuwen zijn nog meer onzichtbare krachten bekend, maar voor de mensen van toen was de wind iets wonderbaarlijks.

Ook uit de mens kan een soort wind voortkomen; de adem. In het Hebreeuws worden wind en adem ook met hetzelfde woord aangegeven, het woord ruach. In het eerste boek van de bijbel staat dat Gods ruach over de wateren zweefde aan het begin van Zijn scheppende arbeid. Gods adem; iets wat je niet ziet, maar toch zijn effecten heeft. Het ligt dan ook voor de hand dat het woord ruach later wordt vertaald door Geest. ‘De Geest des Heren rust op mij’ zegt Jezus, in navolging van de profeet Jesaja. Na Jezus’ dood worden de apostelen met Pinksteren vervuld van Gods geest. Deze Geest wordt door onze Kerk doorgegeven aan de reeds gedoopten in het sacrament van het Vormsel en ook door handoplegging bij de wijdingen tot bisschop, priester en diaken. Daardoor lijkt het net alsof de Geest zo maar netjes doorgegeven kan worden. Maar dat is maar schijn, want de Geest waait waar hij wil.

En wat merken we nu van die Geest? Op school wanneer een leerling in de laatste klas vlak voor zijn examen opeens veel beter gaat werken, zeggen we als docenten tegen elkaar; ‘Hij heeft de geest gekregen’. Van een dode zeggen we soms dat hij de geest heeft gegeven Verder spreken we over geestrijk vocht. Dat is dan vloeistof die mensen wat spraakzamer maakt.

Maar verder? Wat en waar is die Geest dan? Werkt ze in de Kerk? Ja, bij sommige mensen, zoals Oscar Romero, Dom Helder Camara, Moeder Teresa, daar zijn vele gelovigen en niet-gelovigen het snel over eens. Maar binnen een Kerk, die zo weinig ruimte voor vernieuwing geeft, die vrouwen van wijdingen uitsluit, wordt daar nu echt de Geest doorgegeven? Wie ben ik om een antwoord op deze vraag te geven. Maar misschien is de vraag wel verkeerd gesteld. Zou hij niet moeten luiden: ‘Laten wij de Geest wel in ons zelf toe, durven wij creatief te zijn vanuit ons geloof, zelf paden te gaan waarlangs de Geest kan werken?’.Is ons geloof voor ons een geruststelling? Zoiets van ‘Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw. Het duurt alleen maar jaren’ Of is onze overtuiging een bron van permanente onrust, die ons steeds weer opnieuw aanspoort om samen met anderen de wereld waarin wij leven wat beter te maken, om te beginnen in onze eigen omgeving, thuis, ons werk, onze school.

Na de zending van de Geest met Pinksteren durfden de apostelen voor hun overtuiging uit te komen. Zij waren niet meer bang om mensen te vertellen dat navolging van Jezus voor hen de manier van leven geworden was. Doen zoals Hij gedaan heeft, zijn weg gaan, dat noemden zij leven in en uit de Geest. Misschien dat die overtuiging ook wel in ons leeft, alleen, heb ik het gevoel, durven we er zo moeilijk voor uit te komen. Het lijkt wel of we vaak bang zijn anderen zo diep in ons eigen hart te laten kijken. Gevolg is dat we ons in onze overtuiging eenzaam voelen. Maar het is niet alleen praten over ons geloof dat ons moeilijk valt. Ook dingen doen of nalaten die tegen de trend ingaan, valt niet mee. Vertellen dat je in je vrije tijd als lid van de Zonnebloem zieke mensen bezoekt wordt vreemd gevonden, aan fitness doen is toch veel gezonder!

Zo zijn er meer voorbeelden te geven van hoe wij kunnen handelen om de Geest vrij baan te geven. ‘Dooft de Geest in jullie niet uit’ zei paus Johannes Paulus II vaker. Durf erop te vertrouwen dat ook door jou de Geest van Jezus kan werken.

De hele geschiedenis door hebben mensen geworsteld met het begrip van die Geest. De Geest die zich niet laat grijpen, net als de wind, maar waarvan de werking zichtbaar wordt in zijn resultaten. Om die effecten van de Geest gaat het ons.  In de Middeleeuwen werd een prachtig lied over de Geest en zijn effecten geschreven. Ik geef U nu als slot van deze overweging de vertaling van het lied mee ter overdenking en als aanzet tot handelen.

 

                                   Kom toch Geest van heiligheid,

                                   zend vanuit uw heerlijkheid van uw licht

                                   een lichtstraal neer.

 

                                   Gij Geest die voor armen vader zijt,

                                   gaven geeft en licht verspreidt,

                                   licht in onze harten, Heer

 

                                   Geest, Gij troost het allermeest,

                                   goede Geest van onze geest,

                                   Geest die onze geest verfrist.

 

                                   Die in arbeid rusten doet,

                                   koelte schept waar hitte woedt,

                                   tranen uit de ogen wist.

 

                                   Licht van hoogste zaligheid

                                   dat het hart de innigheid

                                   van wie U geloven vult

 

                                   Zonder wat Gij wilt en doet

                                   is er in de mens niets goed,

                                   niets dan schade en schuld.

 

                                   Was af al wat besmeurd is

                                   en besproei wat dor mocht zijn;

                                   heel wat wond is en mismaakt

 

                                   Buig het stijve zacht en mild;

                                   koester al wat is verkild,

                                   leid wie van de weg afraakt.