Onlangs las ik een stukje dat me
boeide. Het ging zo: “Toen mijn oma gestorven was en ik kort daarna op bezoek
ging bij mijn zus, viel mij ineens op hoezeer zij op mijn oma was gaan lijken.
Mijn zus had een veel intiemere band gehad met haar dan ik. Ze liep net als
oma, een beetje moeizaam en tastend, ze praatte net als oma, ze gebruikte
dezelfde woorden met dezelfde intonatie. Het was net of de geest van onze
gestorven oma voor een deel in mijn zus was gevaren. Het was net of
eigenschappen door de dood van de vorige bezitster waren losgeraakt en meer
beschikbaar waren gekomen voor haar. Ik heb sterk de indruk dat mensen niet
alleen maar geld en goed erven van een geliefde overledene, maar ook brokjes
geest, gevoel en karakter. Dat ze na de dood van een geliefde meer op die persoon lijken dan ervoor. Dat wat je beminde
in de ander, komt vanzelf naar je toe, zodra het is vrijgekomen door de dood.”
Dit
stukje spreekt me aan, omdat het me helpt om het thema van vandaag helder te
krijgen: oma is niet meer lijfelijk aanwezig,
maar toch leeft zij. Zo geloven wij dat de echte liefde van Christus, de grootste erflater die er ooit
geweest is, niet stuk kan en doorgaat
in mensen. Lijdensweek en pasen zijn voorbij. Wij hebben ons intensief bezig
gehouden met wat er met Jezus van Nazareth gebeurd is: kruis en opstanding, dood
en opnieuw leven. Wat ons te doen staat in de tijd na Hem is: Hem levend
houden, zijn wat Hij geweest is, voort doen wat Hij gedaan heeft.
Het
leven van die levende Jezus moet zich vermenigvuldigen in ons; onze gemeenschap
moet nu zíjn levenswerk van liefde en inzet voor kleine mensen overnemen en
voortzetten, tegen de stroom in desnoods; en als dit tegenstand oproept en ons
lijden bezorgt - zoals dat bij Hem gebeurde - het zij zo. Het is de prijs die
we betalen voor de keuze om – zoals Hij deed - kleine mensen centraal te
stellen.
Opstanding
is een dóórlopend proces, door ons dag-en-dagelijks leven heen, van telkens
weer kiezen voor het leven, van telkens weer opstaan ten leven. Het is slecht
om de opstanding te verschuiven naar de grens van dit aardse leven, om alleen
maar te denken over verrijzenis straks na onze dood. Opstanding moet nú al
gebeuren, overal waar we dodelijke situaties tegenkomen in welke vorm dan
ook. Hier en nu moeten we opstanding prediken,
zelf opstaan, in opstand komen als het moet, nieuw leven brengen of nieuw leven
kiezen.
Vandaag
in de lezing wordt ons gevraagd te geloven, dat zo'n leven als dat van Hem
onverwoestbaar is en over de dood heen blijft bestaan; te geloven dat iemand,
die geleefd heeft als Hij, die kleine mensen die in deze wereld niet meetellen,
centraal stelde, dat zo iemand niet dood kan, blijft leven. We zijn geneigd om
ons vast te klampen aan zijn lijf, alsof dat de enige tastbare realiteit is van
Hem. Hij is niet meer lijfelijk aanwezig, dat is waar, maar toch leeft Hij.
Want er is méér in Hem, dat toch heel tastbaar is voor wie wil zien: namelijk
de kracht van zijn liefde, van zijn keuze voor kleine mensen, van zijn geest.
Die
geestkracht is het die Lucas voor ogen stond, toen hij het verhaal schreef over
die begintijd zonder Hem: de eerste christenen zijn mensen die Hem levend
houden, door te leven met dezelfde liefde en inzet voor elkaar als Hij.
Zo'n
eenheid onder mensen is, alleen maar mogelijk als wij - zoals Tomas - in onze
geloofsbeleving niet gaan zweven. Als wij in onze geloofsbeleving bij de aardse
werkelijkheid blijven, bij het lijden van die kleine mensen, en ons daardoor
laten raken. Zo'n eenheid en gemeenschappelijkheid onder mensen zijn alleen
maar mogelijk, als wij - zoals Tomas - de vinger op de littekens houden van
hen, die vandaag in onze wereld lijden, als wij de verrezen Heer niet losmaken
van de werkelijkheid van de lijdende mensen vandaag. Want als die vermoorde
lieve mens weer leeft, dan moet Hij weer leven daar waar mensen sterven aan
onrecht, pijn, eenzaamheid, in de schaduw van de dood.
Geloven
in de verrezen Heer, zoals Tomas deed, betekent daarom: zowel geloven dat de weg, die Jezus gegaan is, van
daadwerkelijke liefde tot het uiterste, een zinvolle weg is, alsook bereid
zijn zelf die weg te gaan. Geloven in de verrezen Heer, zoals Tomas deed,
betekent geloven, dat de zaak waaraan Hij gestorven is, waaraan velen na Hem
gestorven zijn - namelijk: kleine mensen belangrijk maken - dat die zaak móet
doorgaan en ook doorgáát al is Hij dood.
Tomas
kon het nauwelijks geloven; hij moest het voelen. Is het werkelijk diezelfde
man, die dááraan gestorven is, die nu leeft? Jezus leeft! Overal waar die
geestkracht aanwezig is in mensen, is Hij even werkelijk aanwezig als toen Hij
lijfelijk op deze aarde rondliep. Waar het nu op aankomt, anno 2003, is: of wij
geraakt en bezield worden door diezelfde geestkracht van Jezus, niet als een
vaag en verheven gevoel, maar als een werkelijke bereidheid om in zijn
voetspoor te gaan. Waar dat gebeurt onder ons vandaag, daar is Hij in ons
midden, ook al zien we Hem niet lijfelijk.