Wij zijn zelf Gods Huis...

© Mariet Stikkers, Heerlen 2003



Ieder van ons heeft wel eens gezien hoe een huis wordt gebouwd: eerst wordt er een stuk grond afgebakend, er wordt gegraven en er worden fundamenten gelegd. De volgende fase is het opmetselen van de muren en ten slotte wordt het dak geplaatst en alles wat daar nog tussen ligt. Een huis is niet zo maar iets: het moet ruimte bieden aan de bewoners en tegelijkertijd beschermen tegen alles wat ongewild van buiten naar binnen wil komen.

 

Ik heb jaren gewerkt als psychotherapeute met kinderen. Om een goed zicht te krijgen op wat er in zo’n kindje leeft was er onder andere de test van het huis. Teken eens een huis. Aan dat getekende huis zag ik wat er schortte aan veiligheid of juist niet, of het thuis gezellig was of juist niet, waar het kind naar verlangde, hoe zijn of haar leventje eruit zag. Heel wonderlijk: het huis was niet alleen een beeld van het leven van het kind, maar ook van het kind zelf. Honderden getekende huizen in alle soorten en maten en kleuren heb ik zo bestudeerd. Huisjes met gesloten vensters of zonder vensters, met dichte blinden, met zware rolluiken tegen de angst of  juist met heel veel open vensters en kleurige gordijntjes en bloemen voor de ramen. Huisjes met een stevig dak en stevige muren, maar ook wankele huisjes die bijna omvielen. Huisjes met hekken, maar ook met mooie bomen eromheen. Huisjes die bewoond werden door vrolijke of verdrietige mensen of alleen door de kleine tekenaar in al zijn of haar eenzaamheid. Het bekijken en analyseren van zo’n tekening was voor mij heel mooi werk, ontroerend ook omdat het kind zichzelf erin prijsgaf en wij als hulpverleners konden zoeken naar een goede manier om het te helpen en steunen op haar of zijn levensweg.

 

Van het huis van mensen overstappen naar het huis van God is niet zo vreemd. Zolang er mensen bestaan, bestaan er ook religies. Iedere religie kent zijn heilige plaatsen. Mensen hebben behoefte aan zichtbare tekenen en aan plekken van samenkomst. Op of in die heilige plaatsen is de godheid in de beleving van de mensen op een heel bijzondere wijze aanwezig. Het is niet voor niets dat wij hier nu samenzijn in onze Andreaskerk omdat we geloven dat we hier op een speciale wijze gemeenschap kunnen vieren, kunnen bidden en God danken voor ons leven.

 

In de oude tijden van het volk Israël toen het volk nog rondtrok plaatste men de Ark, het beeld van Jahwe’s aanwezigheid in een tent en ook was een berg vaak de heilige plek waar God kon worden benaderd. Daar zijn tal van voorbeelden van te geven. Denken we maar aan Mozes die de berg Sinaï opging en daar de twee stenen tafelen ontving met de tien geboden, of aan de profeet Elia die op de berg Karmel de confrontatie aanging met de afgod Baäl.

Later, toen het volk in het land Kanaän ging wonen, bouwde het een echte tempel met muren en een dak. Tijdens de Babylonische ballingschap (600 voor Chr.) werd die tempel totaal verwoest, maar later weer herbouwd en ongeveer veertig jaar na de dood van Jezus in het jaar 70 na Chr. werd zij opnieuw verwoest. Over die tempel gaat het Evangelieverhaal van vandaag.

 

Als Johannes dit verhaal schrijft is het ongeveer het jaar 90, twintig jaar na de tweede verwoesting van de tempel. Zowel Johannes als ook de hoorders van zijn evangelie weten dat  de tempel nu een ruïne is en die wetenschap speelt mee in de woorden die Johannes Jezus laat zeggen: breek deze tempel af en in drie dagen laat ik hem herrijzen. Maar ook speelt mee de dood van Jezus en de ervaring van zijn verrijzenis. Want er staat: Jezus doelde op de tempel die Hijzelf was.

Hoe kan Jezus zichzelf – in de woorden van Johannes – nu een tempel noemen?

Laten we nog eens kijken naar de betekenis van een tempel: een heilige plaats waar God op een bijzondere wijze is te ervaren. Johannes laat Jezus zeggen: ik ben zo’n heilige plaats. In mij kun je God ervaren. Zoals Jezus zo vaak op zichzelf wijst als het gaat om heilige symbolen: Ik ben het levende brood dat uit de hemel is nedergedaald. Ik ben het levende water, wie van Mij drinkt krijgt nooit meer dorst. Ik ben de wijnstok. Ik ben de goede herder. Ik ben de weg, de waarheid en het leven.

In de Joodse religie leefde men met talrijke symbolen, zoals ook in onze katholieke religie. Verwijzingen naar het heilige, verwijzingen naar God. Brood, water, de wijnstok, ook wij kennen ze. Het zijn prachtige symbolen! Maar Jezus zegt eigenlijk: we moeten ze vullen met ons eigen ik, we moeten ze niet buiten ons zetten, maar ze brengen juist het goddelijke aan het licht als wijzelf ons ermee durven vereenzelvigen. Pas dan zijn ze echt werkzaam. Jezus doet dat constant. Ook vandaag weer: breek deze tempel af en in drie dagen zal hij herrijzen. Na zijn dood beseffen de leerlingen dat Jezus hier op zichzelf wijst. Ontroerend hoe Jezus geen legitimaties van buiten af gebruikt om zijn woedende optreden tegen de kooplui te rechtvaardigen, maar hoe hij zélf zonder bescherming door wat dan ook de uitdaging aangaat.

Jezus beseft dat Hij de drager is van de Geest, de kracht van God en niets kan Hem ervan weerhouden om de zuivere weg te gaan zelfs al brengt dit hem uiteindelijk op het kruis….

 

En nu wij. Paulus zegt: Gods bouwwerk bent u, gebouwd op het fundament Jezus Christus. U bent Gods tempel en de Geest van God woont in u. Als iemand de tempel van God te gronde richt zal God hém te gronde richten. Want de tempel van God is heilig en heilig zijn wij. Wat een grote verantwoordelijkheid! We kunnen er niet langs! Het is niet aan ánderen gezegd, maar aan óns! Wíj zijn die tempel van God, wíj dragen zijn Geest, wíj zijn heilig omdat we Gods tempel zijn…..

Laten we wel eens ooit tot ons doordringen wat dat betekent? Wat een prachtige gave we ontvangen hebben met ons leven en ons lichaam? We zijn de dragers van Gods Geest.

 

Ik denk niet dat we ons dat altijd bewust zijn. Het jachtige leven van onze tijd trekt onze aandacht immers naar heel andere zaken: je moet meedoen in de wereld, op de hoogte zijn, deelnemen aan snelle communicatie, kopen wat de reclame voorschrijft. Maar dragen we in ons binnenste eigenlijk niet heel andere gevoelens en verlangens? Zijn we ons in onze beste momenten er niet bewust van dat het een wonder is dat wij ademen en leven, dat de zon opgaat en de maan schijnt, dat een kind je groet, dat de zieke je vraagt, dat een gedicht je kan ontroeren, dat de liefde je draagt? Is het niet zo dat dát onze eigenlijke grond is: het leven in God? Weten dat er meer is dan het platte bestaan van hebben en houden. Dat we juist echt leven als we geven en loslaten. Onze adem, onze ruach is Gods adem! De oude Israëlieten wisten dat heel goed. Juist in het heftige zuchten van verdriet of vreugde, van woede of passie voelden ze Gods adem in zich en gaven het de klanknaam als een heftig zuchten: RUACH RUACH. Prachtig!

 

Weet u dat u Gods tempel bent en dat de Geest van God in u woont? Misschien kan één ogenblik van besef ons vandaag een stapje dichter brengen bij het wonder van ons leven. Misschien kan één ogenblik van besef ons vandaag doen kiezen om die weg van Jezus te gaan: niet bekommerd zijn om onszelf maar de weg gaan van de Liefde, de weg naar en voor de ander. Dan is het feest van de kerkwijding van St. Jan van Lateranen ook voor ons een feest geworden, omdat we zelf zijn gewijd als tempel van de H.Geest.