Ieder van ons heeft wel
eens gezien hoe een huis wordt gebouwd: eerst wordt er een stuk grond
afgebakend, er wordt gegraven en er worden fundamenten gelegd. De volgende fase
is het opmetselen van de muren en ten slotte wordt het dak geplaatst en alles
wat daar nog tussen ligt. Een huis is niet zo maar iets: het moet ruimte bieden
aan de bewoners en tegelijkertijd beschermen tegen alles wat ongewild van
buiten naar binnen wil komen.
Ik heb jaren gewerkt als
psychotherapeute met kinderen. Om een goed zicht te krijgen op wat er in zo’n
kindje leeft was er onder andere de test van het huis. Teken eens een huis. Aan
dat getekende huis zag ik wat er schortte aan veiligheid of juist niet, of het
thuis gezellig was of juist niet, waar het kind naar verlangde, hoe zijn of
haar leventje eruit zag. Heel wonderlijk: het huis was niet alleen een beeld
van het leven van het kind, maar ook van het kind zelf. Honderden getekende
huizen in alle soorten en maten en kleuren heb ik zo bestudeerd. Huisjes met
gesloten vensters of zonder vensters, met dichte blinden, met zware rolluiken
tegen de angst of juist met heel veel
open vensters en kleurige gordijntjes en bloemen voor de ramen. Huisjes met een
stevig dak en stevige muren, maar ook wankele huisjes die bijna omvielen. Huisjes
met hekken, maar ook met mooie bomen eromheen. Huisjes die bewoond werden door
vrolijke of verdrietige mensen of alleen door de kleine tekenaar in al zijn of
haar eenzaamheid. Het bekijken en analyseren van zo’n tekening was voor mij
heel mooi werk, ontroerend ook omdat het kind zichzelf erin prijsgaf en wij als
hulpverleners konden zoeken naar een goede manier om het te helpen en steunen
op haar of zijn levensweg.
Van het huis van mensen
overstappen naar het huis van God is niet zo vreemd. Zolang er mensen bestaan,
bestaan er ook religies. Iedere religie kent zijn heilige plaatsen. Mensen
hebben behoefte aan zichtbare tekenen en aan plekken van samenkomst. Op of in
die heilige plaatsen is de godheid in de beleving van de mensen op een heel
bijzondere wijze aanwezig. Het is niet voor niets dat wij hier nu samenzijn in
onze Andreaskerk omdat we geloven dat we hier op een speciale wijze gemeenschap
kunnen vieren, kunnen bidden en God danken voor ons leven.
In de oude tijden van het
volk Israël toen het volk nog rondtrok plaatste men de Ark, het beeld van
Jahwe’s aanwezigheid in een tent en ook was een berg vaak de heilige plek waar
God kon worden benaderd. Daar zijn tal van voorbeelden van te geven. Denken we
maar aan Mozes die de berg Sinaï opging en daar de twee stenen tafelen ontving
met de tien geboden, of aan de profeet Elia die op de berg Karmel de
confrontatie aanging met de afgod Baäl.
Later, toen het volk in
het land Kanaän ging wonen, bouwde het een echte tempel met muren en een dak. Tijdens
de Babylonische ballingschap (600 voor Chr.) werd die tempel totaal verwoest,
maar later weer herbouwd en ongeveer veertig jaar na de dood van Jezus in het
jaar 70 na Chr. werd zij opnieuw verwoest. Over die tempel gaat het
Evangelieverhaal van vandaag.
Als Johannes dit verhaal
schrijft is het ongeveer het jaar 90, twintig jaar na de tweede verwoesting van
de tempel. Zowel Johannes als ook de hoorders van zijn evangelie weten dat de tempel nu een ruïne is en die wetenschap
speelt mee in de woorden die Johannes Jezus laat zeggen: breek deze tempel af
en in drie dagen laat ik hem herrijzen. Maar ook speelt mee de dood van Jezus
en de ervaring van zijn verrijzenis. Want er staat: Jezus doelde op de tempel
die Hijzelf was.
Hoe kan Jezus zichzelf –
in de woorden van Johannes – nu een tempel noemen?
Laten we nog eens kijken
naar de betekenis van een tempel: een heilige plaats waar God op een bijzondere
wijze is te ervaren. Johannes laat Jezus zeggen: ik ben zo’n heilige plaats. In
mij kun je God ervaren. Zoals Jezus zo vaak op zichzelf wijst als het gaat om
heilige symbolen: Ik ben het levende brood dat uit de hemel is nedergedaald. Ik
ben het levende water, wie van Mij drinkt krijgt nooit meer dorst. Ik ben de
wijnstok. Ik ben de goede herder. Ik ben de weg, de waarheid en het leven.
In de Joodse religie
leefde men met talrijke symbolen, zoals ook in onze katholieke religie. Verwijzingen
naar het heilige, verwijzingen naar God. Brood, water, de wijnstok, ook wij
kennen ze. Het zijn prachtige symbolen! Maar Jezus zegt eigenlijk: we moeten ze
vullen met ons eigen ik, we moeten ze niet buiten ons zetten, maar ze brengen
juist het goddelijke aan het licht als wijzelf ons ermee durven vereenzelvigen.
Pas dan zijn ze echt werkzaam. Jezus doet dat constant. Ook vandaag weer: breek
deze tempel af en in drie dagen zal hij herrijzen. Na zijn dood beseffen de
leerlingen dat Jezus hier op zichzelf wijst. Ontroerend hoe Jezus geen
legitimaties van buiten af gebruikt om zijn woedende optreden tegen de kooplui
te rechtvaardigen, maar hoe hij zélf zonder bescherming door wat dan ook de
uitdaging aangaat.
Jezus beseft dat Hij de
drager is van de Geest, de kracht van God en niets kan Hem ervan weerhouden om
de zuivere weg te gaan zelfs al brengt dit hem uiteindelijk op het kruis….
En nu wij. Paulus zegt:
Gods bouwwerk bent u, gebouwd op het fundament Jezus Christus. U bent Gods
tempel en de Geest van God woont in u. Als iemand de tempel van God te gronde
richt zal God hém te gronde richten. Want de tempel van God is heilig en heilig
zijn wij. Wat een grote verantwoordelijkheid! We kunnen er niet langs! Het is
niet aan ánderen gezegd, maar aan óns! Wíj zijn die tempel van God, wíj dragen
zijn Geest, wíj zijn heilig omdat we Gods tempel zijn…..
Laten we wel eens ooit
tot ons doordringen wat dat betekent? Wat een prachtige gave we ontvangen
hebben met ons leven en ons lichaam? We zijn de dragers van Gods Geest.
Ik denk niet dat we ons
dat altijd bewust zijn. Het jachtige leven van onze tijd trekt onze aandacht
immers naar heel andere zaken: je moet meedoen in de wereld, op de hoogte zijn,
deelnemen aan snelle communicatie, kopen wat de reclame voorschrijft. Maar
dragen we in ons binnenste eigenlijk niet heel andere gevoelens en verlangens? Zijn
we ons in onze beste momenten er niet bewust van dat het een wonder is dat wij
ademen en leven, dat de zon opgaat en de maan schijnt, dat een kind je groet,
dat de zieke je vraagt, dat een gedicht je kan ontroeren, dat de liefde je
draagt? Is het niet zo dat dát onze eigenlijke grond is: het leven in God? Weten
dat er meer is dan het platte bestaan van hebben en houden. Dat we juist echt
leven als we geven en loslaten. Onze adem, onze ruach is Gods adem! De oude
Israëlieten wisten dat heel goed. Juist in het heftige zuchten van verdriet of
vreugde, van woede of passie voelden ze Gods adem in zich en gaven het de
klanknaam als een heftig zuchten: RUACH RUACH. Prachtig!
Weet u dat u Gods tempel
bent en dat de Geest van God in u woont? Misschien kan één ogenblik van besef
ons vandaag een stapje dichter brengen bij het wonder van ons leven. Misschien
kan één ogenblik van besef ons vandaag doen kiezen om die weg van Jezus te
gaan: niet bekommerd zijn om onszelf maar de weg gaan van de Liefde, de weg
naar en voor de ander. Dan is het feest van de kerkwijding van St. Jan van
Lateranen ook voor ons een feest geworden, omdat we zelf zijn gewijd als tempel
van de H.Geest.