32ste Zondag door het Jaar

© Mariet Stikkers, Heerlen 2009



Het zijn mooie verhalen die we hoorden. Mooi ja, maar voor onze oren misschien mooi.

De weduwe uit Sarepta heeft nog maar een handjevol meel in de pot en wat olie in de kruik. Ze kan voor haar zoon en zichzelf nog één maaltje klaarmaken en dan zal de hongerdood wachten. Ze sprokkelt hout voor het laatste vuurtje dat ze zal aanleggen. Ze heeft wel moed! Dit laatste maaltje wil ze nog goed verzorgen. En dan komt er een man op haar pad die vraagt om zijn kruik te vullen met water. Dat zal misschien nog wel kunnen al is er niet veel water voorhanden in die droge tijd. Maar dan vraagt hij ook nog om een stuk brood. Brood? Ze heeft geen brood meer, wel dat beetje olie en wat meel. Maar de man houdt aan: maak van die olie en dat meel eerst een broodje voor mij. Je zou in eerste instantie denken: “Wat een egoïst! Hoe kan die man dat vragen aan zo’n arm mens!” Maar bij nader toehoren komt die man - het is de profeet Elia - met een belofte, een belofte van God zelf: als je dat broodje voor me klaarmaakt zullen olie en meel niet opraken tot het weer gaat regenen en er een nieuwe oogst komt. God zal daarvoor zorgen! Het gaat hier niet om een sprookje, al lijkt dat misschien zo. Nee: de weduwe krijgt de kans van haar leven als ze durft te geloven, durft te vertrouwen op het woord van de profeet. En dat doet ze. Haar en haar zoon wacht niet de dood, integendeel ze vindt leven voor haarzelf en haar hele familie.

 

Die andere weduwe uit het verhaal van Marcus heeft ook bijna niets. Dat ligt voor de hand. In het Israël van toen telden weduwen amper mee, ze hadden geen inkomen en waren afhankelijk van goede gaven van anderen. Jezus kijkt peinzend naar haar terwijl ze twee muntjes in de offerkist van de tempel gooit. Twee muntjes, een habbekrats. Maar Jezus kijkt verder: geen habbekrats, maar heel haar levensonderhoud, alles waarvan ze moet leven. Vergelijkbaar met een beetje olie en wat meel. Ze geeft het weg, ze offert het voor het huis van God. Haar manier van doen staat in schril contrast tot de houding van de farizeeën die trots en opzichtig zogenaamd goed lopen te zijn. Maar zij eten de huizen van de weduwen op, zo staat er! Zij zijn het die het leven van arme mensen onmogelijk maken. Zij maken goede sier met de nood van de ander. Door hen is die weduwe zo arm dat ze nog maar twee muntjes heeft. De weduwe laat zich door de opgelegde armoede echter niet bepalen, ze laat het hoofd niet hangen. Ten opzichte van God is ze waardig en krachtig. Zij gééft: zonder eigenbelang, zonder zorg om haar eigen hachje geeft ze alles wat ze nog heeft. Ze laat zich niet klein maken. Ze doet wat ze meent te moeten doen. Deze arme, uitgebuite vrouw staat daar als een voorbeeld ten leven, een voorbeeld voor ieder van ons. Ze draagt geen mooie gewaden, ze laat zich niet opzichtig groeten, ze zit niet op een ereplaats, ze verricht geen schijngebeden, maar ze staat daar recht voor Gods gelaat, zich helemaal toevertrouwend en alles verwachtend van Hem.

 

Hoe is het mogelijk? Hoe kun je álles geven en niets meer overhouden voor jezelf? Hoe kun je overeind blijven als je eigenlijk geen leven meer hebt? Hoe kun je vertrouwen dat het goed komt? Kan dat eigenlijk wel in zo’n schrijnende situatie? Is dat geen vermetel vertrouwen?

In onze tijd zoeken we een verzekerd leven. Alles moet gegarandeerd zijn. Houden wat je hebt en liever nog meer vergaren is het motto. Een goede studie maken, doelen halen, zorgen dat je een goede baan krijgt, je aanpassen aan de trend in de maatschappij, niet opvallen, niet apart zijn, meelopen met de run om bezit en aanzien. Alles en alles lijkt erop gericht op safe te spelen. Het spontane leven, vrij durven gaan en staan, de stem in je binnenste volgen, vertrouwen dat het goed komt, dat ligt niet voor de hand. En we zijn er ook een beetje of erg bang voor. Stel je voor dat de zorgvuldig opgebouwde zekerheden wegvallen! Dat we zelf geen been meer hebben om op te staan. Hoe moet dat dan?

 

Maar toch… is het niet zo dat de twee weduwen die we vandaag hebben ontmoet ons een spiegel voorhouden van écht leven, leven vanuit de diepte, vanuit je binnenste, vanuit de ziel? Leven vanuit Gods goedheid? Zij hebben Góds been om op te staan, zij hebben hun eigen belangen losgelaten, ze vertrouwen helemaal, zonder bewijs en zonder verzekering. Hun verzekering ligt in de liefde van God waaraan ze zich hebben overgegeven.

Wij kennen ze ook, misschien onze eigen ouders, misschien iemand uit onze vriendenkring, misschien iemand uit deze stad of wijk, misschien iemand uit de grote wereld. Ze zijn er, zeker!

Dat wij vandaag een klein beetje mogen opschuiven in hun richting….