Herkenning

İ Geert Bles, Heerlen 2002



Wie alleen loopt raakt de weg kwijt, alleen uit de gemeenschap komt de wijsheid.Eén hand alleen kan geen touw om een bundel knopen.

      Wie alleen loopt raakt de weg kwijt. Wie dan valt, heeft niemand om haar op te helpen. Wie dan schreeuwt, heeft niemand die haar hoort.

Wie alleen loopt, gaat zwaar gebukt onder haar last, niemand deelt haar vreugde of haar verdriet.

      Wie alleen loopt raakt de weg kwijt. Haar kola eet ze al­leen. Ze heeft twee voeten, ze heeft al­leen maar twee ar­men,ze heeft maar twee ogen

In de gemeenschap heeft ieder duizend han­den,heeft ieder duizend voeten, loopt iemand nooit alleen.

                                         

Het verhaal van de Emmausgangers is een verhaal over alleen-lopen, over uitzichtloosheid,verdriet, verlies, donkerte en over het omgaan daar­mee. De twee zijn hun goede vriend Jezus ver­loren. Ze zijn radeloos, ze snappen niet waarom hun vriend moest sterven, waarom Hij op deze manier moest sterven. Ze gaan toch maar weer op weg, het gewone leven roept weer, ook al zitten ze nog boor­devol vragen. Iemand voegt zich bij hen. Ze gaan in gesprek met die vreem­deling. Ze uiten hun verdriet en maken hem deelgenoot van wat ze hebben meegemaakt. Dan gebeurt het wonder: Al gaande vallen hun de schel­len van de ogen. Er komt licht in hun duisternis.

 

Het verhaal wordt een verhaal met perspectief, met licht, met hoop.Hun vriend Jezus is ges­torven, jawel, maar dat is niet het laatste woord,wat over Hem gezegd hoeft te wor­den. Er wordt over Hem verteld: hoe Hij door het land trok, bevrijdende woorden sprak en -letterlijk- mensen het leven schonk. Ieder die aan de rand van het leven - van de samen­leving - zat, haalde Hij naar het centrum. Hoe vaak hoorden wij niet: Hij plaatste hem/haar in het mid­den. Maar deze manier van omgaan, juist met die mensen, werd gezien als gevaar­lijk. Hij werd ver­moord. Dan begint de vreem­deling, met wie de twee oplopen, zíjn kijk op de gebeurtenis­sen van de laatste week te geven en vragen te stellen. Hij plaatst het verhaal van die Jezus in een breder perspec­tief en refereert naar de voorspel­lingen van de profeten. Gaandeweg begint bij de twee een lichtje te branden. En als de vreem­deling ingaat op hun uit­nodiging om te blij­ven eten, herkennen ze Hem plotseling,in de wijze waarop Hij het brood breekt en met hen deelt. Ze kunnen hun geluk niet op en rennen terug naar hun vrien­den in Jeruzalem: Jezus leeft, zijn lijden en dood zijn niet de laatste dingen die over Hem gezegd wor­den.

 

Het verhaal van de Emmaus­gangers vertelt dat men­sen langzamerhand de moed weer oppakken om het leven verder te leven.Ze kunnen weer verder, juist door hun ervarin­gen met elkaar te delen en door te geloven dat de God, over wie Jezus had gesproken, Hem bevrijd heeft uit de dood; dat de dood kan wor­den over­won­nen. Zij vinden na zijn dood - met en aan elkaar - weer her­nieuwde k­racht, ondanks en dankzij alles wat er is gebeurd.  

 

Ze ervaren dat Hij bij hen is, zij het anders dan vroeger. Ze geloven in een vérder en zo kunnen ze de draad weer oppakken. Na Jezus' dood licht nog radikaler de betekenis van zijn leven op. En dat houdt voor de Emmausgangers, en voor allen die in Hem geloven, een opdracht in: om Hém en zíjn wijze van leven niet dood te zwij­gen en de draad weer op te pakken waar die gebroken lijkt.Geloven in Zijn verrijzenis houdt in: op pad gaan, doen wat Hij deed, in het volle vertrouwen dat - door te leven als Hij - God aan­wezig zal zijn en zal oplichten in ons bestaan.

 

Wij worden uit­genodigd/uit­gedaagd het zout van de aarde te zijn,het gist van een nieuwe gemeenschap, waar plek is voor iedereen en niemand erbuiten valt. Wij worden uit­gedaagd ons licht te laten schijnen in de wereld van vandaag -hoe rottig die er ook uit mag zien op dit moment- en onze talen­ten aan te wenden voor elkaar. Waar wij herders zijn voor elkaar - en dat zit hem vaak in heel kleine dingen - zal niemand verloren raken en zal niemand tekort komen. Waar wij met elkaar het brood breken in Jezus' Naam, zullen wij een thuis zijn voor elkaar. Telkens als wij dat teken stel­len, zullen we Hem indachtig zijn en zal Hij aan­wezig zijn - zal Hij leven - in ons midden.