Het
evangelie van vandaag gaat over het verhaal van de verloren zoon. Jezus vertelt dit verhaal, een gelijkenis, nadat de
farizeeën en schriftgeleerden zich tegenover hem hadden beklaagd dat Hij zich met
zondaars ophield. Hij vertelt deze gelijkenis om de houding van de vader te
belichten. God is de liefdevolle vader, die geen verschil maakt tussen zijn
kinderen, die letterlijk uitgaat naar beide kinderen, hen beide thuis
verwelkomt en aan de feesttafel wil.
Zijn
vader zag hem al in de verte aankomen en hij werd door medelijden bewogen; hij
snelde op hem toe , viel hem om de hals en kuste hem
hartelijk: Dat betrof de jongste, die zijn geluk - vergeefs - buitenshuis
gezocht had en nu terug kwam.
Maar
ook de oudste zoon is eigenlijk een verloren zoon: Hij voelt zich tekort gedaan
en sluit zichzelf buiten. Zijn vader ging naar buiten
en drong bij hem aan om toch binnen te komen en mee feest te vieren. Dat is het
beeld van God, dat hier naar boven komt: Een vader die beiden liefdevol omarmt,
geen verschil maakt. Ze mogen zijn die ze zijn, wat er ook gepasseerd is.
Het
is het beeld van de vader, met een hart dat brandt van verlangen om beide
kinderen bij zich te hebben en gelukkig te zien. De vader, die graag zijn kind vooraf
zou hebben gewaarschuwd voor de gevaren daarbuiten, maar wiens liefde te groot
is om zich op te dringen; wiens liefde vrijheid wil schenken om eigen wegen te
gaan; vrijheid om liefde af te wijzen of te beantwoorden; want liefde die afgedwongen wordt
is geen liefde. Het is het beeld van de vader die zijn kind de vrije keus laat,
al moet hij machteloos toezien dat hij/zij kwetsuren dreigt op te lopen. Juist
zijn liefde verhindert dat hij zijn zoon - koste wat het kost
- thuis wil houden; juist deze liefde maakt het zijn zoon mogelijk zijn eigen
leven te zoeken, te verliezen en terug te vinden. Dit is het beeld van de
vader, van Zijn Vader, dat Jezus hier wil neerzetten in deze parabel.
Het
is zo herkenbaar onder mensen. Wie kent niet ouders, die veel pijn beleven aan een
kind dat zich van hen losmaakt, eigen wegen gaat en de vernieling in dreigt te gaan? Ze kunnen niet
anders dan hun kind de vrijheid laten om zelf te kiezen, hun liefde af te
wijzen of te
beantwoorden. Ze staan machteloos, maar ze kijken wel steeds in de verte, zijn
in hun gedachten dag en nacht bij hun kind en doen alles om het te bereiken en weer
in hun armen te sluiten.
Maar
ook wat de twee zonen voelen en ervaren is herkenbaar, niet alleen als we
rondom ons heen kijken, maar ook binnen in ons zelf. Het ene moment voelen wij ons als de jongste zoon, het andere moment voelen wij in
ons de verlorenheid van de oudste. Is het niet vaak zo dat de oudste in het
gezin een last meedraagt: Hij/zij moet beantwoorden aan de verwachtingen van de
ouders, moet een voorbeeld zijn van gehoorzaamheid en plichtsgetrouwheid voor
de andere kinderen. Hij/zij mag dan thuis zijn, ogenschijnlijk gelukkig, maar
is toch niet echt zichzelf en vrij, want hij loopt steeds op zijn tenen om te beantwoorden
aan het verwachtingspatroon van zijn ouders. De oudste zijn
in een gezin kan ook een keurslijf zijn van onvrijheid, van verlorenheid; er is
te weinig ruimte om zichzelf te mogen zijn. Maar de jongere kinderen nemen/krijgen
vaak meer ruimte en vrijheid om eigen wegen te gaan. Zij trekken de wijde
wereld in, weg van het bestaande patroon thuis, om zelf - desnoods door schade
en schande - uit te zoeken wat hen gelukkig maakt. Zij verkennen hun grenzen,
om tenslotte weer aan te kloppen,teleurgesteld en
berooid. Ook dat leeft in ons; ook al ben ik voor de buitenwereld nog zo
beheerst, mij aanpassend, mij behoorlijk gedragend, diep in mij leeft bij tijd
en wijle ook dat verlangen om alle teugels los te laten, en me te laten gaan.
Beide
kinderen ervaren ten slotte hun verlorenheid: De jongste is alles kwijt
geraakt, letterlijk, heeft ontdekt dat daarbuiten niet het geluk te vinden is,
waar hij naar op zoek was. Hij heeft liefde gezocht maar niet gevonden. Hij
keert weer terug naar zijn thuis, waar hij liefde vindt, onvoorwaardelijke
liefde; er wordt een feest aangericht om zijn thuiskomen te vieren; hij was
verloren maar is nu weer thuis. De oudste voelt zich verloren, juist nu
de jongste alle aandacht krijgt; hij heeft nooit de kans gekregen/genomen om
eigen wegen te gaan zoals de jongste; hij voelde dit altijd al als een tekort; hij
heeft altijd beantwoord aan de verwachtingen van zijn ouders; maar - zo voelt
hij het - hij kreeg nooit de waardering/erkenning,
waarop hij meer recht meent te hebben dan de anderen.
De
oudste zoon voelt zich verloren: hij zit verstrikt in zijn gevoelens van wrok
en miskenning; hij komt er op zijn eentje niet uit.
Het
antwoord - en daar gaat het vandaag om - is de houding van de vader. Beide
kinderen zoek eigenlijk het geluk; maar beide voelen zich verloren. Beide
kunnen het echte geluk alleen vinden als zij terugkeren naar en zich
openstellen voor de open armen van de vader. Want Hij gaat zijn kinderen
tegemoet, hij zoekt hen, hij wil hun geluk. Dat is het beeld van God dat wij, dat
Jezus wil dat wij koesteren. God is niet de strenge oordelende rechter, klaar
om ons lik op stuk te geven voor de scheve schaats die wij gereden hebben. Nee,
God is de liefdevolle ouder, die zelf het initiatief neemt en achter ons aan
gaat om ons aan zijn feesttafel te verwelkomen.
Of
ik mij nu als de jongste of de oudste zoon voel, ik moet weten dat ik
uiteindelijk ben geroepen om als de Vader te zijn, als de Vader, die zijn
kinderen welkom heet, zonder hun ook maar iets te vragen, zonder van hen iets
terug te verlangen.