De liefde van de Vader

© Geert Bles, Heerlen 2010



Het evangelie van vandaag gaat over het verhaal van de verloren zoon. Jezus vertelt dit verhaal, een gelijkenis, nadat de farizeeën en schriftgeleerden zich tegenover hem hadden beklaagd dat Hij zich met zondaars ophield. Hij vertelt deze gelijkenis om de houding van de vader te belichten. God is de liefdevolle vader, die geen verschil maakt tussen zijn kinderen, die letterlijk uitgaat naar beide kinderen, hen beide thuis verwelkomt en aan de feesttafel wil.

 

Zijn vader zag hem al in de verte aankomen en hij werd door medelijden bewogen; hij snelde op hem toe , viel hem om de hals en kuste hem hartelijk: Dat betrof de jongste, die zijn geluk - vergeefs - buitenshuis gezocht had en nu terug kwam.

Maar ook de oudste zoon is eigenlijk een verloren zoon: Hij voelt zich tekort gedaan en sluit zichzelf buiten. Zijn vader ging naar buiten en drong bij hem aan om toch binnen te komen en mee feest te vieren. Dat is het beeld van God, dat hier naar boven komt: Een vader die beiden liefdevol omarmt, geen verschil maakt. Ze mogen zijn die ze zijn, wat er ook gepasseerd is.

 

Het is het beeld van de vader, met een hart dat brandt van verlangen om beide kinderen bij zich te hebben en gelukkig te zien. De vader, die graag zijn kind vooraf zou hebben gewaarschuwd voor de gevaren daarbuiten, maar wiens liefde te groot is om zich op te dringen; wiens liefde vrijheid wil schenken om eigen wegen te gaan; vrijheid om liefde af te wijzen of te beantwoorden; want liefde die  afgedwongen wordt is geen liefde. Het is het beeld van de vader die zijn kind de vrije keus laat, al moet hij machteloos toezien dat hij/zij kwetsuren dreigt op te lopen. Juist zijn liefde verhindert dat hij zijn zoon - koste wat het kost - thuis wil houden; juist deze liefde maakt het zijn zoon mogelijk zijn eigen leven te zoeken, te verliezen en terug te vinden. Dit is het beeld van de vader, van Zijn Vader, dat Jezus hier wil neerzetten in deze parabel.

 

Het is zo herkenbaar onder mensen. Wie kent niet ouders, die veel pijn beleven aan een kind dat zich van hen losmaakt, eigen wegen gaat en de vernieling in dreigt te gaan?  Ze kunnen niet anders dan hun kind de vrijheid laten om zelf te kiezen, hun liefde af te wijzen of  te beantwoorden. Ze staan machteloos, maar ze kijken wel steeds in de verte, zijn in hun gedachten dag en nacht bij hun kind en doen alles om het te bereiken en weer in hun armen te sluiten.

  

Maar ook wat de twee zonen voelen en ervaren is herkenbaar, niet alleen als we rondom ons heen kijken, maar ook binnen in ons zelf. Het ene moment voelen wij ons als de jongste zoon, het andere moment voelen wij in ons de verlorenheid van de oudste. Is het niet vaak zo dat de oudste in het gezin een last meedraagt: Hij/zij moet beantwoorden aan de verwachtingen van de ouders, moet een voorbeeld zijn van gehoorzaamheid en plichtsgetrouwheid voor de andere kinderen. Hij/zij mag dan thuis zijn, ogenschijnlijk gelukkig, maar is toch niet echt zichzelf en vrij, want hij loopt steeds op zijn tenen om te beantwoorden aan het verwachtingspatroon van zijn ouders. De oudste zijn in een gezin kan ook een keurslijf zijn van onvrijheid, van verlorenheid; er is te weinig ruimte om zichzelf te mogen zijn. Maar de jongere kinderen nemen/krijgen vaak meer ruimte en vrijheid om eigen wegen te gaan. Zij trekken de wijde wereld in, weg van het bestaande patroon thuis, om zelf - desnoods door schade en schande - uit te zoeken wat hen gelukkig maakt. Zij verkennen hun grenzen, om tenslotte weer aan te kloppen,teleurgesteld en berooid. Ook dat leeft in ons; ook al ben ik voor de buitenwereld nog zo beheerst, mij aanpassend, mij behoorlijk gedragend, diep in mij leeft bij tijd en wijle ook dat verlangen om alle teugels los te laten, en me te laten gaan.   

 

Beide kinderen ervaren ten slotte hun verlorenheid: De jongste is alles kwijt geraakt, letterlijk, heeft ontdekt dat daarbuiten niet het geluk te vinden is, waar hij naar op zoek was. Hij heeft liefde gezocht maar niet gevonden. Hij keert weer terug naar zijn thuis, waar hij liefde vindt, onvoorwaardelijke liefde; er wordt een feest aangericht om zijn thuiskomen te vieren; hij was verloren maar is nu weer thuis.  De oudste voelt zich verloren, juist nu de jongste alle aandacht krijgt; hij heeft nooit de kans gekregen/genomen om eigen wegen te gaan zoals de jongste; hij voelde dit altijd al als een tekort; hij heeft altijd beantwoord aan de verwachtingen van zijn ouders; maar - zo voelt hij het -  hij kreeg nooit de waardering/erkenning, waarop hij meer recht meent te hebben dan de anderen. 

De oudste zoon voelt zich verloren: hij zit verstrikt in zijn gevoelens van wrok en miskenning; hij komt er op zijn eentje niet uit.      

 

Het antwoord - en daar gaat het vandaag om - is de houding van de vader. Beide kinderen zoek eigenlijk het geluk; maar beide voelen zich verloren. Beide kunnen het echte geluk alleen vinden als zij terugkeren naar en zich openstellen voor de open armen van de vader. Want Hij gaat zijn kinderen tegemoet, hij zoekt hen, hij wil hun geluk. Dat is het beeld van God dat wij, dat Jezus wil dat wij koesteren. God is niet de strenge oordelende rechter, klaar om ons lik op stuk te geven voor de scheve schaats die wij gereden hebben. Nee, God is de liefdevolle ouder, die zelf het initiatief neemt en achter ons aan gaat om ons aan zijn feesttafel te verwelkomen.

 

Of ik mij nu als de jongste of de oudste zoon voel, ik moet weten dat ik uiteindelijk ben geroepen om als de Vader te zijn, als de Vader, die zijn kinderen welkom heet, zonder hun ook maar iets te vragen, zonder van hen iets terug te verlangen.