15e Zondag door het Jaar

© Nan Paffen, Heerlen 2002



Van Pasen tot Pinksteren zingen we in de liturgie heel veel liederen met alleluia. We hebben het zelf net ook gezongen, in ons openingslied en in het glorialied. Het gloria, een dank- en loflied, vast onderdeel in onze liturgie (behalve in de veertigdagentijd).

Vandaag spreekt het evangelie over “verheerlijken”;

Verheerlijken klinkt wat hoogdravend, wat overdreven. Het neigt naar persoonsverheerlijking. We zien vaak dat wanneer iemand dood is, dat er dan alleen nog maar goede dingen gezegd mogen worden over die persoon of dat datgene wat hij deed of zei ineens zo wordt ‘opgehemeld’. We zien het de afgelopen week gebeuren na de moord op Pim Fortuin, we horen het wel tijdens begrafenissen of herdenkingsfeesten.

Maar over het algemeen : Iemand verheerlijken doen wij nuchtere, westerse mensen meestal niet. Is onze liturgie daarom soms ook zo ‘passief’? Gebeurt er daarom zo weinig activiteit in onze liturgie? We zingen wel, maar liefst wat bescheiden, we willen niet opvallen, klappen laat staat dansen of anderszins uiting geven aan onze gevoelens in een viering doen we niet. Dat is niet onze aard. Mijn aard ook niet. Maar toch kriebelt het mij wel af en toe en zou ik willen dat ik wat meer zou durven. Ik kijk wel eens naar een viering op tv, van een Amerikaanse gemeenschap in Nederland; daar wordt geswingd, geklapt, gedanst en gezongen uit volle borst. Daar voel je een enthousiasme zelfs door de beelden heen. Daar zou ik wel tussen willen staan en frank en vrij meedoen.

Maar de tekst van vandaag, wat wil Johannes zeggen als hij zo vaak het woord ‘verheerlijken’ gebruikt?

in het grieks staat er ‘doxa’, meestal vertaald met lofprijzing (daar komt ons woord doxologie vandaan), maar het betekent meer: het is dat wat iemand ‘gewichtig’ maakt, aanzien geeft, dat wat iemand waard maakt om met de meeste hoogachting te bejegenen.

In het OT wordt dit woord verbonden met Jahwe, met God. Jahwe is imponerend door wie hij is. Jahwe verheerlijken is dan ook: Hem de plaats en de eer geven die Hem toekomt, Hem erkennen als waarlijk en enig God. Verheerlijking is dus erkennen dat Jahwe alles en iedereen te boven gaat.

Johannes laat Jezus in zijn gebed zeggen dat God in al zijn aanzien en glorie openbaar wordt door Jezus’ leven en werken. In dit gebed bidt Jezus voor zichzelf en voor zijn leerlingen. Hij bidt voor zichzelf, voor de voltooiing van zijn levensopdracht: hoe hij van God gekomen is, Gods naam heeft geopenbaard aan zijn volgelingen en hoe hij nu verlangt terug te keren naar de Vader, maar vol zorg is voor degenen die hij achterlaat. Hij heeft alles wat hij heeft ontvangen van God, zijn Vader, meegedeeld aan zijn vrienden. En zij hebben in waarheid erkend dat in Jezus de werken van God openbaar werden. (Zelfs de hoofdman onder het kruis stamelde na Jezus’ dood: waarlijk deze was de zoon van God)

En hij bidt dat ook in het leven van zijn leerlingen God verheerlijkt mag worden; dat God zichtbaar en voelbaar wordt in woorden en daden van mensen..

 

Zo bidt Jezus voor zijn leerlingen, en ook voor ons nu (zo mogen we aannemen). Het is nu aan hen (en dus ook aan ons) om Gods woord te bemiddelen, want (zo zegt Hij in vers 11): “ik blijf niet langer in de wereld, zij echter blijven in de wereld terwijl ik naar u toekom”.  Kees Pannekoek verwoordt die gedachte voor mij heel duidelijk. Hij schrijft naar aanleiding van de hemelvaart van Jezus:

Zijn stem zal niet meer klinken op het meer van Genesaret,
in de synagoge van Kafarnaum of in de wandelgangen van de tempel.

Hij legt óns het woord des levens in de mond om het te laten klinken
tot aan de einden der aarde.

 

Zijn handen zullen niet meer de kinderen van Galilea zegenen,
ze zullen niet meer de zieken langs de weg genezen,
zijn handen zullen niet meer troost doen dalen
op de hoofden van zondaars en verstotenen.

Hij legt ons de werken van barmhartigheid in handen, alle zeven,
opdat de wereld troost, vergeving en genezing vinden zal.

 

God verheerlijken is dus niet alleen een mooi gloria zingen, een mooie liturgie verzorgen, eerbiedig zijn, uitgelaten meezingen of dansen ieder naar zijn volksaard. We verheerlijken God als we kunnen laten zien waarom God het waard is geëerd te worden, als we anderen iets kunnen laten ervaren van Gods goedheid, troost, vergeving en liefde. Dan wordt zijn naam verheerlijkt ‘in de hemel én op aarde’. Amen.