In Afwachting van de Geest

© Nan Paffen, Heerlen 2005



Na de Hemelvaart van Jezus verzamelen ze zich op een bovenzaal in Jeruzalem: de apostelen, alle elf, de vrouwen, Maria en de broers.

De apostelen, ze hadden van Jezus de opdracht gekregen naar de stad te gaan om de geest af te wachten.

De vrouwen, ze hadden zijn lichaam verzorgd na zijn dood.

Maria, zij had onder zijn kruis gestaan.

De broers, zij begonnen in te zien dat verwantschap met Jezus alleen van kracht is als ze hem gaan volgen.

Samen bidden ze daar in die bovenzaal om de geest.

 

Het deed me denken aan een beeld uit de vele films die rond 4 en 5 mei op tv te zien zijn over de tweede wereldoorlog. Het zijn met name de beelden van Joden in concentratiekampen, wanneer ze bij elkaar zitten, liggen of hangen in een barak en hun joodse gebeden zeggen. In uiterste nood bidden tot Jahwe om kracht, om uitkomst, om bevrijding uit de handen van kampbeulen, maar ook voor hun geliefden, waarvan ze niet weten of ze nog in leven zijn. Indrukwekkende beelden vind ik dat, een ontroerend groot vertrouwen dat mensen in die vreselijke omstandigheden nog uitspreken en uitzingen. Maar ook aandacht voor anderen die het misschien nog erger vergaat dan henzelf. In alle triestheid is het ook een positief verhaal: het goede blijft in veel van deze mensen behouden; er is hoop en toekomst, al is dat voor veel te veel mensen geen werkelijkheid geworden. In één film ging het om een joodse vrouw uit Hongarije, een gynocologe, in Auswitsch in de kampen gewerkt, die na de oorlog pas vrede met zichzelf en het leven kon vinden wanneer ze meer kinderen op de wereld kon helpen dan ze in het kamp had zien sterven. Dat maakte de dood van die andere niet minder erg, maar gaf lucht aan haar gevoelens dat een nieuwe generatie zou opstaan die de ‘idealen’ van Hitler en de zijnen konden weerleggen en omvormen tot een ideaal van vrijheid en vrede voor iedereen.

 

In het evangelie beschrijft Johannes een gebed van Jezus. Een gebed dat vol staat met mystieke gedachten over Jezus’ verbondenheid met zijn hemelse Vader en met zijn vrienden. En verbondenheid kun je waarschijnlijk het sterkst voelen kan wanneer de omstandigheden uiterst moeilijk worden: bij ernstige ziekte, wanneer je leven niet veilig meer is, wanneer je moet vluchten, bij natuurrampen of als je je partner of ouder niet meer kunt volgen in zijn wereld. Dan vallen alle vanzelfsprekendheden weg en ervaar je hoe je je met hart en ziel verbonden voelt met die ander.

In alle triestheid is het evangelie van vandaag, dat begint met “Vader, het uur is gekomen”, vooral een positief verhaal; een bemoedigend verhaal. Jezus is wel bezorgd om zijn vrienden, maar hij is niet pessimistisch, hij gelooft in hen, hij vertouwt het hen toe om zijn levensopdracht voort te zetten. Het is geen gebed van twijfel of argwaan (als ze het maar kunnen, als ze het maar net zo goed doen). Neen, Hij vertrouwt hen zijn woorden, zijn bewogenheid toe omdat “zij de boodschap die ik hen heb meegedeeld, hebben aangenomen en ze hebben geloofd dat Gij, Vader, mij gezonden hebt.” (vs. 8)

Jezus vertrouwt erop dat zijn leerlingen voldoende bagage hebben meegekregen; ze zijn er klaar voor!  Het verhaal gaat verder…

 

Opvallend is dat Jezus die verbondenheid in dit gebed met zijn Vader en met zijn vrienden verbindt met het woord ‘verheerlijken’: de Vader wordt verheerlijkt in de Zoon en de zoon verheerlijkt de Vader en tegelijkertijd wordt de Zoon verheerlijkt in zijn leerlingen. Dit ‘verheerlijken’ heeft te maken met ‘het werk doen van de Vader’, met doen wat waar is en goed, recht doen.  Het heeft te maken met die naam van Jahwe, die betekent: ik ben, ik ben er voor jou. En Jezus heeft dat letterlijk, in woord en in daad, waargemaakt. Hij heeft God handen en voeten gegeven in zijn er-zijn voor alle mensen, de kwetsbaren en uitgestotenen voorop. In zijn leven wordt God zichtbaar; in zijn leven wordt God verheerlijkt; alleen zo wordt zijn naam geheiligd (zoals we zo vaak bidden in het Onze Vader).

 

Heerlijkheid is het Nederlandse woord voor het Griekse ‘doxa’ (lof, eer)  en het Hebreeuwse ‘kabod’, dat wat iemand aanzien geeft, dat wat iemand waard maakt om met de meeste hoogachting te bejegenen. Verheerlijken is ook de voltooiing, het wezenlijke bestaan, maar niet in een andere wereld –later, na de dood– maar toen en daar (2000 jaar geleden) en hier en nu, waar mensen recht doen aan elkaar, respect tonen voor iedere andere, opkomen voor wie zelf geen stem hebben.

 

Mooie woorden, maar ook moeilijke woorden, zowel moeilijk te begrijpen als moeilijk te doen.

Ik herken me dan ook in de tekst van Ype Kingma, die schrijft:

God, U bent groot in heel uw schepping,

Uw bevrijdende liefde doet mensen opstaan en verder gaan,

Uw visioen van vrede en recht doet mensen niet berusten in het bestaande.

Waarom is er dan zo weinig van uw heerlijkheid te zien in mijn eigen grijze bestaan?

Waarom loopt uw kracht zo vaak vast in mijn onmacht?

Waarom verdrinkt uw woord zo gemakkelijk in mijn lege gepraat?

God wees mij nabij zoals u Jezus nabij was
en verheerlijk uzelf in mij.

 

Amen.