Pasen, en hoe verder?

© Harrie Renckens, Heerlen 2005



Pasen ligt nu al een week achter ons. We zijn weer overgegaan tot de orde van de dag. Misschien heeft Pasen dit jaar voor ons meer betekend dan andere jaren. Voor enkelen was het de nachtelijke wandeltocht in de Paasnacht, voor anderen waren het misschien teksten van een van de vieringen rondom Pasen of het sterven van de paus gedurende de laatste dagen die ons aan het denken hebben gezet.

Van de directe nasleep van het oorspronkelijke Paasgebeuren doen de lezingen van vandaag verslag. In de eerste lezing wordt verteld hoe de leerlingen na de verrijzenis hun leven anders gaan inrichten. Zij raken erg op elkaar betrokken, houden vieringen samen, delen hun bezittingen en vertellen anderen over wat zij met Jezus hebben meegemaakt. Zij stonden daardoor in de gunst bij het volk en hun kring werd steeds groter. Een leefwijze om jaloers op te worden. Heel de geschiedenis door hebben mensen naar dit stukje tekst uit de Handelingen van de Apostelen gegrepen om een vorm te vinden waarin zij samen hun gelovig ideaal gestalte konden geven. Benedictus, Franciscus en in onze tijd Charles de Foucauld en moeder Teresa uit India en vele anderen hielden zich en hun volgelingen dit ideaal van de christelijke gemeente voor. Steeds weer kwamen zij en hun volgelingen er achter dat consequent leven volgens dit ideaal een hels moeilijke opdracht is. Steeds weer ervoer men dat het erg moeilijk is af te rekenen met de toch zo menselijke hang naar bezit, gehechtheid aan status en macht. Afglijden van het ideaal komt dan ook herhaaldelijk voor. Mij lijkt het dat leven naar dit ideaal alleen volgehouden kan worden als de groepsleden steeds opnieuw zich oriënteren op het doel van hun leven. Dat zie je dan ook bij de zusters van moeder Teresa: ze werken enorm hard voor de allerarmsten maar besteden ook veel tijd aan gebed, bijbellezing en gezamenlijke meditatie. Want daaruit putten zij de kracht om vol te houden. Het leven van Jezus is het voorbeeld waaraan zij zich spiegelen.

Ook in de tweede lezing treffen we een verhaal aan over de eerste volgelingen. Er gebeuren wonderbaarlijke dingen. De verrezen Heer treedt door een gesloten deur binnen in de ruimte waar zich de elf apostelen bevinden. Een van hen, Thomas, spreekt zijn twijfels uit over de identiteit van de Verrezene. Deze laat zijn wonden zien en Thomas overwint zijn aarzelingen. Natuurlijk, hier wordt in termen van wonderverhalen gesproken over een bijzondere geloofservaring. Thomas ziet dat de Verrezene dezelfde is als degene die hij eerst gevolgd heeft. Dat is de man die geleden heeft, die de kruisdood heeft ondergaan. De verrezen Heer die zijn vroegere naaste vrienden weer opzoekt, bij hen is, hen vrede wenst, is dezelfde, zij het in andere verschijningsvorm, als die door dezelfde vrienden in de steek gelaten werd toen zijn laatste uur geslagen was. Dezelfde Verrezene heeft ook eerder, in afwezigheid van Thomas, geademd over zijn volgelingen. Een verwijzing naar het scheppingsverhaal. Toen waaide Gods adem over de wateren, nu over zijn leerlingen. Een duidelijk teken van de aanwezigheid van zijn Geest bij zijn eerste groep volgelingen. Thomas zegt dan ook letterlijk: ‘Mijn Heer en mijn God’. De verrezen Heer is de Zoon van God en is met hen. Zo heeft het verhaal van de ‘ongelovige Thomas’ vele aspecten. Vooral gaat het over het ongeloof van de apostel maar het geeft ook aan dat Gods Geest met zijn leerlingen is, de leerlingen die de eerste kerk vormen.

Ook wij vormen nu na bijna 2000 jaren nog kerk. Net als in de begintijd proberen wij vormen te vinden om werkelijk een gemeenschap te vormen in zijn Naam. Net als in de 20 eeuwen voor ons gaat dat niet vanzelf. Steeds weer in de geschiedenis blijken er mensen  te zijn die de anderen mee kunnen trekken in een nieuwe vormgeving van hun ideaal van kerk-zijn. Steeds ook weer zijn er mensen die liever bij de vertrouwde vormen willen blijven. Er ontstaan zo spanningen onder de volgelingen van de Heer. Jammer, maar het schijnt niet anders te kunnen, dat heeft de geschiedenis wel laten zien. Misschien dat het ook niet anders kan. Ook Jezus heeft zijn lijden ondergaan voordat hij verheerlijkt werd. Het verhaal van Jezus is voor zijn volgelingen, tot wie ook wij ons rekenen, het verhaal van de gevaarlijke herinnering zoals een theoloog het ooit noemde. Inzet voor God’s zaak roept per se weerstanden op, kan niet zonder ongemak, gaat gepaard met afzien en lijden. Is kiezen voor een andere wereld, een wereld omgekeerd, waar stemlozen stem krijgen, rechtelozen hun rechten verleend worden.

 

Maar toch, als je naar de lezingen van vandaag luistert, zou je wensen dat het anders was. Dat iedere gelovige op zijn eigen plaats er in zou slagen met anderen in zijn buurt iets waar te maken van dat ideaal, die omgekeerde wereld, uit de eerste lezing. Dat iedere gelovige wat minder last zou hebben van twijfels, er meer op zou vertrouwen dat Gods Geest ook nu nog ademt over ons. Maar die wensen gelden niet alleen voor anderen, maar vooral ook voor onszelf.

Heer, kom mijn ongeloof te hulp, doe mij meer vertrouwen op de kracht van Uw nabijheid in ons midden, maak mij een beter werktuig in uw handen ten dienste van anderen.