Christus Koning

© Mariet Stikkers, Heerlen 2008



Wie van ons heeft niet diep in zijn hart het verlangen naar veiligheid, naar echt gezien en gekend zijn, naar behoed worden voor gevaar, naar Iemand (misschien met een hoofdletter) die altijd voor je op zal komen en zorgt dat je niet verloren loopt? Iemand die jou onvoorwaardelijk liefheeft en de moeite waard vindt?

 

De profeet Ezechiël vertelt over zo Iemand, U hoorde het. Het volk van Israël wordt van alle kanten bedreigd en de heersers laten het afweten en zorgen alleen maar voor hun eigen hachje, ze offeren daar zelfs het volk voor op! Dat is God toch te gortig, zo lijkt Ezechiël te willen zeggen: Hij zelf zal ingrijpen. God zelf zal omzien naar zijn volk, zijn schapen, en zorgen dat ze veilig zijn en verzorgd worden, dat ze geen prooi worden van hebbers en uitbuiters. God zorgt dat er recht gedaan zal worden, dat het scheve in de wereld recht zal worden getrokken.

 

Dat is ook het verhaal van de Mensenzoon op zijn troon in het hemelgewelf, het verhaal van Matteüs. Alle volken zullen voor de koning bijeen worden gebracht en Hij zal onderscheid maken tussen goed en kwaad, tussen zorgvol leven of met de ogen dicht door de wereld gaan. Het onderscheid dat er in feite al is wordt nu openbaar gemaakt. Zorgvol leven heeft te maken met hongerigen spijzigen, dorstigen laven, naakten kleden, gevangenen en zieken bezoeken, vreemdelingen opnemen. Ben je daarmee bezig geweest of niet? Zag je om naar de ander of niet? Het meest verrassende in de lezing is dat de koning zichzelf identificeert met degene die werd gezien of niet gezien, die werd verzorgd of niet verzorgd. En niet alleen identificeert, maar hij is  het zelf! “Ík was hongerig, dorstig, ziek, naakt…  De koning heeft zich totaal vereenzelvigd met de mensen, vooral met degenen die er slecht aan toe zijn. De mensenzoon op zijn troon van heerlijkheid met engelen rondom is gelijk aan de meest behoeftige mens! Dat is wel even wennen!

De ondervraagden zijn zich dan ook van niets bewust: we hebben U helemaal niet gezien! Waar was u dan? Wanneer hebben we u goed gedaan? Of wanneer hebben we niet geholpen? Noch degenen die zorgvol waren, noch degenen die aan alles voorbij liepen zijn zich ervan bewust geweest dat het de Messias zelf is die hun levenspad kruiste. Ze wisten van niets. De rechterhand wist niet wat de linker deed of niet deed.

 

Waar passen wij nu in deze verhalen?

Ook in ons hart leeft een diep verlangen dat het ooit ergens helemaal goed zal komen. Dat alles en iedereen tot recht zal komen. Dat de scheve verhoudingen de wereld uit worden geholpen. Dat ieder van ons mag beseffen wat de gevolgen zijn van onze daden. Dat er Iemand is die het overzicht houdt en die zorgt dat het goed komt. Och wat hunkeren we daarnaar, wat zouden we dat toch graag willen!

Als we het verhaal van Matteüs echter goed verstaan zijn wij zélf degenen die daarvoor kunnen zorgen. We zijn zelf betrokken bij dat proces van recht, van tot ge-recht-igheid brengen. Het ligt in onze eigen handen. Die Iemand, waar we zo naar verlangen, de koning op de troon van heerlijkheid is de mens naast ons, de mens die vraagt om onze liefde en zorg. In íedere mens, vooral in de minste mens, kunnen wij de koning ontmoeten, kunnen wij Gods Gelaat zien. Ieder mens is immers beeld van God!

De bekende Joodse filosoof Levinas zegt: “de blik van de ander zegt: gij zult niet doden. Het is een onvoorwaardelijk oproep om te mogen leven”. En doden kan op velerlei manieren; het kan door de ander het noodzakelijke levensonderhoud te onthouden, maar óók door negeren, óók door doodzwijgen, óók door kleinmaken en kwetsen. Verstaan wij de hunkering naar leven in de ander en durven wij zien dat het eigenlijk God zelf is die smeekt om onze liefde en aandacht, dat het God zelf is die schuilgaat onder ons mensen? Voor Jezus was dat zijn diepste overtuiging. Daarom ook heeft hij totaal voor de ander geleefd, hij heeft zich totaal gegeven aan de mensen zonder enig voorbehoud en met grote liefde. Hij werd de minste onder de minsten. Wij worden uitgenodigd om Hem te volgen op die weg.

Het koninkrijk ligt al vanaf het begin van de schepping klaar voor ons. we mogen er binnengaan door alleen maar mee te geven met de beweging van de liefde, die vanaf het begin in ons hart is neergelegd. We hoeven het allemaal niet zo precies te weten, niet te berekenen: het eenvoudige omzien naar elkaar blijkt van eeuwige waarde! Het is God zelf die onder ons schuilgaat….

 

Ik wil afsluiten met een klein verhaaltje van Martin Buber uit zijn Joodse vertellingen:

Rabbi Baruchs kleinzoon Jechiél speelde eens met een andere jongen verstoppertje. Hij verstopte zich goed en wachtte tot zijn vriendje hem opzocht. Toen hij lang gewacht had, kwam hij uit zijn schuilplaats; maar de ander was nergens te zien. Nu bemerkte Jechiél dat deze van het begin af niet naar hem had gezocht. Daarover barstte hij in tranen uit, kwam huilend de kamer van zijn grootvader binnengehold en beklaagde zich over zijn slechte speelkameraadje. Toen stroomden rabbi Baruch de tranen uit de ogen en hij zei:`Zo spreekt God ook: Ik verstop mij, maar niemand wil mij zoeken.`