Doop van de Heer

© Nan Paffen, Heerlen 2009



Over Johannes gaat het vandaag en over Jezus. Johannes, die ruige, radicale  jongen die een boodschap preekt van boete en ommekeer, die zegt dat de samenleving en zijzelf moeten veranderen. En als teken daarvan doopt hij. Jezus is een andere jongere, uit Nazareth en niet minder radicaal. Ook Hij wil een nieuwe en eerlijke samenleving en Hij liet zich dopen. En dan gebeurt er iets bijzonders. Dan gaat de hemel open. Daar is Gods Geest.

Want: “als gij naar mijn woorden luistert, wordt gij tot Gods zoon herboren, ademt gij zijn levensgeest.

 

Wie de afgelopen week door de sneeuw gelopen heeft, heeft waarschijnlijk ook ervaren dat dit hard werken is. Je moet je voeten hoger optillen, je moet soms balanceren om rechtop te blijven, je moet uitkijken dat je niet uitglijdt als er een bevroren ijslaagje onder zit. Het is soms eng, soms ook gevaarlijk wanneer je niet zo goed ter been bent. Maar het is tegelijkertijd ook zo onbeschrijfelijk mooi. En een nog ongerept landschap roept bewondering op, verwondering ook voor de schoonheid van de natuur, de schepping van God.

Het is voor mijn gevoel ‘regen van de engelen’. Een vorm van neerslag die iets mysterieus heeft, iets verhullends. je ziet niet meer wat er onder ligt. Het maakt alles veel mooier. (Het lijkt een beetje op Kerstmis, wanneer mensen even aardiger voor elkaar zijn en machthebbers het geweld even stilleggen.)

Daaraan moest ik denken bij de slotzinnen van de eerste lezing. Die schrijft Jesaja: zoals de regen en de sneeuw uit de hemel neerdalen en pas daarheen terugkeren als zij de aarde hebben gedrenkt, haar hebben bevrucht en met planten bedekt, wanneer zij zaad hebben gegeven aan de zaaier en brood aan de eter, zo zal het ook gaan met mijn woord. Regen is daarbij vooral het beeld dat de aarde vruchtbaar maakt, dat dorst van dieren en mensen kan lessen; water dat levensnoodzakelijk is. Sneeuw daarentegen is het ‘toetje’, zonder sneeuw kan de mens goed leven. Maar het voegt iets toe aan de natuur. Het verzacht op de een of andere manier de harde werkelijkheid, het dekt ook het lelijke toe. Al is het maar voor korte tijd…..

Maar of Jesaja dat bedoeld heeft, weet ik niet. Maar al mijmerend over het weerbeeld nu, hier buiten, ervaar ik het zo. Voor Jesaja is het woord van God het belangrijkste. En vooral: dat dat Woord zijn werk doet, dat het iets teweeg brengt, dat het niet vruchteloos is…..

 

Aan het woord is de profeet Jesaja. Hij presenteert zichzelf als koopman. Hij prijst zijn waar aan: water en koren, eigenlijk ‘het leven zelf’. Zijn boodschap is zijn koopwaar. Geestelijk voedsel voor onderweg. dat kost niets, tenminste geen geld. Het vraagt dat je luistert, dat je gehoor geeft aan Gods boodschap. Het vraagt dat je God zoekt en hem aanroept, want Hij is nabij. Het vraagt dat je probeert te begrijpen wat Gods gedachten, wat Gods wegen zijn.

Dat is wat die koopman Jesaja aanprijst aan zijn volk, dat op het punt staat weg te trekken uit de ballingschap, van Babylon naar Israel.

 

In het evangelie zien we Johannes de Doper. Ook hij heeft een boodschap voor de mensen. Ook Hij roept mensen op te luisteren naar het woord van God. Dat vraagt bekering, dat vraagt ommekeer, want ‘onze gedachten zijn niet Gods gedachten en onze wegen zijn niet Gods wegen’. En hij stelt daarbij een teken: hij doopt in de Jordaan. Dat is nieuw. En mensen komen naar hem toe. Ook Jezus gaat er heen. Hij herkende zich in Johannes’ pleidooi voor een nieuwe en eerlijke samenleving en wilde zich door hem laten dopen. Hij verlaat Nazareth en trekt naar de Jordaan. Ook Hij is op zoek naar een nieuw begin. En Johannes voelt in elk geval dat Jezus een heel bijzondere persoon is, ‘de sterkere, wiens sandalen hij niet eens mag losmaken’. Zijn eigen dopen met water, zegt Johannes, zal uitlopen op dopen met heilige geest door die sterkere.

Dan wordt, direct na de doop, verteld wie die sterkere, die Jezus dan wel is. Marcus beschrijft een visioen, een stem, een godservaring: hij ziet iets (de hemelen scheuren open en de Geest als een duif neerdalend), hij hoort iets (de stem van God) en daarmee begint het. Voortaan zal Hij een geroepene zijn, Gods zoon, zijn veelgeliefde, in hem heb ik welbehagen.

Marcus wil vooral de diepere betekenis van het doopsel benadrukken. Wij kunnen het mysterie van de Geest nooit vatten, zoals je een duif niet gemakkelijk te pakken krijgt. Daarvoor moet de hemel zich openen. Dan wordt die mens Jezus van Nazareth, die zich laat dopen, evenals al die andere gewone mensen, gezien als Gods welbeminde. Juist daarom is Hij ook ‘de sterkere’. Dat zal blijken uit zijn openbaar leven, waarin hij laat zien en horen wat Gods wegen en gedachten zijn: de kant kiezen van de kwetsbaren, de machtelozen, zij die door rampspoed worden getroffen. Want dan, zo heeft Jezus toen al ervaren, dan komt een stem uit de hemel die zegt: dit is mijn geliefde Zoon, in wie ik vreugde vind. Zo maakt Marcus zichtbaar en hoorbaar wat Jezus bezielde. Een ervaring, een visioen dat hem zijn leven lang vergezelde en de zekerheid gaf: niets en niemand kan hem van Gods liefde scheiden. Dat was zijn kracht. En dat voelden zijn leerlingen en al die mensen die achter hem aan liepen en die in zijn voetsporen zijn doorgegaan.

Jesaja gebruikte dat mooie beeld van die regen en sneeuw die pas naar de hemel terugkeren als ze de aarde gedrenkt hebben en bevrucht en met planten bedekt, als de zaad hebben gegeven aan de zaaier en brood aan de eter. Moge het woord van God ook niet vruchteloos terugkeren; moge het woord van God in ons zaad schieten en vrucht dragen. Met de hulp van die geest die Jezus bezielde kunnen wij dan proberen die wegen van God te gaan, in het voetspoor van Jezus: opkomen voor de zwakken, delen van wat we hebben, niemand in de steek laten en hulp bieden aan wie door rampspoed worden getroffen.

Amen.