Drie-eenheid

© Mariet Stikkers, Heerlen 2008



We vierden vorige week Pinksteren, het feest van de Geest, het feest van vuur en liefde. In groot contrast daarmee de verschrikkelijke rampen in Birma en China. Duizenden doden, miljoenen daklozen. Een junta die humanitaire hulp weigert. De wereld van zijn zwartste zijde. En nog zoveel leed meer, op grote en kleine schaal. En toch…. toch is er ook een heel andere kant.

De lezingen van vandaag spreken daarover. Ze willen ons bemoedigen en uitdagen om aandacht te hebben voor het vele goede en mooie dat er óók is in de wereld. Er is niet alleen ellende, er is ook vreugde. Want is het niet een groot wonder dat wij er mogen zijn, dat we mogen leven, dat we van elkaar kunnen houden, dat er vogels en bloemen zijn, kinderen die spelen, en alweer een nieuw voorjaar? En is het niet een wonder dat er altijd weer mensen zijn die zichzelf geven om de ander gelukkig te maken? Mensen die zich niet angstig vastklampen aan zelfbehoud maar er steeds opnieuw naar zoeken om anderen het leven mogelijk te maken. Mensen die dat ‘zó maar’ lijken te doen, zomaar omdat ze niet anders kunnen. Mensen die geraakt zijn door de liefde, de Liefde met een hoofdletter. Door hen kunnen wij iets ervaren van God, zoals Johannes het ons vandaag vertelt in het evangelie.

Jezus en Nicodemus zijn met elkaar in gesprek. Nicodemus is een schriftgeleerde, die zich door Jezus laat inspireren. Jezus onthult aan Nicodemus zijn visie op God, zijn visie op zijn Vader, en daarmee ook zijn visie op zijn eigen roeping. Hij zegt: “Zoveel houdt God van de wereld dat Hij er álles voor wil geven, álles, zelfs zijn eniggeboren Zoon”. In bijbelse taal betekent dat: het allerliefste, het allernabijste, het allernauwste dat je je maar kunt voorstellen. Het is zó nabij dat je het bijna zelf bent. Jezus ervaart het als zijn roeping dat hij door de Vader bedoeld is om zich te geven voor de mensen, ook voor ons dus, opdat we bewaard zullen blijven voor altijd en niet verloren gaan in de vergetelheid. In Jezus totale gave voor de wereld wil God ons laten leven, ons behoeden voor altijd. Dát is zijn diepste verlangen. Dat is ook de betekenis van zijn Naam: Ik zal er zijn voor jullie!

Kan dat wel? Zó betrokken zijn op de ander dat je er het liefste voor prijsgeeft? Bij God kan alles zeggen we. Maar kunnen we er van ons uit ook iets bij voorstellen? Bij ons gewone mensen? Wij zijn toch immers beeld van God, we lijken toch op Hem? Kan een mens zich helemaal geven voor het geluk van anderen? Ja het kan! We kennen de voorbeelden: brandweerlieden die met gevaar voor eigen leven een brandend pand ingaan om een mens te redden, het gebeurde vorige week nog; mensen die een nier afstaan voor hun broer of zus of kind; ouders die hun kind naar een Derde-wereld-land laten gaan om er te helpen, ondanks hun angst voor wat er allemaal kan gebeuren. Er zijn mensen die werkelijk handelen vanuit een diepe liefde, die niet meer anders kunnen omdat de anderen hen zo intens ter harte gaan. Mensen die zieken of stervenden bezoeken en zichzelf daarbij vergeten. Jongeren die het aandurven om geweld aan te klagen en daarbij gedood worden. Het is de laatste jaren maar al te vaak gebeurd. Of jonge mensen die kiezen voor een stage in een arm land, aanvankelijk misschien alleen om het avontuur en de spanning, maar die gaandeweg zó van de mensen daar gaan houden dat ze zichzelf vergeten. Mensen die trouw blijven aan de ander ondanks afbraak, ziekte en ellende. Ze zijn zeker ook onder ons en misschien zijn we het zelf. Sommige mensen stijgen vér uit boven eigenbelang en zelfbetrokkenheid. In hen wordt Gods liefde zichtbaar. Soms zijn mensen werkelijk onbaatzuchtig, ze doen als God, ze leven in een groot vertrouwen dat het allemaal toch goed zal komen. In vele gevallen is Jezus hun voorbeeld: Hij die leefde in totale zelfvergetelheid, Hij die niet anders kon dan goed zijn, en daarmee doorging tot in zijn dood.

Volgens het evangelie van vandaag is geloven in Jezus doen als Hij en zo deel krijgen  aan dat grote verhaal van God, deel krijgen aan het leven dat nooit verloren gaat. ‘Wie niet gelooft is al veroordeeld’ zegt Johannes. Hij bedoelt te zeggen: wie niet in dat geloof mee kan doen mist een groot geluk. Laten we daarom elkaar meenemen in die liefdesstroom van God, laten we naar elkaar om zien, laten we niet leven voor ons eigen belang.

 

Kijken we ook nog even naar de lezing van Exodus. Mozes doet een hartstochtelijk beroep op Gods liefde: Och trek toch met ons mee in die barre woestijn, laat ons toch niet los. We zijn wel een zondig en halsstarrig volk, maar beschouw ons als Uw eigenste, als helemaal van U, dan komt het wel goed met ons. Aan dat vertrouwen mogen wij ons ook overgeven: we zijn kinderen van God en het komt het wel goed met ons!