Feest van de Openbaring des Heren

© Mariet Stikkers, Heerlen 2005



We hoorden zojuist twee prachtige verhalen.

Dat van de profeet Jesaia vol van schittering en hoop. Een toekomstvisioen van vreugde om de grootheid van God. Een prachtige schildering van een groots gebeuren. Alle volken zullen samenkomen om hun schatten aan te bieden aan de Heer van het leven. Een feest van eenheid en geluk. ‘Als dat eens waar was’ hoor ik U denken. Ja als dat eens waar was. Maar misschien is er toch al meer van waar dan we denken. Overal wordt immers gezocht naar eenheid tégen de splijtende machten in, zowel in religieus als in maatschappelijk opzicht. Denken we maar aan de initiatieven van de gezamenlijke christelijke kerken hier op 16 januari en aan de viering met de moslems binnenkort.

Jesaia zegt: Zie, de duisternis bedekt de aarde en donkerte de volken, maar over U gaat de Heer lichtend op. Sla Uw ogen op en kijk om U heen! U zult het zien en stralen van vreugde. Zien wij nog wel wat er te zien is?

 

Laten we dan ook eens kijken naar het verhaal van Matteus, waarin de magiërs - dat zijn wijzen, sterrenkundigen - uit een ver land op weg gaan om de Koning van de Joden te zoeken. Een koning van een volk waar ze eigenlijk weinig mee te maken hebben. Of toch? Zij hebben zijn ster gezien en niets kan hen weerhouden om op weg te gaan met hun goede gaven om die nieuwe koning te vinden. Wonderlijk. Wat drijft hen? Het enige dat ze willen is: hun geschenken geven aan die koning en hem huldigen. Daar hebben ze alles voor over. Ze zoeken niets voor zichzelf. Ze laten zich meenemen door een teken aan de hemel en zijn eenvoudig en belangeloos gericht op het doel van hun tocht.

De schittering van de kamelenvloed uit Jesaia en het aanvoeren van de grootse geschenken door alle volken wordt bij Matteus wat kleinschaliger en eenvoudiger verteld. Maar de richting van het verhaal blijft hetzelfde: het gaat om de grootheid en om de glorie van de Heer over de grenzen van Israël heen.

 

Ik zou ons willen uitnodigen om in gedachten mee op weg te gaan met de magiërs. Stellen we ons voor dat we vanwege een teken aan de hemel bereid zijn om voor lange tijd alles achter ons te laten en vertrekken naar een ver en vreemd land om te gaan zoeken naar een kindje. Een speld in een hooiberg, want hoe moet je een pasgeboren kindje vinden in een land ongeveer zo groot als Nederland. Hoe weet je dat je op de goede weg bent?

De magiërs gaan eerst naar Jeruzalem, de hoofdstad van dat vreemde land. Daar zetelt de regering en daar huizen de geleerden van de heilige boeken, daar zullen ze wel op de hoogte zijn. Ze informeren naar de pasgeboren koning en iedereen daar schrikt. Ja, want Heródes is immers de koning, als zetbaas van de overheersende Romeinen. Hij zit daar goed, hij heeft het voor het zeggen. Wat moet hij met een nieuwe koning? Die zal hem alleen maar bedreigen in zijn macht. Herodes is een slimmerik. Hij laat de Schriften raadplegen. Ja het klopt, dus oppassen geblazen. Daarom vraagt hij de magiërs hem goed op de hoogte te houden van hun bevindingen. Uit het verdere evangelie van Matteüs weten we immers dat hij de nieuwe koning wil laten vermoorden, zó bang is hij dat zijn macht wordt aangetast.

De magiërs echter hebben geen dubbele agenda. Ze zijn open voor wat zich zal aandienen. Ook al zijn ze zelf niet thuis in de heilige Schriften van de Joden, ze laten zich er wel door raden. Ze staan niet afwijzend tegenover het vreemde, integendeel ze nemen de raad aan. Dat is echte wijsheid. Luisteren naar deskundigen, onderzoeken wat waar is en daarop koersen.

 

De ster die ze hadden zien opkomen ging voor hen uit, zo staat er. Maar hebt U wel eens naar de sterren gekeken? In deze tijd is er altijd een grote lichtende ster, de morgenster zeggen we. Als je loopt of fietst gaat die met je mee en als je stilstaat staat die ook stil. Zo ging dat natuurlijk ook bij de magiërs. De ster stond stil boven de plaats waar het kind was, zegt de tekst. Nee, zíj stonden stil en toen stond de ster ook stil. Maar hoe zouden ze nu hebben geweten dat ze bij de goede plek waren aangekomen? Er staat: ze werden met grote vreugde vervuld! Dát is misschien het teken. Ze zien de ster en worden met grote vreugde vervuld. Bij Jesaia staat het immers ook: U zult het zien en stralen van vreugde, uw hart zal trillen en zwellen.

 

Met grote vreugde vervuld worden openbaart ons iets van wat boven ons uitstijgt, openbaart ons iets van een andere, goddelijke werkelijkheid. Zien en met vreugde worden vervuld horen hier bij elkaar. We kunnen met vreugde vervuld worden en in verrukking raken bij een prachtige zonsondergang, of om de witte sneeuw op een boom, een vliegende vogel, een springend hert, de rimpels op oud gelaat, de ogen van een kind. We kunnen met grote vreugde vervuld worden bij het zien van onze liefsten, de zorgzaamheid van een mens voor een andere mens, spelende kinderen en bij nog heel veel meer. Gaan we maar eens na bij onszelf. Zulke gebeurtenissen raken ons tot in onze ziel. En het zien van een pasgeboren kindje bij zijn moeder is misschien wel het mooiste wat er is. Het kán een echte openbaring zijn van Gods grootheid.Voor de magiërs was het dat. Ze gaan helemaal op in wat ze zien, worden erdoor bewogen en gaan ervoor op de knieën. Grote wijze mannen die op de knieën vallen voor een kindje. Is dat niet ontroerend? Zó geraakt worden dat je ervoor op de knieën gaat? Wat zou ik dat ons allemaal graag gunnen. Zo’n intense ervaring van eerbied en ontzag. Want daar raakt God zelf ons aan.

 

Dat is de betekenis van Jezus! Matteüs wil ons vertellen dat dit pasgeboren kindje betekenis heeft voor alle mensen omdat het een openbaring is van God. In onze mensenwereld is Gods grootheid aan het licht gekomen in een mens. Dat grote wonder wordt ons verteld in het prachtige visioen van Jesaia en in het verhaal van de wijze magiërs bij Matteüs.

Dat ook wij dit mogen zien, juist ook in deze tijd waarin de helft van de wereld intens lijdt onder rampen en oorlogen. Dat we blijven zien dat God zelf zich in een mensenkindje aan ons heeft willen geven.

 

Ergens las ik:

Wie zijn de Wijzen? --

Zij die een koning zoeken,

want goud en zilver zijn geen aanbidding waard

en zonder aanbidding blijft het leven leeg. --

Die een kind zien en de Koning herkennen die zij zoeken,

en neerknielen. Want alleen grootheid kan grootheid herkennen. --

Die hun schatten geven, want wat niet gegeven wordt in het leven

gaat verloren. --

Die terugkeren naar huis, verdwijnen in de stilte,

terug naar hun eigen plaats onder de mensen

want daar wacht het leven.