De Handen uit de Mouwen

© Geert Bles, Heerlen 2005



"Woedend komt op de sabbat een jongen bij de rabbi, zijn vader, bin­nen­lopen. "Nou vader, als ik God was, ik zou het wel weten. Alles wat je hoort en leest, het is allemaal één grote troep! Als ik God was, ik zou..."  Hij krijgt geen kans om uit te spreken. De vader springt op, geeft de jongen zijn jas en zet de voordeur voor hem open. ‘Bent u boos, vader?’  ‘Helemaal niet', antwoordde de vader, ‘ik ben blij; vlug de straat op, dan kun je meteen aan het werk; en doen wat God allemaal zou willen doen.’ Dit is de opdracht, die ons vandaag op Hemelvaart ik de oren klinkt: handen uit de mouwen, en niet alleen gevouwen.

 

Dit is de opdracht, heel direct heel duidelijk. Hemelvaart nodigt ons uit om met vaart de wereld in te gaan en dingen te doen, die Hij deed: tijd vrij te maken voor mensen die op je weg komen en in nood zijn, zomaar zonder agenda in de hand (denk aan de barmhartige samaritaan). Hemelvaart dwingt ons om, zoals Hij, oog en hart te hebben voor juist diegenen, die in onze wereld afgeschreven worden.

 

‘Mannen van Galilea, wat staat ge naar de hemel te kijken?’ klinkt het in de eerste lezing; blijf niet naar de hemel staren en van daar de oplossingen verwachten voor de problemen in deze wereld. Zo'n geloof van christenen is onvolwassen. De bekende theoloog Dietrich Bonhöffer noemt het 'naar de hemel staren' van christenen een truc om hier onze verantwoordelijkheid te ontlopen.

 

Letterlijk zegt hij (ik wil u die passage niet onthouden): ‘wij christenen leven bovenwereldlijk; wij lijken niet echt te geloven in het Rijk van God hier op aarde; wij christenen leven bovenwereldlijk omdat wij de kwalijke truc hebben uitgevonden om christelijk te zijn ten koste van de aarde; bovenwereldlijk kan men prima leven, want overal waar het leven pijnlijk en hinderlijk begint te worden, springt men dan met een flinke afzet de lucht in en vliegt verlicht en onbekommerd naar de zogenaamde eeuwige velden; men springt dan wel over het tegenwoordige heen, men veracht de aarde.’

 

Ik wil een voorbeeld noemen om te illustreren wat Bonhoffer bedoelt, wat ook Jezus bedoelt: zou Zuid Afrika ooit een land hebben kunnen worden zonder apartheid, een land van vrede, van eindelijk gerechtigheid, van eindelijk verzoening, als de zwarte mensen 300 jaar lang naar de hemel hadden getuurd om een oplossing? Zou het daar ooit broederschap en zusterschap tussen zwart en blank geworden zijn, als er niet een Nelson Man­dela was geweest, een Steve Biko, een Ruth First, een John Slovo, een Chris Hani? Hun strijd, hun gevangenschap, hun dood heeft het wonder bewerkt in Zuid Afrika.

 

Zo zijn er voorbeelden dichtbij van mensen, die zijn boodschap verstaan. Geen hemeltuurders, maar mensen met een volwassen geloof; mensen die niet zitten te wachten op wonderen van God, maar die zelf dag en nacht in de weer zijn en het zaad zaaien van goedheid, rechtvaardigheid en liefde, in hun gezin, op  de werkplek, op school, in de wijk, door hun woord, door hun gedrag.

 

Een goede vriendin van mij had als levensdevies een gezegde van Tolstoy: "Alle mensen leven, niet omdat ze zo goed voor zichzelf zorgen, maar door de liefde die zij van anderen krijgen."    En zij leefde ernaar. Op haar bidprentje - ze is enkele jaren geleden verongelukt - hadden haar kinderen geschreven: ‘mama, je bracht niet alleen brood naar anderen, je bracht jezelf! Een­voudig, vriendelijk, genietend van het leven, werd je in vrij­heid op­gepeuzeld door zovele gulzige monden, die genoten van je nabij­heid en zelf sterker wer­den door jou, met jou, alle dagen een beetje meer mens. Je deed mensen groeien."

 

Misschien mag ik (nu wij de eerste Communie vieren), ook de ouders noemen, die dag en nacht in de weer zijn om de kinderen, die God hun geschonken heeft, dàt voor te leven en bij te brengen. Ik denk aan de ernst waarmee zij hun kinderen proberen te leren wat het betekent: het brood met elkaar te delen, het leven met elkaar te delen.

 

Misschien mag ik ook de mensen noemen, die in hun tijd en op hun plaats, de verantwoordelijkheid genomen hebben om te werken aan een andere wereld; die dat met de dood hebben moeten bekopen; vanavond worden zij herdacht op vele plekken in ons land.

 

Ja, zo zijn en blijven er altijd mensen nodig op deze wereld, die dat doen op hun plek; die blijven getuigen van Jezus van Nazaret; die zijn levensopdracht blijven voortzetten. Wij mogen erop vertrouwen, dat onze inzet, onze strijd, onze pijn soms, uiteindelijk vruchtbaar zullen zijn. Dus niet alleen maar de handen gevouwen, maar de handen uit de mouwen; de toekomst is aan ons.