Bij het begin van elke dag is
het mijn gewoonte, voordat ik ook maar aan iets anders begin, om een
kwartiertje te mijmeren en te bidden. Deze week trof mij een tekst uit een van
de psalmen: “Gij hebt
mij als een weefsel in de moederschoot gevormd; ik dank u voor het wonder van
mijn leven.” En ik keek naar de foto van mijn moeder, die tekst liet mij niet
meer los. Ja, zo ben ik ontstaan, zo ontstaat een nieuwe mens, kwetsbaar,
klein, maar veilig in de geborgenheid van de moederschoot, in negen maanden
uitgroeiend tot een volledig mensje, alles erop en eraan, helemaal compleet. ‘Een
wonder’, staat er vaak op een geboortekaartje, en dat is waarschijnlijk het enig juiste woord voor dat
gebeuren. Maar ook voor wat de moeder heeft mogen ervaren; in haar heeft immers
iets plaats gehad dat alle bevattingsvermogen overstijgt. ‘Het leven was het
licht van de mensen’, zegt het evangelie dat we zojuist hoorden.
Ik heb nogal wat kinderen mogen
dopen hier in de kerk; vaak voel ik dan iets van de sfeer van dat heilig
gebeuren. Als ik ouders vraag waarom ze hun kind willen laten dopen, verwijzen
zij bijna altijd naar het geluk en de dankbaarheid om het wonder van geboorte
dat hun is overkomen. Ik herinner mij als de dag van gisteren, en toch is het
al vele jaren geleden, een jonge moeder die hier zat met haar kindje voor de
doop. Zij vroeg of ze iets mocht zeggen. Zij sprak, en zij straalde - tranen
rolden over haar wangen - over het “geluk dat haar zomaar in de schoot geworpen
was. En vandaag, zovele jaren later, zie ik datzelfde
geluk, nu een puber, regelmatig hier in de kerk…. en iedere
keer als ik haar zie, denk ik aan die woorden van toen. Wat een onvoorstelbaar
voorrecht en rijkdom, dit aan de lijve te hebben mogen
ervaren. Deze ervaring speelt door mijn hoofd bij het lezen van het evangelie
van Johannes, dat wij zojuist gehoord hebben.
‘Het woord is mens geworden’, eigenlijk
staat er: is vlees geworden. God is binnengetreden in ons kwetsbare, gebroken,
zondige, broze en weerbarstige bestaan. Daar is Hij aanwezig, niet daarbuiten;
dichterbij kan niet! ‘Gods
woord is vlees geworden, en is onder ons zijn tent komen opslaan; wij hebben
zijn heerlijkheid gezien.’ Het gaat met kerstmis niet zozeer over
iets dat in een ver verleden, 2000 jaar geleden, gebeurd is. Het gaat over iets
heel concreets, over de vraag namelijk, die in elk van ons leeft: een mens te
zijn op aarde, hoe doe je dat? Het gaat over God dichterbij brengen, onder ons,
door zo goed als God te zijn; over God aan het licht brengen in deze wereld,
door in het voetspoor van zijn Zoon te gaan.
Want wat laat Jezus zien? Dat
echte menselijkheid, zoals die uiteindelijk door God bedoeld is, mogelijk is en
voorkomt, al wordt ze ook elke dag weersproken door schreeuwerige oorlogstaal,
door agressie en geweld, op grote schaal en op kleine schaal. Jezus zet ons telkens weer in beweging en houdt ons in de
buurt van het kostbaarste dat diep in ieder van ons leeft: de mogelijkheid tot
‘goddelijke mildheid en trouw’. Jezus laat zien dat
het anders kan, dat wat wij zien in onze wereld niet hoeft te blijven.
Zoals Hij was, kunnen wij worden.
Wij mensen kunnen openbloeien tot een hoogte en een
schoonheid, die we zelf niet kunnen bedenken of voor mogelijk houden. Bethlehem mag
in zekere zin lang geleden en voorbij zijn, maar dat
er iets in ons kan plaats vinden en groeien van die Jezus, dat is niet voorbij;
dat wij - ieder van ons - kunnen uitgroeien tot iets goddelijks, dat is niet
voorbij. Jezus heeft laten zien hoe wij bedoeld zijn,
hoe wij kunnen worden als mens. Hij is de verwezenlijking van wat er diep in
ons aan hunkering en potentieel leeft. In Hem openbaart zich wat diep in ons in
aanleg aanwezig is.
Ja, de echte mens, de mens
zoals die bedoeld is, sluimert in ieder van ons. Daarmee raken wij aan de kern van het
evangelie vandaag: wij zijn niet alleen maar vlees en bloed, niet uit man en
macht, maar uit God geboren. Wij zijn, ondanks al onze tekorten en beperkingen,
dragers van een groot geheim, van de bijna onbeperkte mogelijkheid om als mens
zo goed als God te zijn.