De eerste lezing eindigt,
wanneer God zijn Naam bekend maakt aan Mozes.
“Zeg tegen de mensen, dat Mijn Naam is: Ik zal er zijn voor
jullie.” Het evangelie heeft het ook
over de Naam van God, in het gebed dat Jezus ons nalaat, het Onze Vader.
Wij
bidden dat gebed zo vaak. Het is het eerste dat onze ouders ons leerden
prevelen, nadat wij ‘papa’ en ‘mama’ onder de knie hadden. Wij bidden het
telkens weer aan deze tafel, wanneer wij hier samen komen als gemeenschap om te
vieren: ‘Uw Naam worde geheiligd’. Maar misschien raffelen wij het te vaak
zomaar af en vermoeden wij nauwelijks wat we dan zeggen. Uw Naam, God, die
luidt ‘Ik zal er zijn voor jullie’, worde geheiligd.
Het
is ook zo’n plechtig woord! Zal ik proberen het in verstaanbare taal te zeggen?
‘Uw Naam moet gedaan worden’. God moet gedaan worden, zo simpel is het
eigenlijk. Er is geen andere manier om Zijn Naam te heiligen. Er is geen andere
manier om God recht te doen.
Dit is
wat ons duidelijk gemaakt wordt in de eerste lezing. Het volk is in ellende in Egypte. En God zegt tot Mozes: “Ik zie
het; Ik ga er wat aan doen; Ik ga het volk uit die ellende bevrijden; ik stuur jou om dat te doen. Ik God, wiens Naam is ‘Ik zal er zijn voor
jullie’, ik stuur jou, Mozes, om in dat proces van bevrijding voor te gaan.
Tot op
de dag van vandaag is het niet anders. Tot op de dag van vandaag zal Gods zegen
tot mensen komen door mensen. De wereld zal niet beter, niet anders worden, als
wij mensen elkaar niet tot zegen zijn. Voor het welzijn van de wereld maakt God
zich afhankelijk van ons; Hij stuurt ons om er te zijn voor elkaar.
Ik
hoop dat, als wij elkaar – ouders/kinderen/partner/vrienden/innen - een gezegend nieuwjaar toewensen, dat deze
wens in de rest van het jaar ook daadwerkelijke consequenties heeft, in de zin
van: Ik zal er in het komende jaar zijn voor jou.