Pasen is het grootste feest
van de christenen, de grondslag van ons geloof. “Als er geen verrijzenis is”,
zegt S. Paulus, “dan kunnen wij het wel schudden, dan is al ons gezwoeg
waardeloos, tevergeefs”. Pasen is tegelijk het moeilijkste feest. Kerstmis is
bij voorbeeld tastbaarder
en aantrekkelijker. Kerstmis gaat om een kind in de kribbe; gaat om geboorte
van nieuw leven, terwijl Pasen zich afspeelt rondom dood, rond het graf. Wat is dan toch verrijzenis?
Hoe moet ik dat toch verstaan: opstanding uit het graf, uit de dood?
Met Pasen vieren wij, dat de grafsteen weggerold is;
dat zijn dood niet het laatste woord heeft gekregen. Hij is niet dood; hij
leeft! Dat klinkt door in de verhalen, die in de eerste christentijd verteld
werden en die opgetekend zijn door de vier evangelisten. De verhalen over wat
er precies gebeurd is na zijn dood, rondom het graf en erna, mogen dan
onderling verschillen, in één ding stemmen ze overeen: Hij leeft, hoe dan ook.
En de eerste christenen werden opnieuw geboren; ze werden andere mensen, paasmensen, die in het donker opstaan, en ondanks het
donker verdergaan. En wanneer ze elkaar ontmoetten, bemoedigden ze elkaar met
de groet: 'Hij is niet dood! Hij leeft!’
Zijn lichaam mag dan
stukgeslagen zijn - de graankorrel die moet sterven om tot nieuw leven te komen,
dat was het thema op Goede Vrijdag - zijn geest bleef
onstuitbaar levend aanwezig, niet te stuiten, door niets, ook niet door de
dood. De bevrijdende levenskracht, die
van Jezus uitging, 33 jaar
lang, werd niet te niet gedaan, kon niet te niet gedaan worden, door zijn dood.
DIegenen die hem uit de weg ruimden, dachten van hem af te
zijn. Dood is dood! Maar niets is minder waar. Overal leeft Hij, waar mensen
proberen te doen, te leven als Hij, zoals wij in onze parochie proberen; overal
waar mensen zich aangesproken voelen door Jezus, geraakt worden door de
verhalen over Hem, door zijn idealen; overal leeft Hij, waar mensen zich
inzetten voor het visioen van een wereld waarin het goed is, zoals Gladys uit Sierra Leone, die we in ons midden hebben gehad en zoveel
levenskracht uitstraalde; overal waar mensen opstaan en zich verzetten tegen
geweld, tegen alles wat het leven vandaag bedreigt; tegen alles wat mensen
klein maakt en houdt.
Vannacht heeft een groep
mensen vanuit deze kerk een tocht gelopen door de stilte, door het donker, de
nieuwe dag tegemoet, het licht tegemoet. Ze hebben in hun gedachten mensen
meegenomen, voor wie - door wat ze meegemaakt hebben - het leven nog donker
lijkt. Uit het donker te voorschijn komen naar het licht dat altijd wenkt;
tegen alles in geloven in licht, in levenskracht, in levensmoed, in leven. Dat
is Pasen.
Dat
het kan: een steen weggerold van het graf, licht waar het duister was, leven
dat dood leek, warmte en kleur die de kou verdrijft. Dat het kan, dat we het
beleven en meemaken, dat we elkaar aansteken. Het is een kwestie van zien (met
andere ogen, dat wel) en geloven.
Dit is mijn Paasgeloof in de verrezen Heer! Dit is mijn Paasvreugde die ik met u wilde delen op deze Paasmorgen. Hij leeft! Hij is opgestaan en leeft in deze
tegendraadse gemeenschap, in deze ‘ondergrondse’ kerk. Ik wens u allen een
Zalig Pasen toe.